Het Vlaams onderwijs is zeer goed. Maar het moet beter. De sociale kloof is te groot. De kinderen van laagopgeleide ouders lopen een te hoog risico om ook als laagopgeleide ons onderwijssysteem te verlaten. Dat verlies aan energie en talent kunnen we ons niet veroorloven. Het Vlaams onderwijs moet duurzamer omspringen met de energie en het talent van alle kinderen, ongeacht hun achtergrond.
Wat zegt internationaal wetenschappelijk onderzoek over effectief onderwijs voor kinderen van laagopgeleide ouders? Hoe slagen andere onderwijssystemen erin om meer gelijke onderwijskansen te creëren? Hieronder lijst ik een aantal cruciale wetenschappelijke bevindingen op:
- Investeren in kleuteronderwijs loont. Kleuters kunnen in het kleuteronderwijs al heel wat basisvaardigheden opdoen vooraleer ze naar het eerste leerjaar gaan. Kleuteronderwijs werkt vooral goed als het inspeelt op de belangstelling van de kleuter, en als er heel veel wordt gepraat over onderwerpen, spel en acties waarin kleuters intrinsiek geïnteresseerd zijn. Zo wordt de spontane energie van kleuters al spelend en explorerend omgezet in leren. Het helpt ook als van in den beginne de ouders op een heel informele en laagdrempelige manier bij het onderwijs betrokken worden.
- Differentiatie is essentieel. Leerlingen verschillen in hoe ze leren en in de snelheid waarmee ze bepaalde competenties ontwikkelen. Leerlingen verschillen qua voorkennis, motivatie, interesse en talent. In de beste onderwijssystemen ter wereld wordt veel aandacht besteed aan differentiatie: leerlingen krijgen bijkomende ondersteuning als het leren wat moeilijker loopt, en krijgen nieuwe uitdagingen als het leren goed loopt; de groepering van leerlingen wordt aangepast aan de leernoden van de leerlingen en is niet voor alle vakken en domeinen dezelfde; als aanpak A niet werkt, wordt naar een andere aanpak (een andere manier van uitleggen of ontdekken) gezocht…
- Coöperatief leren in heterogene groepen helpt. Leerlingen kunnen veel leren van andere leerlingen. Leerlingen die het wat moeilijker hebben met bepaalde vakken, kunnen profiteren van het voorbeeld en de steun van leerlingen die sterker zijn voor die vakken. Bovendien is in kleine groepen het leerklimaat vaak veiliger dan in de grote groep.
- Ouderbetrokkenheid is belangrijk. In effectieve onderwijssystemen wordt de afstand tussen school en thuis klein gehouden. Leerinhouden worden verbonden met de thuis- en leefwereld van de kinderen; de ouders zijn goed op de hoogte van wat er op school gebeurt, kunnen informeel met leerkrachten over de ontwikkeling van hun kind praten, en zijn zo beter gewapend om het kind thuis te ondersteunen.
- De leerkracht maakt het verschil. Zowel in basis- als secundair onderwijs speelt de leerkracht een cruciale rol in het stimuleren van de ontwikkeling van de leerling. Leerkrachten die het verschil maken,
- leggen de lat hoog en koesteren tegelijk hoge verwachtingen voor hun leerlingen: ze (blijven) geloven in de ‘leer-kracht’ van elke leerling;
- kiezen voor zinvolle, interessante inhouden en rijke, uitdagende taken die de leerlingen relevant vinden en die hen energie-tot-leren geven. De intrinsieke motivatie van leerlingen is, op lange termijn, immers veel krachtiger als energiebron voor leren dan extrinsieke motivatie (punten, complimenten…);
- verbinden nieuwe inhouden met ervaringen, kennis en vaardigheden die de leerlingen al hebben opgebouwd, ook buiten de school; wat de leerlingen al weten, kunnen en kennen is immers brandstof voor verder leren.
- smeden een warme, veilige band met hun leerlingen, en zorgen ervoor dat leerlingen zich een volwaardig en gewaardeerd lid van de groep voelen; ze creëren vaak het gevoel dat alle leerlingen samen aan een grandioos project werken;
- besteden de beschikbare tijd zo maximaal mogelijk aan leren: ze trachten hun lessen goed te structureren en efficiënt te organiseren;
- voorzien in veel variatie qua werkvormen, met een goede afwisseling van directe instructie, zelfontdekkend leren, groepswerk, individueel werk en buitenschoolse opdrachten, zodat leerlingen nieuwe inhouden op verschillende manieren kunnen ontdekken, toepassen en herhalen.
- overleggen samen met collega’s over het best mogelijke onderwijs, blijven zich verder professionaliseren, en trachten te leren uit wetenschappelijk onderzoek wat het best werkt voor sociaal kwetsbare leerlingen.
Uit de bovenstaande bevindingen kunnen we afleiden waarom zittenblijven voor zoveel leerlingen geen duurzame oplossing blijkt te zijn. Als zittenblijven inhoudt dat leerlingen hetzelfde leerjaar op dezelfde manier moeten overdoen, dan dreigen dezelfde leerproblemen snel weer de kop op te steken. Dan is zittenblijven een gok: we gooien de dobbelsteen nog eens, en hopen dat er een hoger cijfer uitkomt. GOK (werken aan Gelijke OnderwijsKansen), daarentegen, is doelbewust werken aan de duurzame ontwikkeling van kinderen. Daarvoor moeten we naar een individuele leerling durven kijken om te ontdekken (a) hoe de natuurlijke energie-voor-leren van die leerling maximaal kan worden opgewekt, (2) hoe aan die leerling de best mogelijke ondersteuning kan worden gegeven zodat die energie wordt omgezet in daadwerkelijk leren. Dat is immers de beste garantie dat er een positieve leerervaring ontstaat die nieuwe energie-voor-leren opwekt. Het wiel blijft dan duurzaam draaien.
Aan alle leerlingen duurzame ontwikkelingskansen bieden is zonder twijfel een prachtige uitdaging voor het nieuwe schooljaar: de ultieme uitdaging om in alle opzichten rijke verbindingen tot stand te brengen met elke leerling in de klas.