Over de KOALA-resultaten 2024 en misleidende krantenkoppen

De krantenkopbedenker van Het Laatste Nieuws maakte het vanmorgen wel erg bont: “Bijna 1 op 6 spreekt te weinig Nederlands om naar eerste leerjaar te gaan”. Uit de aanhef van het artikel bleek dat de resultaten van de KOALA-afname 2024 (die het Departement Onderwijs gisteren bekendmaakte) de aanleiding voor die titel vormde. Tweemaal vliegt de titel uit de bocht. Ten eerste zegt de KOALA-screening niets over de taalvaardigheid van kleuters om naar het eerste leerjaar te gaan. KOALA is een screeningsinstrument dat aan het begin van de derde kleuterklas van 5-jarigen wordt afgenomen, met de bedoeling kleuters te identificeren die extra taalstimulering nodig hebben. Pas 8 maanden later beslist een klassenraad of een kleuter rijp is om naar het eerste leerjaar te gaan, nadat die kleuter op alle vlakken nog een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt (en sommige kleuters dus maandenlang extra taalstimulering hebben gekregen). KOALA is niet bedoeld, niet geschikt, niet gevalideerd om een rol te spelen in beslissingen aan het einde van de derde kleuterklas. Ten tweede, “Bijna 1 op 6 spreekt te weinig Nederlands”. KOALA is een screeningsinstrument dat schoolse luistervaardigheid Nederlands meet, geen spreekvaardigheid. Op basis van deze twee vaststellingen kan ik niet anders dan deze titel bestempelen als fake news.

Overigens blijken de resultaten van opeenvolgende KOALA-screenings zeer stabiele trends te vertonen. Wie de resultaten van najaar 2021 (eerste verplichte afname in Vlaanderen) tegenover die van najaar 2024 (vierde afname) legt, ziet nauwelijks verschil.  In 2021 scoorde 84,8% van de kleuters groen, in 2024 84,5%. Voor de oranje zone is dat 11,2% (2021) versus 11,1% (2024), en voor rood 3,85% (2021) versus 4,2% (2024). Wie de resultaten van de 4 opeenvolgende jaren naast elkaar legt, ziet het zeer stabiele patroon van ca. 85% groen, 11% oranje en 4% rood.

Ben ik daar tevreden mee? Ja en nee. Ja omdat zoveel kleuters groen scoren. Daar zitten ook heel wat kleuters tussen met Nederlands niet-thuistaal (wetende dat over heel Vlaanderen ca. 28% van de kleuters aantikken op de indicator Nederlands niet-thuistaal). Nee, omdat er nog steeds heel wat kleuters zijn die oranje of rood scoren en die proporties nog niet dalen. Het internationale onderzoek naar taalverwerving door kleuters en naar effectief taalonderwijs voor deze leeftijdsgroep is duidelijk: investeer in de eerste plaats in de kwaliteit van de duizenden interacties die kleuterleraren de hele dag aangaan met kleuters. Daar ligt de grote effectiviteitswinst voor het rapen. Zorg ervoor dat kleuterleraren hun deskundigheid kunnen uitbreiden om binnen die duizenden gesprekjes de drie taalgroeimiddelen aan te bieden die Verhallen en Walst vele jaren geleden al wisten aan te duiden: (a) een rijk taalaanbod dat aansluit bij de activiteiten en interesses van de kleuters en rijkelijk ingebed is in een fysieke of visuele context; (b) taalruimte voor de kleuter zodat die veelvuldige kansen krijgt om zelf ervaringen, opinies, plannetjes, activiteiten, wensen…. te proberen verwoorden, en (c) een voedende feedback die rijkelijk herformuleert wat de kleuter nog niet helemaal gezegd kreeg en verder doorvraagt. Duizenden gesprekjes tijdens de klasdag, soms één-op-één, soms in kleine groep, soms in de grote groep. Soms over plasticine, dan weer over koekjes eten, jasje aandoen, ruzie in de klas, weegschalen, magneten, verborgen schatten, het nieuwe prentenboek, dino’s…. Expliciet woordenschatonderwijs zal daarbij pas renderen indien aangebrachte woorden herhaaldelijk terugkeren in die spontane, natuurlijke, rijke gesprekken. Kennis (van woordenschat) rendeert pas voor kleuters indien die goed ingebed wordt in taken die vaardigheden vereisen.

Beste Vlaamse overheid, geef kleuterleraren dus de ruimte om zich op het vlak van hun interactiecompetenties te professionaliseren. Niet alleen de kleuterleraren van de derde kleuterklas, maar ook die van de 1ste en 2de kleuterklas (want een score op KOALA weerspiegelt welke taalstimulering de leerling al in die eerste jaren op school kreeg). Geef leraren impulsen én ruimte om samen te leren, bij elkaar te gaan observeren, samen voor de klas te staan. Versterk de lerarenopleidingen en het nascholingsaanbod op dit vlak. Zorg voor een interessante kleuter-leraar-ratio en ruimte in de taakinvulling om aan overleg, intercollegiale observatie en professionalisering te doen. Ga er niet van uit dat het uitvaardigen van bindende eindtermen die nood aan ondersteuning van leraren neutraliseert. Integendeel, ze maakt de verantwoordelijkheid van de overheid om leraren te helpen hun pedagogische taak zo goed mogelijk uit te voeren, alleen maar groter.

https://www.hln.be/binnenland/bijna-1-op-6-spreekt-te-weinig-nederlands-om-naar-eerste-leerjaar-te-gaan-in-plaats-van-dubbelop-te-werken-moeten-we-kennis-uitbreiden-en-verdiepen~a536517ac/#:~:text=Bijna%201%20op%206%20kleuters,naar%20het%20eerste%20leerjaar%20mag.

Plaats een reactie