Taalintegratietrajecten: een kwestie van afstemming en duurzaamheid

Eerlijk, ik heb het altijd een vage term gevonden: “taalintegratietrajecten”. Daarmee doelt de Vlaamse overheid op wat er moet gebeuren als blijkt dat een leerling die instroomt in het kleuteronderwijs of het secundair onderwijs slecht presteert op de verplichte taalscreening Nederlands. Een onderzoeksteam onder leiding van Jordi Casteleyn (Universiteit Antwerpen) brengt licht in de duisternis: ze hebben op vraag van het Departement Onderwijs een praktijkgids en wetenschappelijk rapport geschreven over effectieve taaltrajecten voor de leerlingen in kwestie. De hamvraag is dus: hoe bied je leerlingen die de lat van de taalscreening niet halen de meest werkzame taalstimulering en –ondersteuning? In het model en de wetenschappelijk onderbouwde visie die de onderzoekers naar voor schuiven, komen voor mij 2 principes naar boven drijven: afstemming en duurzaamheid. Of negatief uitgedrukt: je kan best niet inzetten op één bepaalde ingreep of didactiek, noch alle heil verwachten van kortstondige ingrepen. One-shot-and-one-size-fits-all? Forget it.

Wat dan wel? Om te beginnen, een meerlagig ondersteuningsmodel (zie de figuur hieronder), waarbij eerst en vooral wordt ingezet op evidence-informed, hoog-kwalitatief onderwijs van alle vaardigheden (de mondelinge en de schriftelijke) in de reguliere klas. Lees: je lost het probleem van “taalzwakke” leerlingen in je klas niet op door hen systematisch uit de klas te halen. Eerst moet de kwaliteit van de interactie en de instructie in de reguliere klas stevig en structureel naar omhoog (en niet alleen tijdens de blokjes in het uurrooster met het etiket “taal” of “Nederlands). In diezelfde klas kan je, nog steeds vanuit preventief oogpunt, sommige leerlingen extra taalstimulering en hulp in kleinere groepjes geven (2de laag). Pas in de derde en vierde laag kan je daar voor sommige leerlingen zo nodig individuele remediëring aan toevoegen, of zelfs buitenschoolse hulp. Cruciaal is echter dat wat er wordt ondernomen in al die lagen op elkaar is afgestemd; de lessen mogen dus geen leven los van elkaar leiden.

Nog meer afstemming: die tussen elementgerichte taalstimulering en de toepassing van die elementen in betekenisvolle taaltaken. Synergie, in plaats van energie die door de ene leraar in het ene (woordenschat!) wordt gepompt en door de andere leraar in het andere (betekenisvolle schrijftaken!). Want als de expliciete kennis van woorden, strategieën, spellingregels of grammaticaregels echt wil beklijven en opleveren, dan moeten ze voor leerlingen herhaaldelijk terugkeren in betekenisvolle taaltaken. De gids bevat veel voorbeelden van hoe het werken aan deelvaardigheden kan worden ingebed in het voorbereiden, verdiepen of nabespreken van een taaltaak, of hoe stapsgewijs de ondersteuning van de leraar kan afgebouwd worden om de zelfsturing van de leerling te verhogen.

Nog meer afstemming, namelijk die tussen talen. De gids pleit ervoor om het volledige taalrepertoire van meertalige kinderen ten volle te benutten. Een andere moedertaal dan het Nederlands is geen probleem, maar een troef en een “kapstok”. Wat ze in hun moedertaal kunnen, kennen en begrijpen kan leerlingen helpen om dat weerbarstige Nederlands beter onder de knie te krijgen. En dan is er onvermijdelijk nog een andere vorm van afstemming: die tussen leren en evalueren. Evaluatie dient om het leren te bevorderen, om vanuit hoge verwachtingen leerlingen feedback te geven die hen vooruitstuwt. Evalueren wordt in krachtige taaltrajecten ook door leerlingen zelf gedaan, zodat ze zicht krijgen op succescriteria voor het uitvoeren van taken, en zichzelf (en hun medeleerlingen) kunnen begeleiden in hun leerprocessen. 

Alle voorgaande vormen van afstemming steunen op de afstemming tussen onderwijsgevenden. Krachtige taaltrajecten organiseren die echt iets opleveren vergt teamwerk, waarbij er voortdurend gecommuniceerd en (sorry voor de herhaling) afgestemd wordt door klastitularissen, vakleerkrachten, zorgco’s, directieleden, en tweede leerkrachten in de klas. Waarbij bewust wordt gezocht naar manieren om elkaars inspanningen beter tot hun recht te laten komen door ze op elkaar te laten inspelen. Hoe heet dat met een zwaarder woord? Juist, talenbeleid. En dat is iets van lange adem: taalverwerving is geleidelijk en vraagt veel herhaling. Dat wil niet zeggen dat kortetermijnsuccessen niet mogelijk zijn, maar een taaltraject is een duurzaam, dynamisch, planmatig traject. Het is een lange weg die met leerlingen wordt afgelegd, geen sprintje dat op een verlaten piste dat met een individuele leerling buiten de schooluren wordt getrokken en waarvan dan wordt verwacht dat diezelfde leerling de marathon gaat winnen.

Meer lezen?

https://www.uantwerpen.be/nl/projecten/taaltrajecten/

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s