De krant De Standaard wijdt een reeks artikels aan de groeiende kloof in onderwijsprestaties tussen jongens en meisjes. Dat jongens gemiddeld slechter dan meisjes scoren op allerlei onderwijsstatistieken (bv. doorstroming naar het hoger onderwijs, zittenblijven, ongekwalificeerde uitstroom) is niet typisch Vlaams en is een erg complex probleem, waarin zowel biologische factoren (“nature”) als omgevingsfactoren (“nurture”) en persoonlijkheidsfactoren meespelen. Inspirerend vind ik in dit verband het onderzoek van onder andere Becky Frances (UCL London) en Mieke Vanhoutte (Universiteit Gent). Voor een boek over gelijke onderwijskansen dat ik samen met Piet Van Avermaet samenstelde, schreef Becky Frances een artikel waarin ze het onder andere had over “laddishness”: het feit dat het voor veel jongens op een bepaalde leeftijd niet cool meer is om hard te werken en studeren voor school. Meer prestige in de peergroep valt blijkbaar te halen door stoer, risicovol gedrag, dat tegen de regeltjes ingaat. Evenzeer ging het in dat artikel over de feminisering van het onderwijskorps: als bijna alle leraren vrouwen zijn, dan zouden sommige jongens daaruit impliciet de boodschap kunnen halen dat onderwijs niet echt een sector voor jongens is. Ook opvoedingspatronen zouden een rol kunnen spelen, waarin meisjes meer aangemaand worden door hun ouders om in de pas te lopen te lopen en “voorbeeldig” gedrag te vertonen. Frances waarschuwt echter dat geen van die verklaringen sluitend is: we mogen ons niet blindstaren op één eenvoudige uitleg.
Interessant is het onderzoek van Frances naar jongens die tegelijkertijd succesvol zijn op school (qua prestaties) én populair (onder hun jongens-medeleerlingen). Frances geeft aan dat het om jongens gaat die thuis wel degelijk hard studeren maar daar op school vooral niet mee uitpakken, én die tevens op school via andere activiteiten die niet met studeren hebben te maken een positieve, coole identiteit bij hun vriendengroep kunnen hooghouden. Sport op school, bijvoorbeeld, bleek daarvoor in het onderzoek van Frances uitermate geschikt. Of serious gaming bijvoorbeeld. Dat geeft te denken over de mate waarin ons curriculum voldoende ruimte biedt aan jongeren (en jongens in het bijzonder) om via een diversiteit aan activiteiten diverse talenten en persoonlijkheidsaspecten te tonen en te ontwikkelen. Het zou kunnen dat ons onderwijs momenteel een overdosis aan gelijkaardige activiteiten aanbiedt (zit achter je bank, let op, en vul het invulboekje braaf in) en dat sommige jongeren (waaronder veel jongens) op die manier niet voldoende mogelijkheden krijgen om hun potentieel (a) te tonen aan anderen, (b) verder te ontwikkelen, en (c) het in te zetten als pasmunt voor een positief zelfbeeld en imago in de groep.
In mijn boek “Onderwijs voor de 21ste eeuw” heb ik systematisch gepleit voor een curriculum waarin de ontwikkeling van cognitieve competenties cruciaal, maar niet alles-overheersend is. “Een curriculum waarbij de kwaliteit van onderwijs niet alleen wordt afgemeten aan de hand van pure leerwinst, maar ook aan het persoonlijk welbevinden, het zelfvertrouwen, de autonomie en motivatie die leerlingen hebben, én aan de warmte van het sociale klimaat dat leerlingen en schoolteams samen creëren. (…) Een curriculum dat de zin voor het onverwachte, het kunstzinnige en het afwijkende omarmt terwijl gevestigde waarden worden doorgegeven. Een curriculum dat durft te lachen als het al te ernstig wordt en heel ernstig over humor durft nadenken. Een moreel hoogstaand curriculum dat waardigheid, solidariteit en respect doorheen alle lessen en doorheen alle lagen van het menselijk functioneren mengt. Een curriculum dat durft te onderzoeken en te twijfelen aan wat als vaststaand geldt, en dat vastberaden gelooft in de kracht van mensen. Een curriculum dat technologie en economie omarmt, maar er zich niet de wet door laat dicteren. Een curriculum dat inspireert, motiveert, verwondering opwekt en passioneert. Een curriculum dat leerlingen én leerkrachten energie-voor-leren geeft. Een curriculum dat duurzaam leren en duurzaam leven nastreeft.” (p. 41). Veel jongens kunnen daar wel bij varen…