Directe Instructie is interactief

In een recente video van de “Kennisrotonde” van het Nederlandse Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) wordt Directe Instructie op basis van uitgebreid onderzoek aangeprezen als een effectieve onderwijsaanpak, ook voor leerlingen uit sociaal kwetsbare gezinnen. In de video wordt stevig benadrukt dat effectieve Directe Instructie niet zomaar gelijkstaat met een leraar die expliciete uitleg over een nieuw stukje kennis geeft, maar pas écht goed werkt als de leraar daarbij intensieve interactie met de leerlingen aangaat.

Zo is het in de eerste van de zes fases waaruit DI bestaat (“terugblik en introductie”) belangrijk dat de leraar in interactie met de leerlingen verbindingen legt tussen de inhoud van de vorige lessen, het nieuwe lesonderdeel én de voorkennis van de leerlingen. In de tweede fase, waarin de leraar de nieuwe inhouden presenteert, is het aangewezen dat leerlingen actief participeren in het onderwijsleergesprek door denkstimulerende vragen te beantwoorden en zelf vragen te stellen. In de derde en vierde fasen is begeleide inoefening en toepassing van het geleerde in diverse activerende werkvormen van belang en is het vooral cruciaal dat leerlingen voedende feedback op hun werk krijgen. Ook fasen 5 en 6 (terugblik en terugkoppeling naar wat eerder werd aangeleerd) worden best interactief met de leerlingen vormgegeven.

Een ander kenmerk van Directe Instructie is dat de lesinhoud wordt opgeknipt in kleinere eenheden en deze in een logische, coherente en strak gestructureerde volgorde aan de leerlingen worden aangeboden. De leerlingen maken op die kleinere eenheden oefeningen tot ze dat onderdeel volledig onder de knie krijgen; pas dan schuiven ze op naar het volgende onderdeel (cf. ‘mastery learning’); daarbij moet dus door de leraar goed worden opgevolgd waar de leerlingen zich bevinden en moet zo nodig in niveaugroepen of via individuele aanpassingen worden gedifferentieerd.

Directe instructie blijkt vooral goed te werken voor onderdelen van het curriculum die goed op te delen vallen in kleinere subeenheden, met name als die subeenheden goed te vatten zijn in heldere, ondubbelzinnige, expliciete instructies. Geen wonder dus dat DI zeer goed werkt voor technisch lezen, spelling en een aantal onderdelen van wiskunde. Maar daarmee zijn ook meteen de beperkingen van DI aangegeven. De beschikbare meta-analyses rond begrijpend lezen en functioneel schrijven geven aan dat DI hiervoor minder krachtig is. Directe instructie van lees- of schrijfstrategieën blijkt vooral te renderen als die instructie goed ingebed zit in de uitvoering van functionele lees- en schrijftaken. Hier werkt het model van eerst geïsoleerd inoefenen en pas daarna integreren in holistische taken minder goed (wat ik overigens als lerarenopleider soms betreur, want het zou sommige aspecten van de taaldidactiek eenvoudiger maken als één instructiemodel ondubbelzinnig bleek te werken voor alle onderdelen).

Directe instructie (DI) is overigens een aanpak waarmee leraren best geen klasdag vullen. Veel onderzoekers  geven aan dat het niet is aangewezen om meer dan een uur per dag aan DI te doen. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat het effect van DI op affectieve variabelen (bijvoorbeeld het welbevinden van de leerlingen) niet systematisch positief uitvalt.  

Het onderzoek naar DI sluit in veel opzichten aan bij het onderzoek naar de kwaliteit van interactie tijdens klassikale onderwijsleergesprekken. De kwaliteit van zulke gesprekken blijkt zo variabel te zijn dat klassikale onderwijsleergesprekken zowel de meest effectieve werkvorm als de minst effectieve werkvorm worden genoemd. Veel hangt af van de mate waarin leraren leerbevorderende interacties opzetten met hun leerlingen. Zo zijn er studies (zoals het doctoraatsonderzoek van Laura Black) die aantonen dat tijdens klassikale onderwijsmomenten sommige leerlingen in de interactie sterk bevoordeeld worden en andere leerlingen (vaak leerlingen vanuit een lagere socio-economische achtergrond) “gemarginaliseerd” (dixit Laura Black) worden en net daardoor van gelijke onderwijskansen worden beroofd.

Wat al dat onderzoek aantoont is dat een aantal voedende ingrediënten eender welke onderwijsvorm (dus ook klassikaal onderwijs en DI) kunnen verrijken: (a) het verbinden van nieuwe kennis met de voorkennis van de leerder; (b) het aanbrengen van nieuwe leerstof in pakketjes van haalbare uitdagingen en in heldere, duidelijke bewoordingen; (c) het evalueren van de voortgang van de leerder en het aanpassen van feedback en onderwijsinterventies aan de individuele leerder.

Videoclip Kennisrotonde over Directe Instructie:

Stockard,, J., Wood, T., Coughlin, C., & Khoury, C. (2017). The effectiveness of Direct Instruction Curricula: A meta-analysis of a half century of research. Review of Educational Research, DOI: 10.3102/0034654317751919

Een gedachte over “Directe Instructie is interactief

  1. Het grote probleem met de term ‘directe instructie’ is dat hij niet transparant is. Wie het woord ‘instructie’ leest/hoort, denkt in de eerste plaats aan opdrachten en bij uitbreiding aan top down communicatie. Dan is een interpretatie à la frontaal doceren snel gemaakt, met alle gevolgen van dien. Sinds de term bestaat, moet hij steeds weer worden verduidelijkt om misverstanden als deze (enigszins) te voorkomen. Dat toont aan dat deze term bijzonder slecht gekozen is. Vergelijk met de term ‘taakgericht onderwijs’ die focust op het belang van motiverende, betekenisvolle taken in een authentieke context, maar die veel vaker wordt weggezet als onderwijs dat leerlingen aan opdrachten doet werken, hoe die er ook mogen uitzien. Wie termen als deze verzonnen heeft, had hier beter eerst even over nagedacht…

Plaats een reactie