Klassikaal lesgeven: ja of nee?

Het antwoord is “ja”. Onderzoek geeft trouwens aan dat klassikaal lesgeven nog steeds de meest gebruikte werkvorm in het onderwijs is. Precies omdat het zo vaak voorkomt, weten we (uit onderzoek) ook erg veel over de effectiviteit van klassikaal lesgeven. En de conclusie is veelzeggend: klassikaal lesgeven behoort tegelijkertijd tot de meest krachtige én de meest inefficiënte werkvormen (zie bv. de meta-analyses van Hattie). Het gaat er dus niet om of je klassikaal lesgeeft, maar hoe je het doet….

Met de volgende 10 strategieën kunnen leerkrachten het leereffect van klassikaal lesgeven stevig opkrikkken:

  1. Maak verbindingen met de voorkennis van de leerlingen: Start een klassikaal moment met het oproepen van een interessante vraag en met het oproepen van de voorkennis die de leerlingen daarover al bezitten. Roep voorkennis en kaders op die tijdens vorige lessen aan bod kwamen, geef leerlingen de opdracht om hun voorkennis of ervaringen die ze rond de interessante vraag hebben, kort te noteren, te bespreken, en dan met de rest van de klas te delen. Waarom is dit belangrijk? Omdat de nieuwe kennis die je wil introduceren maar zal beklijven als leerlingen die kunnen verbinden met wat ze al weten, en ze die nieuwe kennis een plaats kunnen geven in de mentale schema’s en kaders die ze al bezitten.
  2. Maak het doel van de les of het lesonderdeel duidelijk: Geef bij het begin van een klassikaal moment aan wat de jongeren zullen bijleren, en wat daar de zinvolheid van is. In combinatie met de eerste tip kijken leerkrachten en leerlingen bij het begin van een klassikaal moment dus best zowel achteruit (wat weten we al?) en vooruit (wat zullen we bijleren?).
  3. Doseer! Wissel directe instructie af met inoefening en concrete toepassing:  Als leerlingen te lang naar een theoretische uitleg van een leerkracht moeten luisteren, gaat het leereffect steil de afgrond in. De concentratieboog van alle leerders (jongeren en volwassenen) is beperkt: na 10 minuten ingespannen luisteren begint de aandacht bij de meesten te verslappen. Bovendien kunnen mensen slechts een beperkt aantal nieuwe kenniselementen opnemen tijdens één sessie. Het is dus heel slim om klassikale momenten van directe instructie te beperken in de tijd, en die af te wisselen met een opdracht waarbij de leerlingen individueel of in groepjes oefenen. Dat heeft het grote voordeel dat de opnamecapaciteit van leerlingen niet overbelast geraakt; bovendien kunnen de leerlingen de nieuwe kennis meteen zien werken, nog eens mentaal herhalen en toepassen op concrete gevallen. Klassikaal lesgeven levert dus meer op als het in kleinere dosissen wordt aangeboden die afgewisseld worden met andere werkvormen.
  4. Gebruik heel veel concrete voorbeelden om abstracte concepten en inzichten duidelijk te maken: Leren gaat van concreet naar abstract. Een leerkracht die de wet van de traagheid van Newton wil uitleggen, doet er goed aan om veel concrete voorbeelden op te roepen waarbij leerlingen die wet kunnen zien werken (de plots stoppende bus, het laatste restje douchegel in de tube…), waarbij een abstract inzicht als het terugkerend patroon uit al die concrete voorbeelden naar boven komt. Voorbeelden uit het echte leven van de leerlingen doen vaak wonderen. Een zeer mooie illustratie hiervan vind je in een videoclip over “de leerkracht van het jaar” (zie link onderaan dit bericht).
  5. Ondersteun verbale leergesprekken met visuele schema’s, tekeningen, tabellen:  Visuele schema’s helpen ons lerende brein om nieuwe kennis te interpreteren en op te slaan. Het onderzoek naar leerstijlen leert ons dat alle leerlingen gebaat zijn bij visuele voorstellingen van nieuwe informatie: een stroomschema, een vergelijkingstabel, een simpel diagram of een tekening helpen het brein om de verbanden tussen ideeën te “zien”. En wat we kunnen verbinden, kunnen we bijhouden. In dit verband is het ook een zeer goede oefening om leerlingen aan het einde van een uitleg uit te dagen om zelf een visuele voorstelling te maken van de nieuwe kennis die werd aangebracht.
  6. Zet leerlingen actief aan het denken:  Leerlingen kunnen alleen bijleren als ze actief met nieuwe informatie aan de slag gaan. Leerlingen zitten niet in de klas om te observeren hoe hard hun leerkracht aan het werken is:  Hun geest moet in beweging, hun geest moet nieuwe ideeën verbinden met ideeën die zij al bezitten. Leren is constructie. Als de leerkracht vertelt over de wet van de traagheid, moeten ze het beeld van de bus dus zelf voor hun eigen geest halen en zelf andere voorbeelden bedenken. Dat kan een leerkracht heel erg bevorderen door veel vragen te stellen, jongeren de kans te geven veel te participeren, op stellingen te reageren, hardop te denken, hun mening te geven, beslissingen te nemen, keuzes te maken, zelf te verklaren hoe een bepaald mechanisme werkt, hen een kijkopdracht te geven bij een bepaalde demonstratie. Daarbij is een open klasklimaat waarin domme vragen (van leerlingen) niet bestaan, cruciaal. Hattie stelt vast in zijn meta-analyses dat klassikaal lesgeven een heel sterk effect heeft op leren in de vorm van “whole-class interactive teaching”: klassikaal inderdaad, maar heel erg interactief!
