Ik heb eindelijk “Experience and Education” van John Dewey (1938) gelezen. Het is een van de meest invloedrijke boekjes in de geschiedenis van de onderwijsliteratuur. Ik had één brandende vraag toen ik eraan begon: Wat zegt John Dewey echt over de rol van ervaring in het onderwijs?
- Zijn alle ervaringen even leerrijk? Nee. Heel wat ervaringen houden ons gewoon op het niveau waar we al zitten, sommige ervaringen houden verdere ontwikkeling zelfs tegen. Onderwijs moet dus niet zomaar toegeven aan de emotionele impulsen van jonge mensen en hen alleen maar de ervaringen laten aangaan die ze willen aangaan, want dat geeft geen enkele garantie op echte ontwikkeling.
- Welke ervaringen zijn dan wel leerrijk? Ervaringen in het heden WORDEN leerrijk als iemand eruit kan leren hoe situaties in de toekomst beter kunnen worden aangepakt. Maar daarvoor moet de ervaring worden doorgrond en begrepen.
- Hoe kan een ervaring worden doorgrond en begrepen? Twee principes zijn cruciaal: het principe van continuïteit en het principe van interactie. Continuïteit staat voor het maken van verbindingen: de leerder moet inschatten waartoe een ervaring kan leiden (wat is het doel? Wat zijn mogelijke gevolgen?), en moet leren inschatten hoe een doel het best kan bereikt worden of hoe kwalijke gevolgen het best kunnen worden vermeden. Daarvoor moet het individu eerdere ervaringen (van zichzelf of van anderen) analyseren, en inschatten wat er fout kan gaan, wat de gevolgen van bepaalde acties zijn, wat de beste weg naar het doel is. Voor- en nadelen worden afgewogen, kennis wordt ingebracht om de ervaring te analyseren. Men zegt dat het onderwijs mensen moet voorbereiden op de toekomst: de enige echte voorbereiding voor de toekomst bestaat erin dat een leerder zoveel mogelijk uit een ervaring in het heden haalt en op die manier meer controle over de ervaring krijgt zodat hij er in de toekomst meer mee kan doen. Het principe van interactie staat voor het feit dat we ervaringen vaak veel beter en rijker kunnen doorgronden als we dat samen met anderen doen, en onder de begeleiding van een leerkracht. Leren is een sociaal gebeuren.
- Zijn problemen een probleem? Nee. Problemen zijn vaak dé drijfveer achter echt leren. Ze stimuleren het denken. Leerkrachten moeten ervoor zorgen dat ze leerlingen interessante en uitdagende problemen voorschotelen, dat de leerlingen die problemen aan eigen ervaringen kunnen linken, dat het haalbaar is voor de leerlingen om de problemen op te lossen, en dat de leerder actief aan de slag wil om nieuwe informatie, kennis en vaardigheden te vergaren om het probleem te kunnen oplossen.
- Wat is de relatie tussen kennis en ervaring? Kennis die niet aan een persoonlijke ervaring (en uitdieping van die ervaring) kan worden gelinkt, is hol. Kennis die niet kan worden vastgehangen aan iets wat leerlingen al weten, kunnen en kennen, is onbereikbaar. Het ene oor in, het andere oor uit. Maar kennis die wel aan ervaringen is gelinkt, beklijft, en kan worden ingezet om nieuwe kennis te verwerven. Zo kan een continue positieve spiraal ontstaan, waarbij bestaande ervaringen en kennis telkens weer worden ingezet om nieuwe uitdagingen te lijf te gaan. Voor de leerkracht is het duidelijk: “Connectedness in growth must be his constant watchword”. Door constant verbindingen te leggen, en ervaringen intellectueel te doorgronden, ontstaat expert-kennis, wetenschappelijke kennis, controle over ervaringen en impulsen. Zo ontstaat echt rationeel denken. Zo ontstaat vrijheid.
- Wat is vrijheid? Vrijheid gaat niet over alles kunnen doen wat je wil doen op het moment dat je dat wil. De enige echte vrijheid is de vrijheid van het denken: die ontstaat als mensen met hun eigen verstand, en onafhankelijk van anderen, ervaringen, die voor hen belangrijk en relevant zijn, zelf kunnen beoordelen, en intellectuele controle hebben over hoe ze de ervaring willen vormgeven om een doel te bereiken. Die vrijheid heeft dus niet alleen te maken met het feit dat andere mensen je die vrijheid gunnen, maar vooral met de vaardigheid om onafhankelijk te leren denken. Dat is wellicht dé kerntaak van onderwijs: “The ideal aim of education is creation of power of self -control” (p. 64). Zo worden mensen minder de prooi van propaganda en zwart-wit-denken.
