Een Lokerse bachelorstudent van Odisee ontwierp het “werkwoordenwiel”. Het blijkt een schijf te zijn waaraan leerlingen kunnen draaien om het beslissingsschema rond de uitgang van vervoegde werkwoorden (d, t, dt?) visueel te zien draaien. Goed idee, en een gezaghebbende krant kopte meteen dat er zo een einde kan gemaakt worden aan de ellende van de dt-fouten. Fout dus. De meeste van die vermaledijde dt-fouten worden immers niet gemaakt op ‘bewaakte’ momenten (dus wanneer iemand er bewust over waakt dat de spelling correct is), maar op onbewaakte momenten.
Onderzoek van Universiteit Antwerpen toonde aan dat we dt-fouten maken omdat we ons tijdens het spontane schrijven laten leiden door ons impliciete taalgeheugen. Dat is sterk onderhevig aan frequentie van blootstelling. De vormen die we het vaakst tegenkomen (‘vermeld’, ‘bepaald’) banen zich het vlotst een weg van ons achterhoofd naar ons voorhoofd en vandaar in onze tekst, zelfs zonder dat we er ons van bewust zijn. Om zulke vormen te corrigeren, moeten we bewust nadenken, en dus onze expliciete regelkennis bovenhalen. Maar dat kost tijd en glucose, en ervaren we bijgevolg als vermoeiend. Als we er geen zin in hebben of als we geen tijd hebben, flitst ‘hij vermeld’ dus vrolijk door cyberspace naar onze ontvanger. Geloof me vrij, ik lees regelmatig chatberichten en mails van collega-academici waarin een dt-fout bleef staan. Ik registreer ze met begrip, want ik begrijp dat ikzelf ook vatbaar en drukbezet ben.
Het werkwoordenwiel van de bachelorstudent heeft wel degelijk haar nut, namelijk om leerlingen te helpen het basisalgoritme onder de knie te krijgen en de regels te internaliseren, en om nadien controles uit te voeren van neergeschreven werkwoordvormen. De werkwoordspelling van het Nederlands verloopt via een heldere set van regels. Het is daardoor een goed voorbeeld van een taalaspect waarvoor directe instructie zeer goed werkt. Herhaalde, gefocuste inoefening kan er vervolgens voor zorgen dat de expliciete regelkennis geautomatiseerd wordt. Maar het duiveltje zit dus ook in geautomatiseerde kennis, namelijk de geautomatiseerde impliciete kennis die ontstaat op basis van communicatief taalgebruik en blootstelling aan natuurlijk taalgebruik.
De Nederlandse taalkundige Helge Bonset schreef tien jaar geleden een artikel over spellingonderwijs in het basis- en secundair onderwijs. Terwijl hij het nut inziet van directe instructie en gefocuste inoefening in het basisonderwijs, pleit hij in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs (als leerlingen al hebben blootgestaan aan ontzagwekkende volumes geschreven taal) voor een andere aanpak, die rust op vier pijlers:
(a) Maak leerlingen bewust van het maatschappelijke belang van een verzorgde spelling in bepaalde situaties en contexten. Leg hen uit waarom en wanneer de buitenwereld gevoelig is voor bepaalde fouten, en welke de gevolgen van dt-fouten kunnen zijn (bv. voor de indruk die je op een toekomstige werkgever maakt);
(b) Moedig leerlingen systematisch aan om elke schrijfopdracht tijdens de laatste fase van het schrijfproces (dus net voor het afgeven, als de inhoud van de tekst helemaal op poten staat) nog eens goed na te lezen op taal-, tik- en spellingfouten, en waar nodig te reviseren. Moedig de leerlingen in deze fase dus aan om de spelling van vervoegde werkwoorden bewust na te kijken. Laat leerlingen desgevallend ook elkaars teksten op vormcorrectheid nalezen.
(c) Geef leerlingen bij het schrijven en nakijken van hun teksten het recht en de kans om alle bruikbare hulpmiddelen te gebruiken. Leer hen om met een spellingcontrole en woordenlijst te werken, en leg hen ook uit wat een spellingcontrole niet kan doen. Laat hen gebruik maken van algoritmes, woordenboeken, en ja, werkwoordenwielen. Als mensen in het echte leven een tekst in het Nederlands of een vreemde taal schrijven die ertoe doet, gebruiken ze ook allerlei hulpmiddelen.
(d) Geef op deze leeftijd enkel de leerlingen die de basisalgoritmes van de werkwoordspelling nog steeds niet begrijpen en de regels nog steeds niet kennen, opnieuw een korte streep expliciet onderwijs, maar doe dat niet voor de hele klas.
Uit de beschikbare onderzoeken in Nederland en Vlaanderen blijkt dat de overgrote meerderheid van de 18-jarigen de spelling van het Nederlands nog steeds goed tot zeer goed beheerst, tenminste in gecontroleerde, bewaakte omstandigheden (bv. bij het neerschrijven van een dictee dat stevig op punten staat). Dat wil echter niet zeggen dat teksten van jongeren niet kunnen wemelen van spellingfouten, integendeel. Het beschikbare onderzoek toont dus vooral aan hoe groot de kloof kan zijn tussen teksten die gedicteerd worden door het impliciete taalgeheugen van jongeren en teksten die door diezelfde jongeren zorgvuldig zijn nagelezen op spellingcorrectheid. Het draait dus niet alleen om een wiel, maar vooral over een wil.
Dit is op X, Y of Einstein? herblogd.
Waarvoor dank Pedro.
Bijzonder interessant artikel met bruikbare didactische tips voor de les Nederlands.