Het tijdschrift “Klasse” wijdt in zijn meest recente nummer nogal wat aandacht aan het succes van het Finse onderwijs. In Finland doen leerkrachten dingen waar veel Vlaamse leerkrachten de wenkbrauwen bij fronsen: leerlingen van dezelfde klas krijgen verschillende toetsen; leerlingen in dezelfde klas krijgen verschillende huiswerken; leerlingen krijgen in het basisonderwijs geen punten en moeten niet blijven zitten….
Om zulke – blijkbaar erg succesvolle praktijken – écht te begrijpen, moet je even een knop omdraaien. Van “presteren” naar “groeien”. Ons Vlaamse onderwijs is erg op prestaties gericht. In toetsen, huiswerken, opdrachten vragen leerkrachten aan alle leerlingen van een groep om een bepaalde prestatie op hetzelfde moment te leveren. Dat brengt haast onvermijdelijk met zich mee dat sommige leerlingen het zeer goed doen, andere leerlingen het iets minder doen dan die eerste groep, en nog andere leerlingen het veel slechter doen. Leerlingen worden haast onvermijdelijk met mekaar vergeleken, en met een gemiddelde prestatie. Een toets is goed als hij de befaamde Gauss-curve oplevert: een heel aantal leerlingen scoren in de redelijk-goed-categorie, en links (+) en rechts (-) daarvan een paar uitschieters. Leerlingen die altijd maar langs rechts (-) uitschieten, krijgen veel negatieve signalen, en moeten uiteindelijk “afzakken” naar een ‘lager’ (of ‘later’) presterende groep. Lessen worden op maandag gegeven, en op dinsdag overhoord: er moet meteen een prestatie geleverd worden die aantoont dat de leerlingen ‘het’ geleerd hebben. Leerkrachten die zulke onmiddellijke prestaties verwachten en verlangen, gaan haast onvermijdelijk hun verwachtingen naar onder bijstellen als bepaalde leerlingen op het (door hen) gevraagde moment de gevraagde prestatie niet leveren. Een onderwijs dat heel erg prestatiegericht denkt en acteert, creëert haast onvermijdelijk een groep van uitvallers….
In Finland staat de knop niet op “onmiddellijk presteren” maar op “groeien”. Alles staat in het teken van élke leerling die groeit. Alles vertrekt van de aanname dat niet alle leerlingen op hetzelfde tempo groeien. Leerlingen worden in de eerste plaats met zichzelf vergeleken, in plaats van met anderen. Leerlingen krijgen basisstof, en worden vervolgens gedifferentieerd benaderd om ervoor te zorgen dat ze allemaal blijven vooruitgaan (maar niet noodzakelijk op hetzelfde tempo). Vandaar dat ze soms gedifferentieerde huiswerken, taken en toetsen krijgen. Als ze niet vooruitgaan, moet er gezocht worden naar alternatieve groeperingsvormen, werkvormen of vormen van uitleg die maken dat leerlingen toch vooruitgaan. Alle leerlingen krijgen veel positieve boodschappen (want kinderen en jongeren zijn ‘groeiers’ van nature), en moeten ook veel zélf nadenken over hoe ze tot groei kunnen komen. Ze moeten hardop reflecteren over hoe ze taken en opdrachten uitvoeren, en daaruit leren wat ze anders en beter kunnen doen. Het geloof in de ‘leer-kracht’ van alle leerlingen blijft op die manier gemakkelijker hoog.
De befaamde psychologe Carol Dweck (van Stanford University) benadrukt in haar boek “Mindset” dat leerlingen niet afhankelijk mogen worden van extrinsieke motivatoren. Dat is typisch voor een prestatiegericht systeem: leerlingen die de gevraagde prestatie op het gevraagde moment leveren, krijgen complimenten en goede punten (en gaan vooral studeren om die te blijven krijgen), terwijl de leerlingen die slecht presteren alleen maar negatieve signalen opstapelen. In een “groei-mindset” worden intrinsieke motivatie en autonomie veel belangrijker: jongeren bouwen zelfvertrouwen op omdat ze iets interessants en relevants hebben leren doen, en daar steeds autonomer in worden. Denk gewoon aan jongeren die fanatiek proberen om het volgende level in een super-populair game te bereiken, en u hebt de buitenschoolse variant van die ‘groei-drive’ in jonge mensen te pakken. Een “groei-mindset” zal in het onderwijs veel beter werken als leerlingen interessante, zinvolle competenties opbouwen, en ze zichzelf daarin gaandeweg autonomer en competenter voelen worden. Ze blijven groeien omdat ze zichzelf voelen groeien.
De kritiek die een “groei-mindset” soms krijgt, is dat het in vergelijking met een prestatiegericht systeem tot niveauverlaging leidt. De indruk wordt immers gewekt dat leerlingen niet meer moeten presteren. Het omgekeerde is echter waar. Een groei-mindset vraagt eigenlijk niveauverhoging. In plaats van voortdurend onmiddellijke prestaties te vragen waarbij leerlingen snel feitenkennis in het hoofd hameren om die de volgende dag op te dreunen (te presteren), gaat een groei-mindset uit van voortdurende en langdurige verdieping. Jongeren moeten zinvolle en cruciale competenties steeds diepgaander verwerven. Ze moeten bijvoorbeeld steeds beter leren begrijpend lezen, door (interessante, relevante) informatie steeds kritischer te leren verwerken. Misschien daarom dat de Finnen nog veel beter in begrijpend lezen zijn dan de Vlaamse leerlingen…. en misschien daarom dat onze Vlaamse jongeren het lastig krijgen als ze de informatie in verschillende bronnen moeten vergelijken en vragen over actuele teksten moeten beantwoorden waarop het antwoord niet letterlijk in de tekst te vinden is…..
Dus misschien gaat de échte hervorming van het (secundair) onderwijs hier over: in hoeverre slagen we erin om weer voor élke leerling een groeiscenario te creëren?
Her-vormen is met z’n allen de knop omdraaien en resoluut kiezen voor leerkansen en dus groeikansen voor alle kinderen.
Foei, germanist! Het tijdschrift is onzijdjg en het is dus niet ‘haar’, maar ‘zijn’ nummer. En het is niet ‘wijt’ (van wijten), maar ‘wijdt’ (van wijden). Met de inhoud ga ik volledig akkoord. Er is trouwens ook geen inpectie in Finland : wat een kostenbesparing! Men leidt leerkrachten op tot professionals die op basis van grondige kennis en ervaring zelf beslissen hoe ze hun onderwijs vorm geven. Iets wat een goeie garagist (en zoveel andere beroepsmensen)bij ons ook doet.
Jef Pepermans