Charlie a l’école

Gisteren (zondag) stroomden honderdduizenden de straat op om hun steun te betuigen aan de vrije meningsuiting en democratische basiswaarden als gelijkheid en broederlijkheid. Vanaf vandaag (maandag) begint het lastige werk. Vanaf vandaag moeten we in onze honderdduizenden dagelijkse interacties en conversaties de vrijheid van meningsuiting van de andere trachten te respecteren. Vanaf vandaag moeten we de neiging trachten te onderdrukken om met sommige anderen, en zelfs met hele bevolkingsgroepen, niet in interactie te treden. Vanaf vandaag moeten we proberen om onze eerste impulsieve, instinctieve reactie te beteugelen om mensen die maar een beetje van ons verschillen, naar een buitencategorie te verwijzen en te associëren met de wanpraktijken van een handjevol losgeslagen fanatiekelingen. Vanaf vandaag moeten we onszelf voortdurend dwingen een tweede keer na te denken.

Onze scholen kunnen hierin een voortrekkersrol spelen. Dat kunnen ze doen door de open dialoog met hun leerlingen hoog in het vaandel te voeren en tijdens honderdduizenden interacties in praktijk te brengen. Dat kunnen ze doen door hun leerlingen de kans te geven om te leren debatteren, met respect voor andere opinies en perspectieven. Dat kunnen ze doen door hun leerlingen ten gronde te laten kennismaken met de migratiegeschiedenis van hun land en het migratieverhaal van hun eigen medeleerlingen. Dat kunnen ze doen door leerlingen inspraak te geven in kleine en grote aspecten van het schoolgebeuren. Dat kunnen ze doen door hun leerlingen te leren dat wie het recht opeist om zijn eigen mening vrijelijk te uiten, ook de plicht heeft om het oor te luisteren te leggen zodat de mening van vele anderen even vrijelijk aan bod kan komen. Dat kunnen ze doen door leerlingen te doen inzien dat ook wie onze sympathie niet krijgt, nog steeds onze empathie verdient. Dat kunnen ze doen door alle leerlingen fair te evalueren en hen het gevoel te geven dat ze erbij horen. Dat kunnen ze doen door onderwerpen en delicate thema’s vanuit verschillende perspectieven te belichten. Dat kunnen ze doen door leerlingen van verschillende klassen en van aso, bso en tso samen aan zinvolle projecten te laten werken en zo de muren te slopen tussen leerjaren en studierichtingen. Want hoe hoger de muren tussen mensen en groepen, hoe groter de kans dat vooroordelen beginnen te woekeren en uitgroeien tot blinde veroordelingen. Om jongeren echt voor te bereiden op hun rol in een democratische samenleving, moet een school zelf een democratische samenleving zijn. Als we willen vermijden dat we nog vele zondagen de straat op moeten voor de vrijheid van meningsuiting, als we willen vermijden dat voor opgroeiende mensen gelijkheid en broederlijkheid slechts holle frasen zijn, hebben we geen andere keuze.

Voor schoolteams is dit beslist geen eenvoudige taak. In de dagelijkse klaspraktijk wrijft de vrije meningsuiting vaak ongemakkelijk aan tegen de kaders van ordelijk klashouden, en botst het recht op inspraak van honderden leerlingen wel eens tegen de principes van efficiënt schoolmanagement. In de dagelijkse klaspraktijk vliegen leerlingen tijdens debatten en discussies soms gevaarlijk uit de bocht, en hebben ze ook dat volste recht omdat ze moeten kunnen leren uit ervaringen. Alle leerkrachten die onvermoeid en onversaagd blijven timmeren aan deze weg verdienen dan ook ons grootste respect en de onverminderde steun vanuit het onderwijsbeleid. Zij zijn helden van de ware democratie in de dagelijkse praktijk van het echte leven. Ils sont Charlie.

