“De kwaliteit van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel staat onder druk. Het is haast onbegonnen werk voor de Brusselse scholen om hetzelfde niveau te halen als hun Vlaamse tegenhangers.”
Zo staat het te lezen op de site van het Radio 1-programma “De Bende van Annemie”. Onmiddellijke aanleiding vormde het recente inspectierapport over het Brussels Nederlandstalig onderwijs. Kernachtige trailer, 29 woorden, journalistiek zal het wel helemaal koosjer zijn. Maar welke kern wordt hier eigenlijk gevat? Of gesuggereerd? Daar valt veel over te zeggen. Veel meer dan 29 woorden…
- Welk “niveau” wordt er precies bedoeld in de tweede zin? Het niveau dat de leerlingen bereiken? En welke “Vlaamse tegenhangers” worden er dan in de vergelijking meegezogen? Zijn dat alle Vlaamse scholen of alleen Vlaamse scholen met veel niet-Nederlandstalige leerlingen met laagopgeleide ouders (die door de inspectie worden genoemd als een factor die het onderwijs in Brussel extra uitdagend maakt)? Wat staat er dan eigenlijk in de tweede zin: dat het “haast onbegonnen werk” is om in Brussel met niet-Nederlandstalige leerlingen van laagopgeleide ouders hetzelfde niveau te halen als met niet-Nederlandstalige leerlingen van laagopgeleide ouders in andere centrumsteden (Antwerpen, Gent, Mechelen….)? Waarom zou dat zo zijn?
- We weten uit onderzoek dat niet-Nederlandstalige leerlingen van laagopgeleide ouders op gestandaardiseerde taal- en wiskundetoetsen minder goed scoren dan Nederlandstalige leerlingen van hoogopgeleide ouders, maar rond de vergelijking tussen de prestaties van niet-Nederlandstalige leerlingen in Brusselse scholen en die van niet-Nederlandstalige leerlingen in andere centrumsteden bestaan veel minder robuuste data. Ook het recente inspectierapport geeft daar geen harde cijfers rond, want de inspectie neemt in haar doorlichtingen geen curriculum-onafhankelijke toetsen van leerlingprestaties af. Strikt genomen kunnen er dus over het niveau van de Brusselse leerlingen op basis van dit inspectierapport geen harde uitspraken worden gedaan. Wat wel kan worden gezegd is dat de inspectie in haar rapport sterk benadrukt dat voor alle leerlingen in Brussel de eindtermen onverkort gelden, én dat het ook in Brusselse scholen haalbaar is om die eindtermen te halen: “Goed onderwijs is mogelijk in de Brusselse scholen, ook in scholen waar de gemiddelde onderwijskansenindex per leerling hoog ligt. Die voorbeelden van goede praktijk tonen aan dat we de Brusselse scholen niet anders dan andere scholen moeten behandelen. Integendeel, indien we het niveau van de eindtermen mochten verlagen, zou dat de maatschappelijke segregatie in Brussel bevorderen.” (Onderwijsspiegel 2015, p. 162). En dus: “De lat voor de Brusselse kinderen moet op het Vlaamse niveau blijven liggen. Alle Brusselse basisscholen moeten in staat zijn om met hun leerlingen dit niveau te behalen.” (Onderwijsspiegel 2015, p. 135)
- In datzelfde verband nog dit: ik was zelf promotor van een 8-jaar-lange evaluatiestudie van het ondersteuningsproject “Voorrangsbeleid Brussel” op leerlingprestaties en leerkrachthandelen in het Brussels Nederlandstalig basisonderwijs. Het onderzoeksteam trok veel conclusies en formuleerde veel aanbevelingen op basis van klasobservaties en leerlingprestaties op gestandaardiseerde taaltoetsen, maar niet de aanbeveling om de eindtermen voor deze scholen lager te leggen. Ja, het IS uitdagend, zelfs een stevige uitdaging om in scholen met een hoge onderwijskansenindex met alle leerlingen de eindtermen te halen, maar het “haast onbegonnen werk” noemen klinkt alleen maar goed in een trailer van een radioprogramma: je moet mensen nu eenmaal lijmen en dat werkt beter met ongenuanceerde stellingen.
