Wanneer heeft een vernieuwing op school de grootste kans op slagen?

Goede beleidsplannen schrijven is een uitdaging, maar ze in de praktijk brengen is nog andere koek: dat besluit Stephen Ball (University of London) in zijn analyse van vernieuwingsprocessen op Britse scholen. Wie op school een vernieuwing duurzaam wil invoeren, kan dus maar beter rekening houden met de onderstaande vuistregels die te rapen vallen uit het beschikbare onderzoek naar innovatieprocessen in het onderwijs.

Vuistregel 1: Bezint eer ge begint!

Begin als team niet aan een vernieuwingsproces zonder een grondige planning. Goed bezonnen is half gewonnen. Het is daarbij van groot belang dat alle teamleden die (vroeg of laat) bij de implementatie van de vernieuwing betrokken zullen worden, bij het voorafgaand planningsoverleg betrokken worden. Evenzeer is van belang dat alle niveaus, van de leraar in de klas tot het directieniveau, zijn vertegenwoordigd. Planning gaat immers in de eerste plaats om gezamenlijke prioriteiten stellen en gezamenlijk eigenaarschap van het vernieuwingsproject opbouwen.

Vuistregel 2: Stel een beperkt aantal doelen!

Als ze willen, kunnen schoolteams aan vijftien vernieuwingen tegelijkertijd werken. Het onderwijswereldje gonst van de wenselijke vernieuwingen. Voor schoolteams is de verleiding groot om te veel hooi op de vernieuwingsvork te nemen, waardoor diverse vernieuwingen elkaar gaan tegenwerken en vernieuwingsvermoeidheid bij teams creëren. Prioriteiten stellen is dus van essentieel belang: aan welke doelen moet het team écht, en dringend, werken? Het is daarbij aangewezen dat deze cruciale doelen eerst op leerlingniveau worden geformuleerd: welke competenties moeten onze leerlingen echt beter kunnen verwerven? Welke aspecten van hun leerproces moeten beter gestimuleerd worden?

Vuistregel 3: Zet de klaspraktijk en de leerkracht centraal!

De leraar is de centrale figuur in krachtige leeromgevingen, en dus ook in onderwijsvernieuwingen. Het is daarom aangewezen dat de doelen op leerlingniveau meteen worden vertaald in competenties die leraren (beter) moeten verwerven of acties die ze (sterker) in de klas moeten implementeren. Als leraren zich niet concreet kunnen voorstellen wat er van hen verwacht wordt en waarom dat zinvol is voor henzelf en voor hun leerlingen, zal hun bereidheid om mee te stappen in de vernieuwing kleiner zijn.

Vuistregel 4: Implementeer in fasen!

In tegenstelling tot het planningsoverleg waaraan alle betrokkenen actief deelnemen, hoeven niet alle teamleden de vernieuwing meteen in de praktijk om te zetten. Bij veel geslaagde, duurzame vernieuwingen deed eerst een kleine kerngroep ervaring en expertise op met het implementeren van de vernieuwing. Deze kerngroep kan dan in een tweede fase (wanneer meer teamleden op de kar springen) zorgen voor ondersteuning, waarschuwen voor valkuilen, als rolmodel fungeren en morele steun geven. De olievlek kan zo gaandeweg uitbreiden, en wordt gevoed door succeservaringen die worden gecommuniceerd aan de teamleden die nog niet actief aan het implementeren zijn.

Vuistregel 5: Monitor en stuur bij waar nodig!

De doelen van de vernieuwing moeten steeds op het netvlies blijven. In alle fasen van de vernieuwing moeten leraren, leerlingen en directies samen evalueren of de doelen op leerkracht- en leerlingniveau (gedeeltelijk) bereikt worden, zodat in onderling overleg kan bijgestuurd worden waar nodig. Elk proces van vernieuwing is een proces van vallen en opstaan, van leren uit fouten, van geleidelijke vooruitgang.

Vuistregel 6: Versterk elkaar!

“Together everyone achieves more”: vernieuwingen hebben meer kans op slagen als directies hun leraren actief en constructief ondersteunen, zowel op praktisch als moreel vlak. De steun van de directie is voor duurzame vernieuwingen van cruciaal belang. Verder kan het absoluut helpen dat leraren niet naast mekaar en los van elkaar de vernieuwing proberen in te voeren (ieder in haar eigen klas, met de deuren dicht), maar dat leraren bij mekaar mogen spieken, mekaars ideeën mogen stelen, bij elkaar mogen observeren, van elkaars expertise mogen gebruik maken, samen klaservaringen voor- en nabespreken… Op die manier wordt vernieuwen ook leuker: het wordt dan immers een middel om de banden met andere teamleden te versterken en constructief samen te werken aan een gedeeld doel. En dat laatste is volgens heel wat antropologen een van de meest deugddoende ervaringen in een mensenleven…

 14041415-TEAM-acronym-for-Together-Everyone-Achieves-More-written-on-a-smudged-blackboard-Stock-Photo

Meer lezen?

Ball, S.J., Maguire, M., & Braun, A. (2012). How schools do policy: policy enactments in secondary schools. London/New York: Routledge.

Fixsen, D. et al. (2005). Implementation research: a synthesis of the literature. Tampa: University of South Florida.

Hattie, J. (2015). What Works Best in Education: The Politics of Collaborative Expertise. Londen: Pearson.

Wiggings, M., Austerberry, H., & Ward, H. (2012). Implementing evidence-based programmes in children’s services: key issues for success.  London: Department for Education.

 

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s