Een gedachte over “Charlie a l’école

  1. Over integratie en belang van kennis van het Nederlands en van NT2 versus superdiversiteitsideologie

    Ik heb veel moeite met het feit dat je vorig jaar op je blog ‘Over superdiversiteit, onderwijs en erbij horen ‘ de modieuze superdiversiteitsideologie onderschreef. Je nam hierbij afstand van de visie van minister Geert Bourgeois en van de meeste Vlamingen die de integratie en de kennis hierbij van het Nederlands heel belangrijk vinden. Ik schreef in die context volgend stukje over integratie en superdiversiteit op de blog ‘Onderwijskrant Vlaanderen’

    In een aantal pleidooien voor superdiversiteit wordt meestag de indruk gewekt dat door de multiculturaliteit de thematiek van de integratie en het belang hierbij van de kennis van het Nederlands niet zo belangrijk meer zijn. De Vlaamse samenleving en schoolbevolking zijn inderdaad in tal van regio’s superdivers geworden. Dit is o.i. geen argument om het belang van de kennis van het Nederlands te minimaliseren; integendeel: een gemeenschappelijke taal is nog belangrijker in een superdiverse maatschappij en school.

    Pleidooien voor superdiversiteit gaan vaak samen met pleidooien voor het relativeren van het belang van integratie en van de kennis van het Nederlands. Ook prof. Maurice Crul, pleit in zijn boek ‘Superdiversiteit. Een nieuwe visie op integratie’ voor het radicaal verlaten van de klassieke visie op integratie. Dit kwam ook tot uiting in zijn opiniebijdrage in De Morgen van zaterdag 18 januari: j.l.: ‘Multiculturalisme is dood, rechts-populisme is achterhaald.’ Volgens Crul en andere propagandisten van de superdiversiteit is het niet langer duidelijk aan welke opvattingen en gebruiken ‘minderheden’ zich moeten aanpassen. Het klassieke integratieproject zou voorbijgestreefd zijn.

    Hieruit trekken sommigen de conclusie dat het opdoeken van de integratie-idee ook betekent dat de kennis van het Nederlands veel minder belangrijk geworden is. Ook Ides Nicaise fulmineerde al in ‘De school van de ongelijkheid’ (2007) tegen “het verderfelijke assimilatiespoor” en tegen NT2. Ook Kris Van den Branden,schaarde zich in zijn blog ‘Over superdiversiteit, onderwijs en erbij horen” van 2 februari j.l. achter de superdiversiteitsideologie. Hij neemt vooreerst afstand van de visie van minister Geert Bourgeois die de integratie en de kennis hierbij van het Nederlands heel belangrijk vindt. Van den Branden is steeds tegenstander geweest van NT2-onderwijs en concludeert in dezelfde lijn: “Zou het kunnen dat de verdere kwaliteitsverhoging van het Vlaamse onderwijs minder afhangt van didactische spitsvondigheden dan van ons vermogen om elke leerder het gevoel te geven dat hij/zij erbij hoort?” Over NT2 rept hij met geen woord; het zou volstaan dat die leerlingen het gevoel krijgen erbij te mogen horen.

    In het rapport ‘Biedt het concept integratie nog perspectief?’ (december 2013) nam het Nederlands Sociaal en Cultureel Planbureau terecht afstand van het schrappen van het integratie-concept vanwege superdiversiteit-ideologen. Het Planbureau wil niet zomaar het belang van integratie en van de kennis van het Nederlands hierbij laten vallen. We citeren even. “ Dat vanwege superdiversiteit niet langer duidelijk is aan welke opvattingen en gebruiken ‘minderheden’ zich moeten aanpassen, en dat daardoor iedereen zich aan iedereen gaat aanpassen lijkt ons een vreemde voorstelling van zaken. Alsof verschuivende getalsmatige verhoudingen ertoe leiden dat centrale elementen van een cultuur van de ontvangende samenleving als vanzelf en zonder problemen mee gaan schuiven.