  7. Stel niet alleen feitenvragen, maar ook redeneervragen:  Losse feitenkennis is vluchtig, in alle betekenissen van het woord. Wie naar losse feiten vraagt, zaait oppervlakkige kennis. Leerlingen moeten vooral leren feiten met mekaar en met reeds bestaande kaders te verbinden. Dat kan bevorderd worden met open denkvragen (Wat als…? Waarom…? Hoe zou je..? Wat is het verschil met…?), en door leerlingen uit te dagen kennis te gebruiken om een probleem op te lossen, door te redeneren,  door te denken. Inzicht gaat om inzien hoe bepaalde feiten met mekaar samenhangen; hoger-orde-denken is de kunst om losse feiten vanuit een hoger perspectief te bekijken en te evalueren. Wie wil dat leerlingen zelf leren redeneren, moet hen aanzetten tot redeneren. Wie wil dat ze meer kunnen dan feitenkennis “papegaaien”, moet hen uitdagen feiten te evalueren vanuit bepaalde criteria of principes, en ze te verbinden met eerdere kaders en hoger-liggende principes (welk van deze twee politieke systemen waarover je al deze feiten hebt verzameld, is nu eigenlijk het meest democratische?).
  8. Leg de lat niet te laag: De kwaliteit van onderwijs gaat niet noodzakelijk omlaag als er minder feiten worden gedoceerd. De kwaliteit van onderwijs gaat omhoog als leerlingen op een hoger niveau over feiten leren nadenken. Lessen waarin er veel nieuwe feitenkennis wordt “doorgejaagd”, hebben op lange termijn een veel lager leereffect (in termen van wat leerlingen uiteindelijk bijhouden en in termen van wat ze met feitenkennis leren doen) dan lessen waarin feiten kritisch worden bekeken, met andere feiten in verband worden gebracht, vanuit verschillende hoeken worden uitgelicht. Onderwijs van hoog niveau gaat over diepte van verwerking, niet over het aantal te verwerken feiten.
  9. Vermijd dat telkens dezelfde leerlingen het woord krijgen: Een probleem van vele klassikale gesprekken is dat een paar ijverige leerlingen heel vaak het woord krijgen en nemen. Dat kan als gevolg hebben dat veel andere leerlingen in een passieve modus kruipen en niet meer actief meedenken. Het is dus van belang om te zoeken naar manieren om alle leerlingen “bij de les” te houden. Dat kunnen leerkrachten bewerkstelligen door bewust met hun beurtverdeling om te gaan (en ervoor te zorgen dat veel verschillende leerlingen het woord krijgen), een veilig klimaat te creëren, gevarieerde vragen te stellen, naar buitenschoolse ervaringen te vragen…. Geoff Petty stelt zijn boek rond “evidence-based teaching” voor om leerlingen tijdens een klassikaal moment een uitdagende vraag te stellen en hen eerst allemaal de kans te geven om individueel (of in kleine groepjes) een antwoord te laten bedenken; vervolgens verzamelt de leerkracht de antwoorden van de verschillende groepjes of van veel verschillende leerlingen (waarbij de leerkracht eender welke leerling kan aanduiden), waarna de hele klas samen (dus klassikaal) een beslissing moet nemen en die beargumenteren; pas daarna reageert de leerkracht op het gezamenlijke  klasantwoord van de leerlingen. Dat heeft allerlei voordelen: alle leerlingen moeten actief nadenken over het antwoord op de uitdagende vraag, de leerkracht krijgt erg veel feedback over de mate waarin de verschillende leerlingen mee zijn en de nieuwe stof al hebben begrepen, kan misconcepties op het spoor komen en die in zijn interventie rechtzetten. Klassikaal lesgeven heeft meer leereffect (voor een groter aantal leerlingen) als een sfeer van samen nadenken wordt gecreëerd: eerder dan jagen op goede antwoorden van enkele leerlingen (en die daarvoor prijzen) is het lonend om een klassikaal denkproces op gang te brengen, waarbij leerlingen samenwerken en -denken om een zo goed mogelijk beredeneerd antwoord op een uitdagende vraag te bedenken.
  10. Vat op het einde van het klassikaal moment samen wat de leerlingen hebben bijgeleerd: Van groot belang is om een klassikaal moment af te sluiten door de kern van de nieuwe kennis te laten samenvatten, op een verbale manier, of via een schema, of om dat als leerkracht zelf te doen. Opnieuw verhoogt dat de kans dat leerlingen het bos door de bomen zien, en geholpen worden om de kern te onderscheiden van de minder belangrijke details.