- Zin 1: de kwaliteit van het Brussels Nederlandstalig onderwijs staat onder druk. Wat bedoelt men met kwaliteit? De kwaliteit van het lesgeven? Is er nu ook al een direct verband tussen de instroom van een meertalige leerlingenpopulatie en de verminderde kwaliteit van het onderwijs? Integendeel, zo blijkt in sommige gevallen. In sommige scholen met een meertalige, multiculturele leerlinginstroom STIJGT de kwaliteit van het onderwijs net omdat de leerkrachtenteams er (a) heel bewust moeten nadenken over de impact van hun lesmethoden, en (b) als team moeten samenwerken om de beperkingen van hun individuele kunnen te overstijgen. Ook in Brussel? De inspectie levert in dit verband zeer markante feiten op, toevallig gelijktijdig met haar onderwijsspiegel. In haar rapport over de implementatie van taalbeleid in het Vlaams en Brussels Nederlandstalig onderwijs (2010-2014) blijken de Brusselse Nederlandstalige scholen het goed te doen. Het inspectierapport bevat tal van citaten waaruit blijkt dat de kwaliteit van het taalbeleid in vele Brusselse Nederlandstalige scholen BETER is dan in Vlaamse scholen. Ten tweede, het rapport geeft aan dat de verschillen tussen scholen zeer groot zijn: bij taalbeleid, bij de algemene doorlichting. Met andere woorden: het is nooit een goed idee om alle scholen binnen een regio over dezelfde kam te scheren. En dat is precies wat de 29 woorden van de “bende van Annemie” doen.
- In zijn perstoelichting geeft het hoofd van de inspectie aan dat het verloop van leerkrachten in het Brussels onderwijs zorgwekkend is. Dat is een erg relevant punt. Leerkrachten maken immers hét verschil: leerkrachten zijn de “major source of controllable variance” in het onderwijs volgens Hattie, en ze doen er zeker toe in scholen met een sociaal zwakke leerlinginstroom. Wie Brusselse scholen écht wil helpen om de uitdaging aan te gaan om met hun leerlingen het niveau van de eindtermen te halen, moet er dus alles aan doen om (a) goede leerkrachten in Brussel aan te trekken en te behouden, (b) hun professionalisering te versterken en ondersteunen, (c) hen maximale steun te geven om te groeien in hun teamverbondenheid en teamsamenwerking. Dat is precies waarvoor Voorrangsbeleid Brussel en Onderwijscentrum Brussel werden opgericht, en die worden door de inspectie als een belangrijke factor genoemd in het verklaren van de goede resultaten van vele Brusselse scholen wat taalbeleid betreft. Klein detail: Voorrangsbeleid Brussel werd ondertussen onder druk van besparingen opgeheven….
- De aanbevelingen die de inspectie formuleert aan het adres van de Brusselse scholen die geen advies 1 kregen, zijn erg interessant: onder andere versterk functioneel taalvaardigheidsonderwijs met meer aandacht voor luisteren en spreken, creëer meer coherentie in het W.O-onderwijs, werk het evaluatiebeleid beter uit, versterk de interne kwaliteitszorg door meer teamwerking en gezamenlijk beleid maken…. het zijn inderdaad pijlers waarvan we ondertussen weten dat ze voor de kwaliteit van het onderwijs uitmaken. En pijlers die vele Brusselse scholen dus WEL zeer goed uitbouwen: zij kregen advies 1.
- Investeer in leerkrachten en teams! Investeer in de kracht van teams om het schoolgebeuren krachtiger te maken in functie van leerwinst, welbevinden, motivatie en de verwerving van kerncompetenties. Versterk de Brusselse school. Breng scholen bij mekaar: laat scholen met advies 2 en 3 leren van scholen met advies 1. Op basis van nationaal en internationaal onderzoek zou ik hier, na lezing van de inspectierapporten, voluit voor gaan. Maar de Brusselse bocht lijkt anders te kronkelen… De Vlaamse Dienst voor Speelpleinwerking lanceerde onlangs een petitie tegen het VGC-idee om de Brusselse speelpleinen onder de bevoegdheid van onderwijs te plaatsen. Speelpleinen zouden worden georganiseerd vanuit een school en leerkrachten worden hoofdanimator. Is het plan dan om de speelpleinen te versterken eerder dan de school te versterken? Maar, zo vraagt de VDS zich af, versterk je een speelplein wel door het spelend leren af te bouwen? Maak je een speelplein aantrekkelijker door er leerkrachten het roer in handen te laten nemen? Waarom versterken we dan niet eerst het spelend leren in de school? Of gaan we nu te kort door de bocht?
Meer lezen?
http://www.ond.vlaanderen.be/inspectie/Organisatie/publicaties.htm
http://www.speelplein.net/?SID&spage=speelpleinchef&ssub=39&nid=817