Omgaan met diversiteit in duurzaam onderwijs: leerkrachten zijn de tovenaars van de 21ste eeuw

Leerlingen verschillen. Hun leerprocessen verschillen. Hun toekomstdromen en verleden verschillen. Hoe kan het onderwijs omgaan met die diversiteit? Hieronder volgen 10 korte overwegingen (waarover de lezers van mening mogen verschillen, want uit een verschil van meningen groeien de beste ideeën…):

  1. Elke leerling is een vat vol diversiteit: dat vat moet open! Op een leerling kan je geen etiket plakken dat in 1 of 2 termen samenvat wie die leerling is. Elke individuele leerling is een vat vol talenten en interesses. Het is dan ook cruciaal dat in het onderwijs een breed palet aan inhouden, werkvormen, groeperingsvormen, vakken en activiteiten wordt aangeboden dat leerlingen toelaat hun eigen talenten te ontdekken en ontwikkelen, en het schoolteam toelaat te ontdekken wat elke leerling in zijn mars heeft.  Het eindrapport van het basisonderwijs of een graad in het secundair onderwijs zou dus veel meer moeten zijn dan een lijst met punten: idealiter is het een breed portret van een leerling dat in geuren en kleuren de talenten, interesses, mogelijkheden en toekomstperspectieven  van een rijk individu beschrijven.
  2. Diversiteit in de onderwijsaanpak loont: Leerkrachten die niet alleen uitleg geven, maar ook ruimte scheppen voor buitenschools leren, zelfontdekkend leren, taakgericht leren, projectwerk en groepswerk geven leerlingen kansen om nieuwe inhouden op diverse wijzen te exploreren en duurzamer te verwerven: kennis komt zo tot leven, ervaring wordt uitgediept. Ze geven leerlingen zo ook kansen om te leren op de manier die hen het best ligt. Ze geven leerlingen zin in leren omdat het leren zinvoller en gevarieerder wordt. Leerkrachten die het leerproces van de leerling in het oog houden en hun methode proberen aan te passen aan hoe dat proces verloopt, kunnen het verschil maken.
  3. Efficiënte onderwijssystemen gaan flexibel om met groeperingsvormen:  In de meest efficiënte onderwijssystemen ter wereld zitten leerlingen niet alle uren van de week in dezelfde groep. Ze werken samen in groepjes met wisselende samenstelling (binnen dezelfde klas) en werken soms ook samen met leerlingen die uit andere klassen komen, maar die bijvoorbeeld dezelfde noden aan ondersteuning hebben. Leerlingen kunnen zo met veel andere leerlingen leren samenwerken en kunnen mekaar – over klassen heen – helpen en tutoren: zo maakt een school dankbaar gebruik van de energiebasis die er op de school aanwezig is. Het onderwijs mag zich dus niet door haar eigen structuren laten afschrikken om flexibel op de leernoden van leerlingen in te spelen.
  4. Hoe het beste halen uit elke leerling? Een dialoog tussen diverse partners kan een verschil maken!  Leerkrachten willen het beste halen uit elke leerling. Maar ouders willen dat ook. Als ouders, leerkrachten én leerlingen samen nadenken over wat een leerling interesseert, wat die leerling tot leren brengt,  wat energie-voor-leren opwekt, dan is de kans groter dat een optimaal menu voor de bevordering van het leren samengesteld kan worden.  Duurzaam omgaan met diversiteit is een kwestie van verbindingen leggen. Dus ook verbindingen tussen mensen.
  5. Wie leerlingen wil leren omgaan met diversiteit, mag die diversiteit niet uit de weg gaan:  veel leerlingen praten in de klas over diversiteit, maar praten niet met diverse partners. Als leerlingen zelden buiten hun eigen kring moeten treden of out-of-the-box moeten denken, dan kan je het hen niet kwalijk nemen dat hun wereldbeeld onveranderd blijft. Als de ASO-, TSO- en BSO-richtingen van een secundaire school in verschillende gebouwen gehuisvest zijn, dan kan je het jonge mensen niet kwalijk nemen dat ze het beeld opbouwen dat de leerlingen van verschillende studierichtingen tot verschillende klassen,  standen of werelden behoren. Dan ligt het vormen van stereotypen en denken in gradaties zelfs sterk voor de hand. In een recent artikel in Klasse (nr 228) wordt een school in Zelzate voorgesteld waar de studierichtingen op dezelfde campus liggen en waar de ASO-leerlingen de kans krijgen de TSO- en BSO-leerlingen te ontmoeten, met mekaar leertaken uit te voeren, en te observeren waar de leerlingen van andere studierichtingen mee bezig. Opvallend is dat dit soort ontmoetingen heel wat stereotypen doorbreekt: “Ik had wel een negatief beeld van tso’ers en bso’ers, maar door samen te zitten, zijn die vooroordelen grotendeels verdwenen”, zegt Kato Van den Fonteyne uit 6 aso Moderne talen – Wetenschappen van deze school.