Videoclip over de leerkracht van het jaar die de wet van Newton  uitlegt:

http://www.klasse.be/tvklasse/13625-Op-de-proef-gesteld#.U2Ns5vl_tyw

 

3 gedachten over “Klassikaal lesgeven: ja of nee?

  1. Dit is op X, Y of Einstein? herblogden reageerde:
    10 mooie strategieën waarmee leerkrachten het leereffect van klassikaal lesgeven stevig opkrikkken (en die goede leerkrachten hopelijk al vaak toepassen). Ik herken in de lijst ook het werk van Hattie en Yates, trouwens. Hun recente boek is een aanrader.

  2. Rare eendimensionale vraag en dus een weinigzeggend antwoord. Tekenend dat het systeem en de docent centraal staat? Uiteindelijk zou het moeten gaan om het kind/leerling/student. Welke doelstelling ligt ten grondslag aan het leerproces? Klassikaal werken of leren moet geen taboe zijn. Het is belangrijk om in het onderwijs gebruik te maken van de kracht van de groep. Maar als klassikaal lesgeven verengd wordt tot college geven dan kom je niet veel verder dan kennis overpompen. Onderwijsdoelen moeten gespreid zijn over:
    kennis
    vaardigheden
    attitude

    Het doet er toe aan welke doelgroep je lesgeeft:
    – leeftijd (van kleuters tot studenten)
    – samenstelling van de groep (leeftijd, niveau, homogeen of heterogeen)
    – achtergrond van de doelgroep
    – motivatie
    De sfeer en veiligheid in de groep spelen een belangrijke rol
    De leerwens en leerbehoefte
    De visie en grondslag van de school

    Als kinderen gegroepeerd worden op kalenderleeftijd gaan de niveaus dermate uit elkaar lopen dat het onmogelijk wordt om optimaal les te geven op klassikale wijze. Bij 12 jaar lopen de verschillen al zo’n 7 jaar uiteen tussen de langzaamste en meest gevorderde leerling.

    Kortom, zo’n vraag opwerpen roept een interessante discussie op. Jammer dat de vraag zo eendimensionaal wordt beantwoord. Het lijkt alsof er gedacht wordt vanuit een systeem i.p.v. een optimaal leerproces van het individu (kind, leerling, student, volwassene).

Plaats een reactie