In een schoolomgeving wordt van peuters en kleuters vaak gezegd dat ze “nog niet …” zijn: nog niet zindelijk, nog niet rijp om naar het lager onderwijs te gaan. In de recente strategische verkenning van de Vlaamse Onderwijsraad over ons kleuteronderwijs wordt de vraag omgekeerd: zijn onze kleuterschool-omgevingen wel “rijp” om aan de behoeften van jonge kinderen tegemoet te komen?
Experts als Paul Leseman, Michel Vandenbroeck en Katrien Van Laere wijzen op “systeemfouten” in de organisatie van ons kleuteronderwijs. De klasgroepen zijn te groot en – vooral – allerlei schotten zijn veel te stevig opgetrokken. Schotten tussen de leeftijdsgroepen; schotten tussen kinderopvang, de kleuterklas en de buitenschoolse opvang; schotten tussen ouders en schoolteams; schotten tussen de klassen voor de jongste kleuters – waar zorg primeert – en die voor de oudste kleuters, waar onderwijs primeert. Die schotten moeten we durven herbekijken en zo nodig slopen, want het schoolsysteem (met zijn vaste klassen, zijn vaste uurroosters, zijn vaste leerlijnen) past eigenlijk niet op de grillige ontwikkelingslijnen en de sociale, cognitieve en emotionele behoeften van heel jonge kinderen.
Educare is een kernconcept dat in de strategische verkenning van de VLOR naar voor wordt geschoven. Educare sloopt schotten: het staat voor een pedagogische visie waarbij zorg, leren, spelen en welbevinden geïntegreerd worden benaderd. Typische zorgsituaties – zoals verluieren en eetmomenten – bulken immers van de leerkansen. Ze kunnen worden benut om betekenisvolle, taalrijke interacties met jonge kinderen aan te gaan en zo bijvoorbeeld hun taalcompetenties te stimuleren. Zorg is leren, en leren is zorg.
“Daarvoor plaste iemand in zijn broek en was dit ‘oei nu plast die in zijn broek terwijl we bezig zijn’. Alles moest snel gaan. Nu neem ik de tijd om in relatie te treden met dat kind en in interactie te gaan.“ (leerkracht) (VLOR, 2023, p. 113)
Voor kinderen zorgen al die schotten niet alleen voor veel gemiste spontane leerkansen, maar ook voor abrupte overgangen en lastige transities. Elke keer weer komt het kind in een andere wereld terecht en moet het daarvoor “klaar” zijn. Van Laere pleit voor warme transities op allerlei vlakken: laagdrempelige instapmomenten waarbij de ouders met de jongste kleuters mee de klas in mogen om een “zachte landing” te bevorderen; heterogene leeftijdsgroepen waarbij oudere kinderen de jongere kleuters mee begeleiden; transitieleraren die zowel aanwezig zijn in de kleuter- als de lagere school; makkelijke doorgangen (voor ouders en kinderen) van binnen- naar buitenschoolse opvang. Eerder dan het kindgestuurde explorerend/spelend leren en het methodische instrueren (bv. van ontluikende geletterdheid en rekenvaardigheid) apart in te roosteren, dient gezocht naar manieren om beide veel spontaner en dynamischer in elkaar te laten overvloeien. Leseman verwijst naar de effectiviteit van de Montessori-aanpak waarin aan het kind veel initiatief wordt gelaten en instructie op dat initiatief wordt geënt. Eerder dan het jonge kind te verplichten zich te plooien naar een “trickle down pedagogy” die eigenlijk bedoeld is voor oudere kinderen, pleit het kwaliteitsraamwerk van de Europese commissie voor een pedagogie die niet alleen is afgestemd op de behoeften van het jonge kind, maar dat kind ook au sérieux neemt:
“Kinderen zijn niet langer louter kwetsbare wezentjes of lege dozen die naar believen opgevuld kunnen worden. Kinderen, hoe jong ook, zijn competente en leergierige burgers en hebben een actieve rol in het hele proces van leren, samenleven en spel. Elk kind is uniek en heef een eigen inbreng te doen. De kindertijd is daarbij niet enkel een voorbereiding op later, maar een bijzonder belangrijke hier-en-nu periode.” (geciteerd in VlOR, 2023, p. 10)
Een systematische en duurzame professionalisering van alle volwassenen die de jonge kinderen begeleiden in hun leer- en ontwikkelingsproces is van het grootste belang. Binnen het takenpakket van alle teamleden moet meer ruimte vrijkomen voor overleg, co-teaching, en professionalisering. Daarbij mag er geen onderscheid zijn tussen kinderverzorgers en kleuterleraren. Overigens, zo wierp een van de sprekers op de VLOR-studiedag op, kunnen we niet beter stoppen met die term “kinderverzorgers”? Die draagt de schotten immers in zich…
Meer lezen?
Vlaamse Onderwijsraad (2023). De toekomst van het onderwijs aan jonge kinderen. Een strategische verkenning. Brussel: Vlaamse Onderwijsraad.
Volledig akkoord met dit artikel en op de school waar ik werk (en die ik opgestart ben 10 jaar geleden) dragen wij deze filosofie uit en proberen we die in de praktijk uit te voeren. Ik voel echter steeds meer de druk om terug te gaan naar dat oude onderwijsparadigma waarbij kleuters klaargestoomd worden. Het begrip kleuteronderwijzer hoeft voor mij niet meer, het woord begeleider vind ik toepasselijker. Wat de laatste paragraaf betreft ivm de kinderverzorging. Er zit verschil in de opleiding van kinderzorg en kleuteronderwijzer (pedagogisch didactisch). Waar ik wel in geloof is dat we beiden kinderen begeleiden vanuit een andere rol maar met hetzelfde doel.