De wereld verandert razendsnel. Verouderen schoolvakken dan niet even snel?
Om die vraag te beantwoorden, is het aangewezen om een onderscheid te maken tussen de doelstellingen van het vak (welke kennis, vaardigheden en attitudes moeten de leerlingen verwerven?), de inhouden van het vak (welke inhoudelijke elementen worden behandeld?) en de didactiek van het vak (hoe wordt het vak onderwezen?).
- De doelstellingen van een vak zijn verouderd als ze niet meer beantwoorden aan de leerbehoeften van de leerlingen, dus aan wat de leerlingen zouden moeten leren. De meeste Vlaamse eindtermen zijn tijdens de jaren ’90 van de vorige eeuw uitgevaardigd. Sindsdien is de wereld digitaler, technologischer, diverser en globaler geworden. Voor een heel aantal vakken kan dat betekenen dat doelstellingen moeten aangevuld of aangepast worden omdat leerlingen ondertussen andere, of bijkomende dingen moeten leren. Zo moet in een vak als technologische opvoeding veel meer aandacht gaan naar de vaardigheid van jongeren om doelgericht en kritisch met digitale media en apparaten om te gaan; in een vak als taal krijgt het doelgericht en omgaan met een overvloed aan informatie veel meer gewicht dan 25 jaar geleden. Evenzeer is het mogelijk dat andere vakdoelen aan belang hebben ingeboet. Om in te schatten of doelstellingen verouderd zijn, kan best via bevragingen en observaties nagegaan worden wat leerlingen in het maatschappelijk en cultureel leven, op de arbeidsmarkt en voor hun persoonlijke ontwikkeling nodig hebben om op te groeien tot volwaardig functionerende volwassenen, én moet regelmatig gepeild worden bij leerkrachten, leerlingen en stakeholders wat zij als cruciale doelstellingen aanstippen. Momenteel ligt het tempo van verandering in de wereld buiten de school zo hoog dat het goed is om minstens elke 25 jaar een fundamenteel debat over de kerndoelstellingen van het onderwijs te houden. Onze eigen levenservaring leert ons dat eindtermen die in 1990 werden uitgevaardigd in 2015 gedeeltelijk aan herziening toe zijn. Geen toeval, dus, dat deze denkoefening ook in vele omringende landen wordt gemaakt.
- De inhouden van een vak kunnen om verschillende redenen verouderen. De eerste reden hangt nauw samen met de verouderingstermijn van doelstellingen: er worden nieuwe inzichten verworven (bv. hoeveel planeten zijn er in ons zonnestelsel?), er doen zich nieuwe ontwikkelingen voor in het domein waarover het vak gaat (hoe werkt een gps? Is sms-taal schadelijk voor de spellingvaardigheid van de jeugd?) of er worden nieuwe ontdekkingen gedaan (het Higgs-boson bestaat echt). Ten tweede moeten de inhouden van bepaalde vakken ook regelmatig ‘geactualiseerd’ worden omdat het vak zo voor de leerlingen aantrekkelijker wordt. Zo kan het werken aan begrijpend-leesvaardigheid interessanter voor de leerlingen worden als er met teksten wordt gewerkt die inspelen op hun leefwereld of op de actualiteit. Daardoor doen teksten in handboeken die 15 jaar geleden werden gepubliceerd vaak ‘gedateerd’ aan. Voor sommige inhouden is de verouderingstermijn van inhouden dus zelfs korter dan die van doelstellingen (dus minder dan 25 jaar), al zijn er uiteraard ook inhouden en onderwerpen die minder aan veroudering onderhevig zijn.
- De didactiek van het vak is (hoe raar het mag klinken) minder onderhevig aan veroudering dan velen denken. Dat komt omdat de wijze waarop mensen leren niet zo snel evolueert. Volgens neurologen leren mensen van vandaag nog op dezelfde wijze als mensen 2500 jaar geleden. De wijze waarop we kennis opslaan, complexe vaardigheden en competenties verwerven is stabiel; voor echt ingrijpende veranderingen in de werking van ons brein is volgens neurologen eerder een periode van 25.000 jaar nodig. Vandaar dat als mensen boeken lezen over de principes van effectief onderwijs ze vaak het gevoel hebben dat er weinig nieuws te rapen valt en ze boodschappen krijgen te horen die sommige pedagogen en didactici 50 jaar (en zelfs 500 jaar!) geleden ook al verkondigden. Het is uiteraard wel mogelijk dat er nieuwe werkvormen en methodes op de markt komen, maar die bieden vaak nieuwe concretiseringen van visies op leren die al lang bestaan. De didactiek van een vak kan ook verouderen doordat wetenschappelijk onderzoek nieuwe inzichten rond de impact van onderwijs op leerprocessen naar boven spit. Tijdens de afgelopen 25 jaar is er bijzonder veel van dergelijk wetenschappelijk onderzoek verricht, maar grosso modo heeft dat onderzoek vooral empirisch bewijs geleverd voor visies op leren en onderwijs die al lang bestonden. Uiteraard is het mogelijk dat de resultaten van al dat onderwijsonderzoek niet stroken met wat leraren daadwerkelijk in de klas doen; soms krijgen sommige leraren daarom te horen dat hun onderwijs ‘verouderd’ is.
In discussies over het onderwijs van de 21ste eeuw is het dus goed om te realiseren dat doelstellingen en inhouden van vakken sneller verouderen dan de manier waarop leerlingen die doelstellingen het meest effectief bereiken.
Ten slotte nog dit: in de literatuur rond het onderwijs van de 21ste eeuw kan je vaak lezen dat het ‘vakkenonderwijs’ zelf verouderd is. Er zijn inderdaad heel wat goede redenen om flexibeler met onze rigide vakkenstructuur om te gaan. Het werken aan 21ste-eeuwse sleutelcompetenties vereist dat schotten tussen vakken vaker doorbroken worden, zodat leerlingen bruggen kunnen slaan tussen vakken en disciplines, en verschillende soorten kennis en competenties kunnen toepassen om probleemoplossend te leren denken, kennis toe te passen op authentieke cases, creatief te denken, kritisch met informatie en moderne technologie om te gaan…. Het doorbreken van vakken – of het leggen van meer verbindingen tussen vakken – kan het leren bovendien levensechter, boeiender, eigentijdser, duurzamer maken. Het kan er ook voor zorgen dat leerlingen het nut van vele onderwijsinhouden beter inzien, dat ze sommige abstracte inzichten veel concreter kunnen invullen, én dat ze betere verbindingen kunnen leggen tussen hun voorkennis en het nieuwe, tussen het concrete en het abstracte, tussen het binnenschoolse en het buitenschoolse. Met andere woorden, zowel op het vlak van doelstellingen, inhouden als didactiek zijn er goede redenen om het onderwijs te globaliseren: om de muren tussen vakken te doorboren, vaker projectmatig te werken, en veel meer verbindingen tussen vakken te leggen.