De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren heeft een advies overgemaakt aan de Ministers van Onderwijs en Cultuur van Vlaanderen en Nederland, waarin ze de overheid vraagt om de hogescholen en universiteiten te ondersteunen in het vormgeven van een structureel taalbeleid. Daarvoor ziet de Raad minstens drie goede redenen:
- In de 21ste eeuwse informatie- en communicatiemaatschappij wordt van afgestudeerden van het hoger onderwijs een hoog niveau van taalcompetenties vereist. Afgestudeerden moeten onder andere vlot en kritisch met informatie kunnen omgaan, verbanden kunnen leggen tussen informatie uit diverse bronnen, reflecteren op de inhoud van teksten, en op basis daarvan beslissingen kunnen nemen, antwoorden op vragen vinden, en oplossingen voor problemen voorstellen. Afgestudeerden moeten bovendien vlot en helder kunnen communiceren, zowel mondeling als schriftelijk. In zowat alle beroepssectoren waar afgestudeerden terechtkomen, en ook in het maatschappelijk leven is het kunnen omgaan met, en helder verspreiden van informatie, een cruciale sleutelcompetentie geworden. Onderzoek in Vlaanderen en Nederland geeft echter aan dat veel eerstejaarsstudenten het lastig hebben met het kritisch verwerken van informatie en met helder communiceren. Niet spellingfouten vormen het grootste probleem in de teksten die studenten schrijven, maar het gebrek aan een heldere structuur en het gebruik van een ongepast (vaak te informeel) register.
- Voor de meeste docenten hoger onderwijs is taal een cruciaal instrument om doeltreffend les te geven. Studenten moeten kunnen omgaan met de academische taal in colleges en syllabi om tot leren te komen. Vaak is er echter een kloof tussen de academische taalvaardigheid van studenten en de eisen die door de onderwijsgevenden worden gesteld. Binnen een structureel taalbeleid wordt dit probleem langs twee zijden aangepakt. Met docenten wordt gewerkt aan de helderheid van hun taalgebruik en aan een sterker bewustzijn van de complexe taal die experten (vaak onbewust) produceren; met studenten wordt gewerkt aan de verhoging van hun academische taalvaardigheid. Op die manier kan de effectiviteit van het onderwijs, en dus ook de output ervan, danig verhogen. In een structureel taalbeleid worden daarom zoveel mogelijk docenten (ongeacht welk vak ze geven) betrokken. Vele instellingen hoger onderwijs timmeren nu al aan de weg, al stelt de Raad vast dat vele pogingen voorlopig nog blijven hangen in een remediërende aanpak waarbij via toetsen taalproblemen van studenten worden vastgesteld en via extra-curriculaire remediëringsinspanningen de student timmert aan de verhoging van zijn taalvaardigheid. Het effect op leren en onderwijs kan echter danig verhogen als het taalbeleid door het docententeam wordt gedragen, en er ook binnen de reguliere cursussen (zowel in de contactmomenten als in de geschreven materialen) bewuster wordt omgegaan met taal als onderwijsmedium. Ook het schrijven van scripties, verslagen, bachelorpapers en essays is een belangrijk aandachtspunt in dit verband: instellingen die hun studenten procesmatig begeleiden (vanaf het eerste jaar) om beter gestructureerde teksten te schrijven (bv. via het geven van feedback op draftversies) oogsten daarvan de vruchten tegen het moment dat de student aan het schrijven van een eindproef (bv. meesterproef) toekomt. Voor instellingen die dat niet doen, is de meesterproef vaak het moment waarop, dan pas, wordt vastgesteld dat de schrijfcompetenties van de student niet ‘op niveau’ zijn.
- De toekomstige leraren die straks aan taalbeleid binnen het secundair en basisonderwijs moeten werken, en die daar de taalvaardigheid van hun leerlingen zullen trachten te bevorderen, worden opgeleid in het hoger onderwijs. Voor hen is het van het grootste belang dat zij maximale kansen krijgen om hun schrijf-, spreek-, lees- en luistercompetenties te ontwikkelen. Ook hier hoopt de Raad dat alle docenten van het hoger onderwijs via taalgericht, interactief vakonderwijs aan studenten kansen bieden om taalcompetenter te worden, en dat niet alle last op de docenten van taal- of communicatievakken terechtkomt.
Wat in het basis- en secundair onderwijs al stevig is aangezet, moet dus in het hoger onderwijs een logisch vervolg krijgen. Taalbeleid is een must op alle onderwijsniveaus. We mogen er niet langer zomaar van uitgaan dat studenten wel op hun eentje de taalcompetenties zullen ontwikkelen die het hoger onderwijs zelf, en de afnemende maatschappij, van hen vraagt.
De Raad formuleert in haar advies ook concrete voorstellen waarmee een overheid aan de slag kan om het hoger onderwijs in haar taalbeleid te ondersteunen: creëer een kennisbank, verspreid voorbeelden van (goede) praktijken, organiseer uitwisselingen tussen docententeams, verspreid interessante tools en scenario’s, ondersteun de formulering van te behalen taalcompetenties aan het eind van specifieke opleidingen, organiseer studiedagen, ondersteun teams bij het uitrollen en verankeren van taalbeleid in hun interne kwaliteitszorg.
De taalvaardigheidstrein dendert aan een hoge snelheid door de 21ste eeuw. Overheden kunnen dus maar beter vaart maken, zodat ze deze trein niet missen.
Het advies van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren lezen?
http://taalunieversum.org/publicaties/vaart-met-taalvaardigheid
“Wat in het basis- en secundair onderwijs al stevig is aangezet, moet dus in het hoger onderwijs een logisch vervolg krijgen.” Stevig aangezet? Dat is net het probleem: wat we nu zien in het hoger onderwijs is het logisch gevolg van de ineenstorting van het taalonderwijs in de moedertaal. Het jarenlang gepropageerde taalfunctionalisme begint zijn tol te eisen. Dus niet meer van dat, maar terug stevig inzetten op hoge eisen voor schriftelijke en mondelinge taalvaardighied.
Dit is op X, Y of Einstein? herblogden reageerde:
Had dit advies gemist, gelukkig opgepikt via de blog van Kris Van den Branden.