De kop van de krant “De Standaard”(op 12/12/12) loog er niet om. Uit de internationale TIMSS-studie blijkt dat de Vlaamse leerlingen van het vierde leerjaar heel goed rekensommen kunnen oplossen, maar veel minder goed zijn in het toepassen van wiskundige kennis bij het oplossen van vraagstukken over aardrijkskunde of natuurkunde. Professor Van Damme (KU Leuven) spreekt van een duidelijke trend: het Vlaams onderwijs is sterk kennisgericht, maar scoort minder goed als het gaat om het kritisch, creatief, en flexibel toepassen van kennis om levensechte problemen aan te pakken.
Iets gelijkaardigs bespeuren we in de periodieke peilingen taal (basis- en einde secundair onderwijs) en in de PISA-peilingen: voor begrijpend lezen kunnen onze jongeren heel goed vraagjes beantwoorden waarop het antwoord letterlijk in de tekst is terug te vinden, maar scoren ze een pak minder goed als ze informatie uit diverse teksten (of paragrafen) moeten combineren en die gebruiken om allerlei wereldse taken mee uit te voeren. En velen hebben het moeilijk om informatieve en persuasieve boodschappen (zoals reclame) van elkaar te onderscheiden.
Vorig jaar konden we via de media ook al vernemen dat de Vlaamse jongeren, in vergelijking met andere landen van West-Europa, het meest terughoudend staan tegenover de multiculturele samenleving en tevens laag scoren qua actieve burgerzin.
Is het Vlaams onderwijs een boot aan het missen? De boot van de 21ste eeuw? Hij is los van de kade…. In de Visietekst Duurzaam Onderwijs (zie elders op deze blog) somde ik een aantal competenties op die internationaal naar voor worden geschoven als cruciaal voor de vorming van jonge mensen in de 21ste eeuw. In een notendop: om hun huidige en toekomstige leven volwaardig te kunnen uitbouwen en om de toekomst van de planeet te verzekeren, moeten studenten van de 21ste eeuw leren om:
– kennis toe te passen in diverse contexten: ze moeten met kennis leren werken, spelen, ontwerpen…
– sociale relaties te doen werken: ze moeten samen leren werken, spelen, ontwerpen, leven…
– hun verbeelding te doen werken en complexe problemen op een creatieve manier oplossen;
– technologie voor hen te doen werken: ze moeten technologische toepassingen kritisch, constructief en creatief kunnen aanwenden om hun leven en dat van anderen te verbeteren;
– verandering te doen werken: eerder dan bang te zijn van verandering, moeten ze leren omgaan met evolutie, nieuwe wendingen, en vernieuwing.
– hun eigen ‘leer-kracht’ te doen werken: ze moeten leren leren, en de competenties opbouwen om zich hun hele lang te blijven ontwikkelen.
– hun leven te doen werken: ze moeten opgroeien tot zelfstandige, rationeel denkende mensen die hun leven in eigen handen kunnen nemen.
Om nog even terug te komen op de kop van de Standaard. Het vak “Wereldoriëntatie” biedt in het basisonderwijs ongekende mogelijkheden om aan de bovenvermelde competenties te beginnen werken. Maar daartoe zijn wel 21ste eeuwse curricula en handboeken nodig, navormingen voor leerkrachten, en inspirerende voorbeelden waarin getoond wordt hoe je kinderen van de basisschool binnen wereldoriëntatie kennis kunt laten gebruiken om ermee te werken, spelen en ontwerpen. Misschien is het ook geen slecht idee om op termijn in elk team van een basisschool een paar leerkrachten met een masterdiploma te hebben. Een masterdiploma Wetenschappen bijvoorbeeld: die zou dan de lessen technologie en wetenschappen op zich kunnen nemen, want daarover zijn heel veel leerkrachten van het basisonderwijs, blijkens de TIMSS-studie, heel erg onzeker. Niet dat we per se de Finse toer moeten opgaan (waar alle leerkrachten een masterdiploma hebben), maar een paar masters in het basisschoolteam kunnen een vernieuwde dynamiek geven aan het vak Wereldoriëntatie, het vak Frans, het taalbeleid, of het algehele schoolbeleid van de school. Het is maar een idee…