Frans in de basisschool: sloop de schotten!

De Vlaamse onderwijsinspectie legt de vinger op de wond: het gaat niet zo goed met het onderwijs van het Frans in de basisschool. Veel leerkrachten voelen zich erg onzeker om Frans te praten en zoeken daarom vaak heil in kennisgericht grammatica-onderwijs. Dat komt echter niet ten goede aan de motivatie en de vroege taalvaardigheidsontwikkeling van de leerlingen. Het onderwijs Frans zou fris, speels, communicatief, levendig moeten zijn en vooral geen droge, saaie les. De vraag is dus: hoe lossen we dat probleem op? Een deel van de oplossing ligt in het flexibeler omgaan met allerlei schotten in ons onderwijs…

  1. Leraren die een voldoende hoge taalcompetentie in het Frans hebben, voelen zich makkelijker zeker genoeg om spontane conversaties aan te gaan met kinderen en de voorgekauwde zinnetjes van het handboek te overstijgen. Waarom maken we in ons basisonderwijs dan niet meer gebruik van leerkrachten die gevormd zijn om in het secundair onderwijs Frans te geven? Uiteraard moeten die leerkrachten dan best een vorming krijgen over hoe ze heel jonge kinderen op een speelse manier taalstimulering kunnen aanbieden, maar de kans dat zij over de taalvaardigheid – en zekerheid – beschikken om communicatieve activiteiten vorm te geven en een rijk taalaanbod aan te bieden, stijgt daardoor zienderogen. Ook Franstalige vrijwilligers (bv. Franstalige ouders, speelpleinmonitoren…) zouden af en toe kunnen deelnemen aan klasactiviteiten of uitstappen die in het Frans worden ingericht.
  2. Waarom koppelen we een Vlaamse klas niet wat vaker aan een Brusselse of Waalse correspondentieklas? Zo kunnen Nederlandstalige leerlingen chatten of mailen met een Franstalige leerling en nieuwe vriendjes maken (en dat is nog altijd een van de belangrijkste redenen voor mensen om een nieuwe taal te leren). Als een Vlaamse klas wordt gekoppeld aan een klas uit een Waalse immersieschool, dan kan zelfs afgesproken worden dat de leerlingen de ene week in het Frans en de andere week in het Nederlands communiceren. Een win-win voor beiden…
  3. Het onderwijs Frans kan makkelijk losgekoppeld worden van de formele lessen Frans in het vijfde en zesde leerjaar. Muzische knutsel-, teken-, zangmomenten of bewegingsactiviteiten (sport, spel) kunnen in de klas of op de speelplaats, en vanaf de kleuterklas, ook (gedeeltelijk) in het Frans worden gedaan. Daarvoor moet niet gewacht worden tot het vijfde leerjaar, en is slechts één leerkracht nodig die dat vlot in het Frans kan. In principe kunnen hiervoor ook de bovenvermelde vrijwilligers ingeschakeld worden.
  4. Moderne technologie biedt ongeziene mogelijkheden om leuk, fris, interessant taalaanbod de klas binnen te halen. De leerkracht is dus lang niet de enige bron van rijk taalaanbod. Niet alleen VRT, maar ook Rtbf zendt heel leuke programma’s voor jonge kinderen uit. Kinderen kunnen bijvoorbeeld ook eens proberen om (eenvoudige) games die ze al in het Nederlands kennen in het Frans te spelen. Op die manier verbinden ze de Franse taal met toffe, boeiende inhouden.
  5. Volgens het inspectierapport worden Franstalige leerlingen op een Nederlandstalige basisschool soms als een probleem gezien omdat ze de expert-positie van de leerkracht aantasten (de leerling kan beter Frans dan de leerkracht). Maar de taalkennis Frans van die kinderen is eigenlijk een ontzettende troef. Deze leerlingen kunnen in hun eigen klas, en in andere klassen, net ingezet worden om het Frans tijdens allerlei activiteiten heen te gebruiken en te modelleren. Voor deze leerlingen kan dat een mooie manier zijn om te tonen welke troeven ze op dat vlak hebben.

Het is een kenmerk van krachtig, duurzaam onderwijs dat bestaande schotten tussen vakken, leerjaren, school en buitenwereld het leren niet in de weg staan. Voor een levendig, eigentijds, wervend onderwijs van het Frans in de basisschool is de “globalisering” van het onderwijs waarbij grenzen functioneel en flexibel worden doorbroken, van groot belang. En avant maintenant! (om het met de titel van mijn oude methode Frans te zeggen…)

 

Meer lezen?

Zie de Onderwijsspiegel 2017 van de Vlaamse Onderwijsinspectie.

 

2 gedachten over “Frans in de basisschool: sloop de schotten!

  1. De Vlaamse onderwijsinspectie heeft het bij het rechte eind: het gaat niet zo goed met het Frans op de basisschool. Eigenlijk gaat het ook niet zo goed met het Frans in het secundair onderwijs en eigenlijk ook niet in de lerarenopleiding. Er zijn geen kandidaten meer om leerkracht Frans te worden. In de scholen is er echter een immens tekort aan leerkrachten Frans en de vraag naar bijles voor dit vak is niet bij te houden.
    Het probleem is inderdaad een te sterk kennisgericht grammaticaonderwijs met overdreven aandacht voor de kleine fouten die overal kunnen opduiken in de Franse taal en te weinig aandacht voor een frisse, speelse en communicatieve, moderne taal. Al snel zijn de leerlingen dit vak, waarin ze zo moeilijk competent kunnen zijn, beu. Ze krijgen er zelfs een afkeer van.

  2. Het voorstel om meer competente leerkrachten uit het secundair ook in het lager onderwijs te gaan inzetten, is jammer genoeg geen goede oplossing. Deze leerkrachten zijn gewoonweg niet beschikbaar. Bovendien ondervinden deze leerkrachten dezelfde problemen in het secundair wat betreft de motivatie voor deze taal. Onze jonge leerkrachten beschikken nochtans zelf wel over de noodzakelijke mondelinge taalvaardigheden maar kiezen onder groepsdruk voor de didactiek van handboeken invullen, grammatica studeren en het ontdekken en verbeteren van fouten. De oudere generatie leerkrachten Frans is zeker nog beter opgeleid, maar zij is nog meer gericht op regels en uitzonderingen en op het betrappen van fouten van de leerlingen.
    De oplossing om het Frans onderwijs terug vooruit te helpen schuilt er in om de competenties die je als leraar bezit in te zetten om leerlingen op een geleidelijke manier en met veel openheid en respect voor het gebrekkige Frans dat ze aanvankelijk brabbelen, te blijven motiveren. Leerlingen zullen maar Frans willen spreken wanneer je hen toelaat om fouten te maken. Anders vallen ze stil; het leren van een vloeiende Franse taal verwordt anders tot een beangstigd, verstild denkproces over een accent aigu of een onhoorbare –ent als uitgang.
    Het probleem is niet dat die leraar uit het basisonderwijs minder goed is opgeleid voor Frans, maar wel dat deze leraar zelf ook lijdt onder de angst voor de fout, de angst voor de ‘competente’ leerkracht die hem terecht zal wijzen. En daardoor vervalt ook hij snel in de didactiek van het geschreven Frans waarbij je eindeloos kan nadenken over het juiste woord en de correcte spelling.
    Geef onze leerkrachten Frans de vrijheid en geruststelling om fouten te maken. Hoe meer Frans ze durven spreken hoe beter en ongedwongener zij dat zullen doen en hoe gemotiveerder de leerlingen zullen worden voor het leren van deze mooie taal.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s