Hoe ziet het 21ste-eeuwse curriculum er in het buitenland uit?

In Australië, Nieuw Zeeland, USA, Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland werden tijdens de afgelopen jaren nieuwe nationale curricula ontwikkeld. Voor Australië en USA ging het zelfs om de eerste nationale curricula. Op basis van een vergelijkende studie identificeerden Sinnerma en Aitken een aantal trends in het ontwerp van die hedendaagse curricula:

  1. Van kennis en vaardigheden naar competenties: Er is een sterke tendens in de bovenstaande landen om 21ste-eeuwse sleutelcompetenties een centrale plaats te geven in eindtermen en curricula. Competenties worden benaderd als een integratie van kennis, vaardigheden, attitudes en waarden die aanzetten tot actie in betekenisvolle contexten. De zogenaamde “disposities” treden daarbij steeds sterker op de voorgrond: Jongeren moeten niet alleen de kennis en vaardigheden hebben om competenties toe te passen, maar ze moeten ook bereid zijn om dat op gepaste manier te doen in gevarieerde contexten. Omdat sleutelcompetenties vaak een interdisciplinair karakter hebben, zetten de curricula aan tot een kritische benadering van de traditionele schoolvakken. De beleidsmakers bepleiten niet dat vakken worden afgeschaft, al krijgen schoolteams in de betrokken landen wel systematisch het advies om de grenzen tussen vakken vaker te doorbreken.
  2. Het belang van waarden: In de curricula van de onderzochte landen worden morele waarden naar voor geschoven. Het gaat hier vooral om waarden die met verdraagzaamheid en tolerantie hebben te maken. Ook al moeten leerlingen een stevige kennisbasis opbouwen, toch moeten ze zich bewust zijn van het feit dat die kennisbasis een bepaald perspectief op de werkelijkheid vertegenwoordigt, zich bewust zijn van het feit dat er andere perspectieven op de wereld en het leven mogelijk zijn en daar respect voor opbrengen.
  3. Aandacht voor didactiek: In de curricula van de meeste landen (maar niet dat van de USA) worden niet alleen cruciale doelen beschreven, maar ook adviezen voor een krachtige didactiek gegeven. Er is dus niet alleen aandacht voor wat moet worden onderwezen, maar ook voor hoe dat (best) kan gebeuren. De didactische adviezen blijven echter algemeen: activerende werkvormen, motiverende en boeiende onderwijsinhouden, coöperatief leren, ruimte voor leerlinginitiatief, levensnabijheid en actief exploreren (door leerlingen) worden vaak aanbevolen. Toch hoeden de beleidsmakers zich ervoor om te prescriptief te worden, want de autonomie van de lokale school wordt evenzeer hoog in het vaandel gedragen.
  4. Minder voorschriften, meer lokale autonomie: De beleidsmakers in de betrokken landen roepen schoolteams op om hun eigen leerplan en curriculum te ontwerpen op basis van de specifieke noden van hun lokale leerlingpopulatie, en daarbij het nationaal curriculum als richtingaanwijzer te gebruiken. Lokale teams hebben de autonomie, expertise en vrijheid om hun eigen interpretatie aan het nationale curriculum te geven. Toch botst dat in sommige landen met de verantwoordingsplicht van lokale scholen: ze moeten aantonen dat ze bepaalde (en soms erg specifieke) doelen hebben gehaald, bijvoorbeeld rond talige en wiskundige geletterdheid.
  5. Het versterken van het partnerschap met ouders: De nationale curricula hebben in de betrokken landen veel aandacht voor de band tussen schoolwereld en thuiswereld. Ouders worden niet alleen opgeroepen om constructief bij te dragen tot de ontwikkeling van hun kind, maar moeten ook een stem krijgen in het curriculumbeleid van de school en de kans krijgen om volwaardig te participeren aan het schoolleven.

Conclusie: een krachtig, helder curriculum doet ertoe. Het kan volgens de regeringen van de betrokken landen bijdragen tot de kwaliteit van het onderwijs en een rol spelen in het bevorderen van gelijke onderwijskansen. Bovenal kan het scholen helpen om ervoor te zorgen dat hun leerlingen de competenties verwerven die echt belangrijk zijn voor hun leven buiten de school. Voor leerkrachten kan een helder curriculum ook helpen om door het bos de bomen te zien. Een goed curriculum mag daarom niet overladen zijn. In het vorige curriculum van Nieuw-Zeeland moesten kinderen voor de leeftijd van 10 meer dan 500 kerndoelen behalen. Geen wonder dat zowat iedereen het erover eens was dat dit letterlijk veel te veel van het goede was….

 

Meer lezen?

Mark Priestley & Gert Biësta (2014). Reinventing the curriculum. New trends in curriculum policy and practice. London: Bloomsbury.

Advertentie

Een gedachte over “Hoe ziet het 21ste-eeuwse curriculum er in het buitenland uit?

  1. Mooue vergelijking, we deden binnen basisonderwijs van katholiek onderwijs Vlaanderen een gelijkaardige studie ter voorbereiding van Zin in leren! Zin in leven! Op basis van die internationale tendensen ontwierpen we het totaalconcept zill. En ons werkveld werd meteen enthousiast meegenomen. Ook een deugddoende ervaring die aansluit bij vorige blogs.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s