- Is de leerkracht nog nodig? Absoluut. De leerkracht is dé spilfiguur in de leeromgeving van de leerder. De leerder mag niet zomaar aan zichzelf worden overgelaten. Weinig leerders zullen spontaan de kracht en vermogens ontwikkelen om diepgaand en onafhankelijk te leren denken. De leerkracht heeft zicht op belangrijke competenties en kennis die jonge mensen moeten ontwikkelen, de leerkracht kan zinvolle inhouden selecteren, leerlingen helpen en tonen hoe ze doelgericht kunnen leren denken, hoe ervaringen kunnen worden geanalyseerd, hoe anderen dat deden. De leerkracht kan mee verbindingen helpen smeden tussen ervaringen in het verleden, heden en toekomst. De leerkracht is cruciaal in het intellectueel doorgronden van ervaringen.
- Moet leren leuk zijn? Leren moet vooral verrijkend zijn. Het kan vaak leuk zijn, maar het moet vooral boeiend zijn, in alle betekenissen van het woord. Boeien moeten geslagen worden die zinvolle doelen in het heden, ervaringen uit het verleden en relevante plannen voor de toekomst aan mekaar klinken. Als leerders ervaren dat ze meer controle over ervaringen en kennis krijgen, en beter in staat zijn om doelgericht hun leven te besturen, én als ze daaruit zelfvertrouwen putten, dan zullen ze willen blijven leren. “The most important attitude that can be formed is that of desire to go on learning.”
- Kan je leren programmeren? Nee. Leerkrachten kunnen proberen om de rijkst mogelijke leeromgeving te creëren (zoals hierboven beschreven), maar leren kan je niet voorspellen en programmeren. Meer zelfs, net zoals er bij aanslagen of oorlogsvoering “collateral damage” is (zijdelingse, onbedoelde schade), treedt er in leeromgeving veel “collateral learning” op. Dewey geeft het voorbeeld van de spellingles of de les geschiedenis: leerlingen zullen zijdelings ook veel leren over verhoudingen tussen mensen; de klas waarin ze zitten zegt zijdelings veel over hoe in de school met verschillen tussen leerlingen wordt omgegaan of over verwachtingen van leerkrachten ten opzichte van jonge mensen. Veel basisattitudes van jonge mensen zijn het resultaat van “collateral learning”. Daarom moet de leeromgeving constructief en hoopvol zijn: Jonge mensen moeten sterk het gevoel hebben dat ze verantwoordelijkheid krijgen, au serieux worden genomen, en eerlijke kansen krijgen om hun potentieel te realiseren.
- Is leren een individueel proces? Ja en nee. Het is individueel omdat verbindingen tussen verleden, heden en toekomst door individuen worden gesmeed, en omdat individuen daarin verschillen. Maar leren wordt veel rijker als leerlingen samen een gezamenlijk doelgerichte activiteit aanpakken. Dan leren ze samen ervaringen analyseren en doelgericht, planmatig denken. Dan leren ze hoe ze zichzelf als groep kunnen organiseren. Dan kunnen ze leren hoe je een groepservaring zo controleert dat ze productief wordt. Dan leren ze rekening houden met mekaar. Dat komt niet zomaar. De leerkracht is absoluut nodig om zulke processen te begeleiden. Het is een kerntaak van onderwijs om mensen te leren samen doelen te laten, en leren, bereiken: “The educator is responsible for a knowledge of individuals and for a knowledge of subject-matter that enable activities to be selected which lend themselves to social organization, an organization in which all individuals have an opportunity to contribute something, and in which activities in which all participate are the chief carrier of control.” (p. 56)
- Leert onderwijs zelf bij? Ja, maar niet door extreme standpunten in te nemen en grote theorieën tegen mekaar uit te spelen, maar door genuanceerd naar doelen te kijken, naar leerlingen te kijken, en te analyseren hoe goed onderwijs werkt. Door mensen samen over onderwijs te laten discussiëren vanuit eigen ervaringen. In verleden, heden en toekomst.
John Dewey (1938). Experience and Education. Reprinted by Touchstone Books, 1997.