We hebben sterke lerarenopleidingen nodig. Daarover is iedereen het eens. Maar daarvoor heb je sterke banden nodig tussen alle betrokken partners. Op conferenties over onderwijs komt er vaak een moment waarop het gaat over dingen die niet zo goed lopen (“onze leraren spelen nog te weinig in op culturele en sociale diversiteit” of “er wordt te weinig gedifferentieerd”), en dan is er altijd wel iemand die de arm in de lucht steekt en zegt: “de lerarenopleiding moet daarvoor zorgen”. Meestal gaat er dan een zucht van instemming door de zaal. Als lerarenopleider bekruipt me dan steeds een onbehaaglijk gevoel: het lijkt dan even alsof lerarenopleidingen instituten zijn die los van onderwijs werken, maar wel alle problemen van onderwijs eigenhandig moeten, en kunnen, oplossen. Dat kan natuurlijk niet.
Leraren opleiden is een gezamenlijk, volgehouden, doorgedreven project. Alle betrokken partijen (overheid, koepels, stagescholen, lerarenopleidingen, studenten en onderwijsondersteuners) moeten samen aan het zeel trekken. Hetzelfde zeel dus…
- De overheid moet duidelijke kaders scheppen en de vereiste middelen vrijmaken. De Vlaamse regering stelt in haar recente conceptnota rond de hervorming van de lerarenopleiding dat een leraar een vakinhoudelijk expert én een vakdidactisch expert moet zijn, en daarbovenop deskundig met culturele en talige diversiteit moet kunnen omgaan, goed in team moet kunnen samenwerken, het eigen onderwijs aan onderzoek moet kunnen onderwerpen en goed moet kunnen differentiëren. Die eigentijdse eisen moet de overheid matchen met een eigentijdse financiering die de ruimte schept voor een voldragen vormingstraject en intensieve ondersteuning van student-leraren.
- Lerarenopleiders moeten in hun didactiek en interactie rolmodellen en voorbeelden van goed onderwijs zijn, en moeten de studenten intensieve kansen geven om via een slimme, systematische combinatie van nadenken over onderwijs (theorie, reflectie, onderzoek, analyse..) en in onderwijs handelen (stage, microteaching, experimenteren..) de student tot verdieping van de basiscompetenties te brengen. Tegelijk moeten stagescholen zich opstellen en openstellen als ruimtes waarin studenten kunnen uitproberen, oefenen, leren uit fouten, reflecteren op te geven en gegeven lessen. Een student lerarenopleiding is niet iemand die zomaar ingeschakeld kan worden (of zou mogen worden) om het volgende lesje uit het handboek volgens de door de school opgelegde methode te geven, maar moet ruimte krijgen om frisse ideeën binnen te brengen, nieuwe werkvormen uit te proberen, te leren uit experimenteren. In Nederland zijn stagescholen nog meer dan in Vlaanderen echte oefenscholen, die een engagement aangaan om de student allerlei dingen te laten uitproberen: zo kan een win-win-situatie ontstaan waarbij ervaren leraren kennismaken met innovatieve methodes en jonge studenten leren uit de reflectie van ervaren leerkrachten daarover.
- Lerarenopleiders, stagementoren en studenten moeten in intensieve interactie met mekaar gaan over de leservaringen van de student, en dat liefst niet los van elkaar (en op verschillende momenten). In een tijd waarin terecht wordt benadrukt dat leraren teamspelers moeten zijn, is het aangewezen dat studenten van de lerarenopleiding over het muurtje van hun eigen vak(ken) mogen kijken, en kansen krijgen om samen met andere studenten (van dezelfde richting, maar ook van andere vakken, graden en richtingen) te co-teachen, samen lessen voorbereiden, samen reflecteren op gegeven of geobserveerde lessen… Ook co-teaching tussen student en ervaren stagementor mag geen taboe zijn.
- Een lerarenopleiding is niet voltooid wanneer de eerste formele fase van de initiële lerarenopleiding is afgesloten. Er zijn immers bepaalde aspecten van het leraarschap (bv. leren omgaan met de druk van een vol uurrooster, communiceren met ouders, opvolgen en van leerlingen doorheen een langer leertraject….) die leraren pas echt onder de knie krijgen als ze een tijdlang in het onderwijs actief zijn en volle verantwoordelijkheid krijgen. Beginnende leraren moeten onder gunstige omstandigheden kunnen starten: met enige werkzekerheid (minstens voor een jaar) zodat ze zich op hun inhoudelijke professionalisering kunnen concentreren, met een kleinere lesopdracht, en met voldoende aanvangsbegeleiding door meer ervaren collega’s en onderwijsondersteuners. Dat verhoogt de kans dat beginnende leraren in het vak blijven en kunnen uitgroeien tot de sterke leraren die we nodig hebben.
De Vlaamse overheid wil de lerarenopleidingen versterken. Het is dus te verhopen dat die versterking de vorm aanneemt van een intensifiëring van de verbindingen tussen de verschillende betrokken partners en van een echte intensifiëring van het leertraject dat beginnende leraren mogen afleggen.
Dit is op X, Y of Einstein? herblogden reageerde:
Wat Kris hier zegt? +1! (en oja, ik herinner me nog de tijd dat ik zelf in de lerarenopleiding zat mét oefenschool, een ware luxe!).
Ik volg deze blogpost in grote lijnen maar wil naast samenwerking lerarenopleiding-werkveld ook deze met pedagogische begeleiding beklemtonen: professionalisering van leraren kan zo boost krijgen. Samen levenslang leren weet je wel…