In zijn onnavolgbare boek “Life in Classrooms” schrijft Philip Jackson dat onderwijs zo complex is dat de realiteit van het lesgeven moeilijk te vatten is en net daardoor aanleiding geeft tot grove vereenvoudigingen en simpele verklaringen: “de daling van de prestaties van de leerlingen ligt aan x, en alleen aan x, dus als we x anders doen, is alles opgelost”. Zulke simplistische redeneringen scheppen orde in de chaotische wereld van het klasleven waar maximale leerkansen aan 22 verschillende individuen moeten geboden worden zodat ze complexe competenties als begrijpend lezen en mathematisch probleemoplossend denken kunnen ontwikkelen.
X is tijd voor de Vlaamse regering. Als schoolteams in de basisschool meer tijd spenderen (nl. de helft van het hele curriculum) aan het onderwijzen van Nederlands en wiskunde, dan zullen de competenties Nederlands en wiskunde van alle leerlingen stijgen. Vanuit een ontwikkelingsgericht perspectief is die redenering simplistisch, vanuit een beleidsperspectief begrijpelijk. Om te beginnen met het beleidsperspectief: de maatregel kan gelezen worden als een stevige poging om bij directies en leraren een urgentiebesef te creëren. Schoolteams van basisscholen moeten er blijkbaar van doordrongen worden dat in de basisschool specifieke basiscompetenties (i.c. Nederlands en wiskunde) centraal staan. Au fond is het de taak van een overheid om curriculaire prioriteiten naar voor te schuiven, al gebruiken de meeste overheden daar meestal geijkte middelen als officiële leerdoelen (minimumdoelen) voor en grijpen ze in de 21ste eeuw minder vaak naar direct sturende ingrepen als het bepalen van hoeveel uur per week er aan een bepaalde competentie moet gespendeerd worden.
Vanuit een didactisch oogpunt is de redenering krakkemikkig. Het beschikbare onderzoek geeft stevige indicaties dat X niet zozeer tijd is, maar kwaliteit van onderwijs. Voor de ontwikkeling van bijvoorbeeld de prille luister- en spreekvaardigheid Nederlands bij kleuters doet tijd (met name de hoeveelheid taalaanbod en spreekkansen die kleuters krijgen) er wel degelijk toe, maar dé doorslaggevende factor is de kwaliteit van de voedende interactie die kleuters met hun volwassen begeleiders aangaan. Voor begrijpend lezen is onder topexperts in Nederland en Vlaanderen een breed draagvlak ontstaan – op basis van wetenschappelijk onderzoek – over de kenmerken van een kwaliteitsvolle leeromgeving. Ook daar gaat het niet zozeer over het aantal uren dat aan het vak Nederlands wordt besteed. Meer zelfs, topexperts in Nederland stellen onomwonden dat de beste kansen voor hoog-kwaliteitsvol onderwijs van begrijpend lezen in de lessen wereldoriëntatie zijn te vinden. Daar vinden leraren immers de meest vruchtbare bodem om leerlingen tot betekenisvolle en motiverende leeservaringen te verleiden, en hen daarbij sterk onderwijs in leesstrategieën aan te bieden. De leerlingen lezen in het kader van wereldoriëntatie-thema’s allerlei teksten – en lezen die diepgaand – om interessante vragen over boeiende onderwerpen te beantwoorden en bouwen tegelijkertijd kennis op rond het onderwerp; die achtergrondkennis helpt hen om teksten nu en in de toekomst beter te begrijpen. Dat leidt tot de interessante vaststelling dat je meer kwaliteitsvolle impulsen voor de verwerving van competenties Nederlands verkrijgt door minder uren aan het specifieke vak Nederlands te spenderen. En tevens: schoolteams die investeren in het aanbieden van meer kwaliteitsvolle impulsen voor taalleren, kunnen die impulsen gaandeweg aanbieden in alle vakken van het curriculum: niet alleen wereldoriëntatie, maar ook bewegingsopvoeding en muzische vorming kunnen door leraren aangegrepen worden om de lees- luister-, schrijf-, spreek- en interactiecompetenties van alle leerlingen maximaal te bevorderen. Schoolteams die in de kwaliteit van hun taalleerimpulsen investeren, winnen automatisch tijd voor taalontwikkeling. Niet omgekeerd. Voor mathematische competenties zal het niet anders zijn.
Er is alvast één partij die zich bij “meer tijd voor het vak Nederlands” in de handen wrijft: de ontwikkelaars van invulboekjes. Het zou me niet verbazen dat bij sommige uitgeverijen nu al wordt uitgerekend hoeveel bladzijden invulboekjes meer kunnen verkocht worden als de tijd voor het vak Nederlands met een factor x omhooggaat. Time is money. Daarbij wordt dan makkelijkheidshalve voorbijgegaan aan de vaststelling dat het “vak” Nederlands zowel in Vlaanderen als Nederlands sterk onderhevig is aan het verkokeringssyndroom, waarbij taalcompetenties oneindig worden opgeknipt in deelaspecten van deelvaardigheden en minideeltjes kennis die alle betekenis en motiverende kracht hebben verloren en waarbij de productieve taalcompetentie van de leerling wordt teruggedraaid naar de fase van de eenwoordzinnen.
De X die ik kwaliteit van onderwijs noemde, vereist professionaliteit van leraren. In ons boek “Taal op School” stellen Marieke Vanbuel en ik dat een krachtig taalbeleid op school twee kerndimensies omvat: de competentie van leraren om in de klas onderzoeksgebaseerde principes van krachtig taalonderwijs (in alle vakken) te implementeren én de competentie van directies om een leerrijke omgeving voor hun leraren te ontwikkelen. In die leerrijke omgeving krijgen leraren de kans om met en van elkaar te leren, te teamteachen, elkaar te observeren, en vooral samen sterker te worden in het aanbieden van kwaliteitsvol onderwijs aan alle leerlingen. We weten uit het beschikbare onderzoek dat bijvoorbeeld de kwaliteit van de interacties in onze kleuterscholen én de interacties rond de teksten die leerlingen op school lezen in veel scholen niet optimaal zijn. Daar valt winst te boeken. Leerwinst. Geef leraren dus tijd om zich te professionaliseren. Tijd voor kwaliteit. Kwali-tijd.