KaBOEM: Beter onderwijs in de B-stroom van het secundair onderwijs

Het is menselijk, het is begrijpelijk: in de B-stroom bestaat het risico dat leraren te lang blijven steken in het onderwijzen van basiskennis en inoefenen van technische (deel)vaardigheden. Maar de lat moet hoger, én de lat kan hoger. Dat is een van de centrale aanbevelingen van het KaBOEM-eindrapport, waarin op basis van onderzoek (inclusief klasobservaties, interviews met leerkrachten en een uitgebreide literatuurstudie) 6 principes voor krachtiger onderwijs in de B-stroom naar voor worden geschoven. Eén daarvan staat centraal in dit blogbericht: Durf uitdagende opdrachten in authentieke contexten aan leerlingen te geven die hoger-orde-denken en complexe vaardigheden vereisen. Laat de leerlingen bijvoorbeeld een soepverkoop organiseren om hun uitstap te bekostigen. Daarvoor moeten ze inschatten hoeveel leerlingen er die dag op school zijn en soep zullen kopen, hoeveel de ingrediënten kosten en welke winst ze kunnen halen. Doctoraatsonderzoeker Hilde van Peteghem stelt in Klasse dat het wetenschappelijk onderzoek op dit vlak duidelijk is: “Authentiek materiaal levert meer leerwinst op bij leerlingen met leerachterstand. En het verhoogt hun motivatie.” 

Tijdens klasobservaties in de B-stroom werd het werken aan zulke uitdagende, betekenisvolle opdrachten door de KABOEM-onderzoekers echter relatief weinig geobserveerd. Volgens de onderzoekers kan dat te maken hebben met lage verwachtingen, maar ook met een cognitieve misvatting van leraren: “De veel voorkomende misvatting is dat leerlingen eerst moeten kunnen onthouden alvorens te begrijpen; eerst moeten begrijpen alvorens toe te passen, etc. (…)” (p. 27). Het gevaar bestaat dat leerlingen zo lang blijven stilstaan bij technische deelaspecten dat er te weinig tijd overblijft voor authentieke, betekenisvolle opdrachten waarin diverse deelaspecten samenkomen. Terwijl net die betekenisvolle opdrachten de leraar de perfecte context én reden kunnen geven om gerichte aandacht te besteden aan basiskennis en deelaspecten. Hoewel “hogere” categorieën verondersteld worden complexer en abstracter te zijn dan de “lagere”, zijn deze echter niet louter cumulatief (Anderson, 2005). Leerlingen kunnen uitgedaagd worden om te ‘creëren’, zonder de inhouden al te begrijpen. Net door hen uit te dagen te creëren, worden ze gemotiveerd om te begrijpen.” (p. 28)

Een voorbeeld uit een van de casus-scholen toont hoe leerlingen tijdens een les wiskunde de opdracht krijgen om een realistisch huis te creëren via een computerprogramma. Na het ontwerpen berekenen leerlingen onder andere hoeveel verf ze nodig hebben om de kamer te schilderen. Leerlingen creëren ook een maquette van één kamer waarbij ze de afmetingen van de meubels opzoeken, deze verschalen naar hun maquette en vervolgens knutselen. Het voorbeeld illustreert hoe hogere-orde denken de ideale aanleiding vormt om leerlingen basiskennis te leren begrijpen en toepassen. De empirische studies waarop KaBOEM is geënt, benadrukken daarbij wel de cruciale rol van leraren in het modelleren van complexe denkprocessen voor álle leerlingen..

Tijdens de lessen waarin dit principe door de KABOEM-onderzoekers wél geobserveerd werd, werkten de leraren met zelf ontwikkeld lesmateriaal. In lessen waarin het principe afwezig was, werd vaak gebruik gemaakt van lesmateriaal van uitgeverijen. Een mogelijke verklaring is dat leraren met eigen lesmateriaal meer mogelijkheden zien om uitdagende leeractiviteiten te ontwerpen die verbonden zijn met de ervaringen van leerlingen en de echte wereld. Een andere verklaring kan gezocht worden in de kwaliteit van de leermaterialen van uitgeverijen. Omdat uit internationaal onderzoek blijkt dat de kwaliteit van leermiddelen mede bepalend is voor de kwaliteit van het gegeven onderwijs, is het essentieel dat uitgeverijen op dit vlak de lat hoger durven leggen. Nog een verklaring is dat de inspirerende praktijken werden geobserveerd bij schoolteams die open stonden voor vakoverstijgend werken: daarbij worden niet alleen grenzen gesloopt tussen vakken en leraren, maar ook tussen vakgebonden handboeken.

Ik vond het Kaboem-rapport in haar geheel erg inspirerend: het beschrijft niet alleen 6 evidence-informed principes voor krachtiger onderwijs in de B-stroom, het gaat ook in op de procesvoorwaarden die in een school bevorderend zijn voor de implementatie van die principes tot op de klasvloer. Het zal niemand verbazen dat meer samenwerking tussen leraren, gezamenlijke visievorming en verhoogde collegialiteit zeer bevorderlijk zijn. Collegialiteit, bijvoorbeeld, verwijst onder andere naar de mate waarin leraren verhalen uit hun klaspraktijk aan elkaar vertellen en waarin ze vernieuwende ideeën bij elkaar aftoetsen: ideeën over authenthieke opdrachten die hoger-orde-denken vereisen bijvoorbeeld….

Het rapport zelf lezen?

Plaats een reactie