  6. Leerlingen leren niet zomaar ‘al doende’ omgaan met diversiteit: Leren omgaan met diversiteit is een sleutelcompetentie voor de 21ste eeuw. Leerlingen moeten respectvol leren omgaan met verschillen tussen mensen, of die nu van religieuze, culturele, of andere aard zijn. Leerlingen moeten leren samenwerken met mensen die andere ideeën hebben dan zijzelf. Hoe bouwen jonge mensen die vaardigheid op? Volgens Nobelprijswinnaar Kahneman, die veel onderzoek deed naar de werking van ons brein, leren leerlingen dat niet zomaar automatisch door in groepjes samen te werken. Hoe komt dat? Heel wat breinonderzoek toont aan dat elke mens over 2 denksystemen beschikt: ‘Type 1’ is ons intuïtieve, ervaringsgebaseerde systeem dat heel snel beslissingen kan nemen, onbewust werkt, en ons doorheen het dagelijks leven loodst. Type 2  is het systeem dat bewust redeneert: het is veel explicieter, maar verbruikt ook meer energie en concentratie. Als leerlingen samen groepswerken uitvoeren, is de kans groot dat vooral hun type 1-denken aan het werk is, en dat is net heel sterk met ons gevoelsleven verbonden. Omdat Type 1 snel beslissingen moet nemen, vormt het ook heel snel beelden en oordelen (en dat zijn vaak oppervlakkige beelden). Het is net ons type 2-denken (het bewust, rationele denken) dat we moeten gebruiken om onze eigen stereotypen te ontdekken en doorbreken, en onze te snelle conclusies (bijvoorbeeld over mensen) te doorprikken. Dus: leerlingen moeten niet alleen samenwerken met andere leerlingen, ze moeten ook rationeel nadenken over hoe ze samenwerken, over welke beelden ze hebben van andere leerlingen, over hoe ze andere mensen soms benadelen of kwetsen zonder dat ze zich daarvan bewust zijn, over de gevolgen van hun handelingen voor andere mensen. Ze moeten hun impulsieve reacties ten opzichte van mekaar  leren rationeel benaderen.
  7. Verschillen in meningen, ideeën en perspectieven zijn vaak heel vruchtbaar:  Veel van de meest vruchtbare ideeën komen tussen mensen tot stand die het niet helemaal eens zijn of bepaalde zaken vanuit een andere hoek bekijken. Door verschillende ideeën, perspectieven en meningen aan bod te laten komen, wordt de voedingsbodem voor het vinden van efficiënte of creatieve oplossingen veel groter. Mensen die het over alles eens zijn en heel veel ideeën delen, lopen soms vast in hun eigen cirkeltjes. Klassen waar leerlingen hun meningsverschillen of kennisverschillen kunnen uitbuiten om positieve of creatieve oplossingen te bedenken, zijn klassen waard diversiteit duurzaam wordt uitgebuit.
  8. Als talen en energie verloren gaan, gaat een brok positieve diversiteit verloren:  Ons onderwijs verliest nog te veel talent en verspilt nog te veel positieve energie van jongeren. De school vormt voor jongeren een groot deel van hun leven, het deel waar ze veel van hun identiteit aan ontlenen. Het gevoel van niet-thuishoren op de school mag niet overheersen. De school mag geen haven zijn waar sommige schepen niet mogen aanmeren.  Als scholen dag-in-dag-uit kunnen uitademen dat diversiteit loont, de norm is, positief gebruikt kan worden, dan ademen leerlingen dat in, en kunnen zij met dat geloof, met die ervaringen, en met die kennis de wijde wereld in. De diverse wereld. Dan hebben ze op school geleerd dat verschillen tussen mensen geen ondoordringbare muren, geen onoverbrugbare kloven of onoplosbare geschillen hoeven op te werpen. En dat als er al geschillen optreden, die uitgepraat kunnen worden.
  9.  Leren omgaan met diversiteit is een competentie: een samenspel van kennis, attitudes en vaardigheden. Voor leerkrachten is het omgaan met diversiteit geen sinecure. Dat vereist kennis (soms zelfs gespecialiseerde kennis over bepaalde leerstoornissen of bepaalde methodieken), de vaardigheid om te differentiëren en breed te evalueren, en bovenal de attitude van mensen met een groot hart en met een torenhoog geloof in de ‘leer-kracht’ en positieve bijdrage van elke leerling. Leerkrachten zijn de tovenaars van de 21ste eeuw.
  10. Noch een idealistische, noch een fatalistische visie op diversiteit zullen veel zoden aan de dijk brengen: Diversiteit is niet per definitie heilzaam. Verschillen tussen mensen leiden soms tot conflicten, geweld, brutaliteiten. Diversiteit is ook niet per definitie problematisch. Alles hangt af van hoe de diversiteit wordt benaderd en bespeeld. De duurzaamheid van ons onderwijs zal in grote mate afhangen van de professionaliteit waarmee leerkrachten de diversiteit onder de leerlingen weten te bespelen.  Om maar een paar voorbeelden te geven: een basisvorming tot 14 jaar zal maar echt renderen als er op de diverse interesses, talenten en leernoden van leerlingen flexibel kan worden ingespeeld door leerkrachten. Heterogene klassen en groepen kunnen profijt opleveren voor alle leerlingen als de leerkracht professioneel differentieert en gebruik maakt van peer tutoring. Leerkrachten verdienen het om in het opbouwen van die competentie maximaal ondersteund te worden. Geen hervorming van onderwijs zonder vorming van leerkrachten. Geen positieve diversiteit in het onderwijs zonder expert-professionaliteit van onze leerkrachten.
Advertentie