    Superdiversiteit strijkt cultuurverschillen niet glad en met superdiversiteit zijn de discussies over de betekenis van verschillende normen niet beslecht. In Europees verband bestaan er tal van activiteiten, zowel beleidsmatig als in het onderzoek, die vertrekken vanuit het concept integratie. Het is belangrijk om hierop te kunnen blijven aansluiten. Integratie als (beleids)concept is nog steeds waardevol. Deze argumenten voor en tegen afwegend zijn wij van mening dat integratie als (beleids) concept in ere gehouden moet worden. Het integratievraagstuk speelt nog in volle omvang, en dan is het vreemd om dit niet als zodanig te benoemen.” We merken overigens dat prof. Crul wel de superdiversiteit verdedigt, maar zich tegelijk geen tegenstander toont van intensief NT2.

    In een recent debat wees de ruimdenkende filosoof Philippe Van Parijs terecht op het belang van het kennen van de taal van de streek – ook voor de sociale integratie en cohesie: “Sprekers van nieuwe talen met lagere status leren best de taal van de streek waar ze gaan wonen omdat anders de sociale cohesie, de maatschappelijke samenhang onder druk dreigt te komen. Mensen die elkaars taal niet kennen, kunnen moeilijk samen-leven. Het gebrek aan kennis van de lokale taal, werkt ook de sociale mobiliteit van de nieuwkomers tegen, wat leidt tot economische achterstand. Tenslotte is de kennis van het Nederlands noodzakelijk om volwaardig burger te kunnen zijn in Vlaanderen en bijvoorbeeld het politieke en maatschappelijke debat te kunnen volgen, laat staan er aan deel te nemen.” (Meer uitvoerig in E-book 1-Google: The linguistic territoriality principle: right violation or parity of esteem?)

    Bijlage
    In 2009 manifesteerde de Gentse academicus ICO Maly (momenteel: KifKif)zich als een radicale taalachterstandnegationist. Docent Eddy Bonte (Hogeschool Gent & later NVAO-medewerker) ergerde zich mateloos aan de sterke relativering van de kennis van het Nederlands, zoals dit o.a. tot uiting kwam in Ico Maly’s boek “De beschavingsmachine. Wij en de Islam” (EPO, 2009) en in standpunten van Jan Blommaert. Een verontwaardigde Eddy Bonte schreef op zijn blog als reactie: “Ico Maly vertelt een wansmakelijk verhaal: Nederlands leren werkt bij allochtonen niet emanciperend, maar discriminerend. Ja, lees het opnieuw: allochtonen die Nederlands kennen hebben geen werktuig van emancipatie maar van discriminatie in handen. Hoe Maly dat bewijst? Simpel: in bepaalde gevallen is kennis van het Nederlands een voorwaarde, bijv. om een sociale woning te kunnen huren. Conclusie van Maly: ‘hier spreekt men Nederlands’ wordt gebruikt om te discrimineren…. Nederlands kennen werkt o.i. wel emanciperend, zoals de kennis van elke taal altijd emanciperend werkt. Natuurlijk kan men de voorwaarde “kennis van het Nederlands” contesteren, zoals men het bezit van papieren als noodzakelijke voorwaarde kan contesteren, maar dat doet niets af aan het feit dat wie Nederlands kent daar in Vlaanderen zijn voordeel mee doet.

    Jammer genoeg wordt deze opinie ook gesteund door een andere Gentse academicus, met name Jan Blommaert, en de groep KifKif, zodat veel zichzelf progressief noemende Vlamingen in deze open val trappen. In de VS twijfelt niemand aan het nut van de Engelse taal: wie niet slaagt voor de taaltest TOEFL, kan het vergeten. In Nederland hoor je het discours van Maly en Blommaert niet, in Frankrijk is het Frans de taal van de République, in Spanje leert elke vreemdeling meteen Spaans.

    … De waarheid luidt dat het valse discours van Maly en Blommaert invloedrijke allochtonen ertoe zal aanzetten de kennis van het Nederlands te contesteren en zo de derde en binnenkort de vierde generatie verder het getto zal induwen … De waarheid luidt dat een bepaald soort Vlamingen de allochtonen in deze zelfcastratie steunt, hun slachtofferrol voedt, hun achterstand vergoelijkt (nu met een academisch sausje) en ze paternalistisch behandelt als een bende achterlijke tsjoek-tsjoeks. Daarom noem ik het een wansmakelijk verhaal. No pasaran.”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s