Stop de uitstroom van beginnende leerkrachten

Er zijn bepaalde problemen in het onderwijs waarvoor je niet bij een minister moet gaan aankloppen. Als in een school de relatie tussen sommige teamleden zo verzuurd is dat de onderwijskwaliteit eronder lijdt, dan kan de minister van onderwijs daar bezwaarlijk voor op het matje geroepen worden. Als in een groot aantal scholen een bepaalde onderwijsinhoud op een ineffectieve manier wordt onderwezen, kan de minister terecht inroepen dat het niet tot haar taak behoort om voor te schrijven hoe er les moet worden gegeven. Maar als een aanzienlijk deel van de beginnende leraren in Vlaanderen binnen de vijf jaar het beroep weer hebben verlaten, en dit al jaren – nee decennia – wordt aangetoond en aangeklaagd, dan is er meer reden om te spreken van een falend onderwijsbeleid. In dit geval bestaat er zelfs een grote consensus over de specifieke beleidsmaatregelen die de uitstroom van beginnende leerkrachten zouden kunnen indammen. We hebben dus niet eerst een studie nodig.

Ten eerste, een volwaardige aanvangsbegeleiding van beginnende leerkrachten. Er bestond een mentorsysteem voor beginnende leraren in Vlaanderen, maar minister van onderwijs Pascal Smet bespaarde het weg. Alle experts en praktijkmensen zijn het erover eens dat een lerarenopleiding niet af is als een student zijn diploma krijgt. Pas als leraren in het beroep stappen, krijgen ze de volle verantwoordelijkheid om klasgroepen langdurig te begeleiden en op te volgen, met ouders te communiceren en in een team te functioneren. Dit los je niet op door aan de stage van de lerarenopleiding te morrelen: in de bacheloropleidingen is die overigens al vrij omvangrijk, en in de masteropleiding is de helft van de 60 studiepunten al gewijd aan praktijkervaring. Dit los je enkel op door de startende leerkracht een volwaardige ondersteuning door ervaren collega’s aan te bieden, en dat niet alleen tijdens het allereerste jaar, maar tijdens de eerste 5 jaren van de beroepsuitoefening. Fullan en Hargreaves stellen op basis van uitgebreid onderzoek vast dat een leraar pas na zeven jaar echt tot volle wasdom als beroepsuitoefenaar is gekomen, en dat tijdens de eerste jaren coaching en ondersteuning broodnodig zijn.

Ten tweede, een beschermd statuut voor beginnende leerkrachten. Heel veel starters hinkelstappen tijdens de eerste jaren van interim naar interim; in de periodes dat ze aan het werk zijn, hollen velen  van de ene school (waar ze zes uren hebben gekregen) naar de andere (10 uur).  Dat maakt hun taakbelasting, die sowieso al aanzienlijk is, er alleen maar zwaarder op. Zo wordt het voor beginners ook moeilijk om zich volwaardig te integreren in een schoolteam. En net blijkt dat van groot belang, zo blijkt uit onderzoek van Charlotte Struyve e.a. (KU Leuven). Als een beginnende leraar goede sociale relaties binnen een schoolteam kan opbouwen, dan vermindert de kans op uitstroom. Dat kan impliceren dat als de aanvangsbegeleiding wordt ingevoerd, die niet per se met één stagementor moet verbonden worden, maar misschien beter als een gedeelde verantwoordelijkheid van een team wordt ingevuld. En dat impliceert ook dat een beginnend leraar gebaat is bij een beschermd statuut dat een aanstelling gedurende een zekere periode binnen één school garandeert, en waarbinnen idealiter een paar uur per week overleg met collega’s (en dus iets minder lesgeven) zijn ingebouwd.

Ten derde, de verdere reductie van de administratieve last. Beginnende leraren ervaren hun taak in het onderwijs als zeer interessant maar ook zeer zwaar. Een deel daarvan wordt veroorzaakt door de druk om dingen op papier te zetten. Dat kost tijd en voedt bovendien een gevoel van achterdocht: wat niet op papier staat, bestaat blijkbaar niet. Wat niet in het geijkte jargon wordt opgeschreven, wordt niet gedaan. Leerkrachten halen echter de meeste jobtevredenheid uit de interactie met jonge mensen en het bevorderen van hun ontwikkeling. In alle fasen van de beroepsuitoefening, en dus ook in de beginfase, moeten leraren gevrijwaard blijven van alle overbodige maatregelen die hun aandacht en energie afleiden van hun kerntaak.

Ja, sommige van de bovengenoemde maatregelen kosten geld. Maar een lerarenopleiding financieren die voor veel afgestudeerden niet uitmondt in jarenlang beroepsrendement kost ook veel geld. En de tijd die directies moeten steken in het zoeken naar vervangers voor de uitgestroomde beginners kost ook tijd. En frisse, innovatieve ideeën van goede opgeleide, supergemotiveerde jonge leerkrachten zien wegvloeien uit het onderwijs kost kwaliteit. Het is dus maar een kwestie van de juiste keuzes maken.

 

4 gedachten over “Stop de uitstroom van beginnende leerkrachten

  1. Boeiende post over een echt cruciaal onderwerp. Qua praktische uitwerking roepen de voorstellen wel nog vragen op: hoeveel beginnende leerkrachten kan je per school extra betalen, bv wanneer die starten met een tijdelijke vervangingsopdracht, zoals bij een zwangerschapsverlof?

    Je vermeldt twee publicaties. Zou het mogelijk zijn de referenties hier mee te geven om daar nog wat dieper in te kunnen duiken?

  2. Dag Ludwig

    Het boek van Fullan & Hargreaves dat ik vermeld is:
    Hargreaves, A. & Fullan, M. (2012). Professional capital. Transforming teaching in every school. New York: Taylor & Francis Ltd.

    Over het onderzoek van Struyve naar beginnende leraren kan je meer lezen in het volgende onderzoeksrapport:
    C. Struyve, A. Daly, M. Vandecandelaere, C. Meredith, K. Hannes & B. De Fraine (2016) . Mentorschap als een gedeelde verantwoordelijkheid. Het belang van sociale verbondenheid. Leuven; Steunpunt Studie en schoolloopbanen.

Plaats een reactie