Hoe duurzaam is het hoger onderwijs?

Het hoger onderwijs is volop in beweging, wereldwijd. Aan hogescholen en universiteiten wordt duchtig nagedacht over hoe het hoger onderwijs het best kan inspelen op de wervelwinden van verandering die door de 21ste-eeuwse maatschappij blazen en die de eisen aan afgestudeerden stevig beïnvloeden. Een van de vragen die zich opdringt, is of het hoger onderwijs zich vooral moet richten op de arbeidsmarkt en de industrie of eerder op de algemene persoonlijkheidsontwikkeling van studenten. In het Duits wordt dit passend verwoord als de keuze tussen “Beruf” (leidt het hoger onderwijs mensen op tot hooggeschoolden met een zeer specifieke expertise voor bepaalde takken van de arbeidsmarkt?) of “Bildung” (leidt het hoger onderwijs breed gevormde mensen op die kritisch kunnen denken, een maatschappelijk engagement kunnen opnemen, en zich verder flexibel kunnen ontwikkelen?).  Focus of breedbeeld? Specifieke beroepscompetenties of generieke competenties?

Of is die vraag inmiddels door de wervelwinden van de 21ste eeuw van de tafel geblazen? Om het met een voorbeeld te staven: in Australië en het Verenigd Koninkrijk werd de hogeschool-opleiding “accountancy” een paar jaar geleden volledig herzien omdat bleek dat afgestudeerden een aantal competenties misten die cruciaal zijn geworden voor het beroep. Het ging om de volgende “beroepsvaardigheden”: goed kunnen samenwerken in team, goed kunnen communiceren, zelfstandig problemen kunnen oplossen en kritisch nadenken. Het voorbeeld illustreert een algemene tendens: generieke, breed inzetbare competenties zijn een cruciaal en inherent onderdeel geworden van specifieke beroepen in de 21ste eeuw. En dat geldt niet alleen voor accountants, maar ook voor ingenieurs, leerkrachten en verpleegkundigen.  Om het met de letter “B” te zeggen: “Beruf” en “Bildung” gaan steeds meer op in een “Blend”. Als het hoger onderwijs jonge mensen duurzaam wil voorbereiden op de 21ste-eeuwse arbeidsmarkt én maatschappelijk leven en hen tevens de tools in handen wil geven om zich tijdens de rest van hun leven verder te ontplooien, dan kan het zich niet langer veroorloven om te eng in te zoomen op zeer beroepsspecifieke kennis en vaardigheden. In alle opleidingen van het hoger onderwijs dient aandacht besteed te worden aan de ontwikkeling van de volgende generieke, duurzame competenties:

– kennis doen werken: uiteraard moeten studenten vakspecifieke kennis tot op expertniveau verwerven, maar ze moeten de kennis die ze hebben opgedaan, vooral flexibel kunnen toepassen om authentieke, complexe problemen in uiteenlopende situaties en contexten op te lossen;

–  hun verbeelding doen werken: afgestudeerden moeten creatief, ‘out-of-the-box’, innoverend leren denken door zaken vanuit een ander perspectief te beschouwen, varianten op stereotiepe denkpatronen te bedenken, en nieuwe oplossingen voor allerlei problemen te bedenken.

– sociale relaties doen werken: afgestudeerden moeten de competentie ontwikkelen om vlot en flexibel met anderen te overleggen, samen te werken, compromissen te sluiten, discussies op een beschaafde manier te voeren. Ze moeten respectvol en constructief met verschillen in mening, culturen, zienswijzen en ervaringen kunnen omgaan.

– technologie doen werken: afgestudeerden moeten de technologieën die voor hun leven belangrijk zijn vlot kunnen gebruiken en ze ook voldoende goed begrijpen om ze naar hun hand te zetten, al naargelang de eisen van de situatie.

– taal en informatie doen werken:  afgestudeerden moeten kritisch en efficiënt kunnen omgaan met informatie die uit verschillende hoeken komt. Ze moeten (een overvloed aan) informatie kunnen structureren en beoordelen (al naargelang de doelen die ze zich stellen), en zowel mondeling als schriftelijk vlot taalvaardig zijn.

– verandering doen werken: afgestudeerden moeten zich flexibel kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden, de wendbaarheid ontwikkelen om vlot op nieuwe gegevens in te spelen, en niet panikeren als een eerste oplossingsmethode niet meteen werkt.

– hun leer-kracht doen werken: afgestudeerden moeten een breed gamma aan leerstrategieën ontwikkelen, rationeel kunnen reflecteren op hun eigen handelen teneinde dat handelen bij te sturen en uit fouten te leren, en een onwrikbaar vertrouwen hebben in hun competentie om steeds nieuwe competenties te verwerven.

– hun leven doen werken: als afgestudeerden de bovenstaande ‘generieke’ competenties verwerven, verhoogt de kans zienderogen dat ze hun eigen leven positief kunnen vormgeven. Eerder dan te dicteren wat studenten moeten denken, moet het hoger onderwijs studenten leren hoe ze tot zelfstandig, kritisch, rationeel denken kunnen komen, en hoe ze alle opgedane competenties zo constructief mogelijk kunnen aanwenden voor hun verdere vervolmaking en een verhoging van de kwaliteit van het leven op deze planeet. 

Het hoger onderwijs in Vlaanderen is volop in beweging. Zo hoort het: zo kan het jonge mensen van de 21ste eeuw, en de hele samenleving volop in beweging houden. Zo blijft het hoger onderwijs in de ontwikkeling van jonge mensen een duurzame “trap hoger”.

Een gedachte over “Hoe duurzaam is het hoger onderwijs?

  1. Interessant thema waarover ik in 2000 onderzoeksjournalistiek heb gedaan voor Klasse. Het volgende citaat illustreerde toen al het belang van Blend (Beruf + Bildung): “Onderzoek in dertien landen van de Europese Unie toont aan dat Vlamingen hoog scoren voor veeleer traditionele vaardigheden en attitudes: logisch denken, loyauteit, gehoorzaamheid en efficiëntie. Voor nieuwere vaardigheden scoort de gemiddelde Vlaming onder het Europees gemiddelde: verantwoordelijkheidszin, verdraagzaamheid, communicatiewaarde, verbeelding, kritische geest en flexibiliteit. Precies die eigenschappen die in het bedrijfsleven steeds meer aan belang winnen. ‘Het waardepatroon van Vlaanderen heeft belangrijke troefkaarten geleverd voor economisch succes in de 20ste eeuw’, besluit het Vlaams Economisch Verbond (VEV). ‘Maar het staat veel minder borg voor succes in de 21ste eeuw.'”

Geef een reactie op Jan T'Sas Reactie annuleren