2 gedachten over “Omgaan met diversiteit in duurzaam onderwijs: leerkrachten zijn de tovenaars van de 21ste eeuw

  1. Beste Kris,

    Allereerst vind ik het schitterend wat je doet: de week inzetten met een uitdagende tekst over de dingen die ertoe doen, met als ‘leitmotiv’ het duurzaam leren van leerlingen, leraren en teams! Ik wil even ingaan op je laatste overwegingen, waar je basisvorming tot 14 en de competenties van leraren centraal stelt.
    Persoonlijk vind ik ‘basisvorming tot 14’ een vrij eenzijdige benadering, die door de tegenstanders ervan gemakkelijk te pareren valt: uitgestelde keuze is voor een aantal leerlingen zinloos enz. Als je echt ‘out of the box’ denkt noem je de middenschool waar ik voor sta (van 10-14) geen basisvorming. In de basisschool (2,5 – 10) zet je in op fundmentele(elementaire basisvaardigheden) en omgevingsgerichte (leefwereld, klas- en brede schoolomgeving) basisvorming. De middenschool is gericht op zelfkennis, zelfverantwoordelijk leren, talentontwikkeling… in een zeer flexibele setting, op vlak van methodieken, groeperingsvormen, werkvormen… met gedreven leraren die hun eigen talenten optimaal inzetten: vakmensen (van binnen en buiten de school) die leerlingen vanuit hun vakkennis en veelzijdige talenten inspireren en begeesteren, coaches die vanuit hun relatiegerichtheid perspectief nemen van de leerlingen en hen competentiegericht begeleiden doorheen hun meerjarig leertraject en organisatoren die geïntegreerde projecten en ateliers opzetten en de leerlingen meenemen in schitterende verwezenlijkingen die de ‘motor’ draaiende houden en maximale energie-tot-leren genereren.
    Het is vooral een kwestie van de juiste onderwijs- en begeleidingsteams samen te stellen die hun eigen talenten in gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de leerlingen inzetten. Waarbij je dus niet verwacht dat iedereen expert wordt op elk terrein, maar waar excellente leraren hun eigen deskundigheid verder kunnen ontwikkelen om die SAMEN en complementair in te zetten, zodat de leerlingen zich maximaal en breed kunnen ontwikkelen. Ik meen dat al te veel ‘stretchen’ en dus verwachten dat leraren op elk van de drie bovengenoemde terreinen meesterschap ontwikkelen vooral veel verloren energie en vaak frustratie teweeg kan brengen. Laat ons de verschillende talenten zo goed mogelijk trachten te matchen, zodat het geheel veel meer wordt dan de som van de delen.
    Uiteraard blijft een stevig basispakket deel uitmaken van de opdracht van de middenschool, maar reeds in de loop ervan ontstaat consequent talentontwikkeling en ook voor de leerlingen kansen om de eigen specifieke competenties te ontdekken en al beperkt uit te diepen en op die manier de basisvorming al een stuk te ontgroeien.
    Ik zou het bijzonder uitdagend vinden om dit idee met een aantal onbevooroordeelde deskundigen en los van al te veel belangenbehartiging conceptueel verder uit te werken.

  2. Pingback: Duurzaam onderwijs | met knisper in de klas

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s