Inclusief onderwijs beroert het Vlaamse onderwijslandschap. In een gloednieuwe reviewstudie brengen onderzoekers van het Steunpunt Onderwijsonderzoek (SONO) het beschikbare internationale onderzoek naar de invoering van inclusief onderwijs in kaart. Daaruit vallen interessante lessen voor de Vlaamse situatie te trekken.
De belangrijkste conclusie die de onderzoekers trekken uit al dat onderzoek is “dat professionele ontwikkeling van leraren, gebaseerd op goede praktijkvoorbeelden die leiden tot succesvolle ervaringen en gelegenheid tot intervisie of bespreking van concrete casussen achteraf, van vitaal belang is voor de implementatie van inclusief onderwijs.”
Leraren die een rol opnemen in inclusief onderwijs hebben duidelijk nood aan deskundigheidsbevordering. Die kan best niet algemeen en theoretisch van aard zijn, maar eerder uitgaan van heel concrete ervaringen. Nascholing, coaching en vorming kunnen dus best vastgehangen worden aan het rechtstreeks contact van leraren met leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften (SOB) en concreet ingaan op hoe de leraren op die SOB kan inspelen. Terugkomdagen en follow up sessies waarop leraren feedback krijgen op hun onderwijsgedrag en ervaringen en ideeën kunnen uitwisselen met andere leraren verhogen de effectiviteit van de vorming.
Zulke professionaliseringskansen spelen ook een belangrijke rol in het bevorderen van positieve attitudes bij leraren. Uit het onderzoek blijkt immers dat leraren (algemeen gesproken) negatievere attitudes rond inclusief onderwijs hebben dan ouders en leerlingen. Leraren hebben ook negatievere attitudes ten aanzien van inclusie van leerlingen met gedragsproblemen en een verstandelijke beperking dan ten aanzien van de inclusie van leerlingen met fysieke beperkingen. Naast kansen tot professionalisering kunnen ook de visie van de school en de bredere gedragenheid van inclusief onderwijs op school de individuele leraar tot positievere attitudes brengen.
Co-teaching kan inclusief onderwijs voor de individuele leraar haalbaarder en kwaliteitsvoller maken, maar co-teaching rendeert pas optimaal als leraren structureel tijd krijgen om lessen samen voor te bereiden, te evalueren en samen te reflecteren over goed onderwijs en goede samenwerking.
Ook de inzet van medeleerlingen helpt: de steun van medeleerlingen en het modelleren van sociaal gewenst gedrag door de medeleerlingen dragen bij aan een meer inclusief klasklimaat. Voor de leerlingen kan dit bijdragen tot meer positieve sociale contacten, maar het doordacht samenstellen van klasgroepen met een meerderheid van leerlingen zonder SOB en een minderheid van leerlingen met SOB is wenselijk voor het uitbouwen van duurzame relaties en het ontwikkelen van een positief zelfbeeld bij leerlingen met SOB.
De conclusie is helder: inclusief onderwijs is een zaak van gedeelde verantwoordelijkheid tussen veel verschillende partijen. Van de leerlingen die mekaar ondersteunen, de leraren die de leerlingen ondersteunen, directies die hun leraren ondersteunen, schoolteams die elkaar over schoolgrenzen heen ondersteunen, tot ondersteuners en het beleid die leraren voorzien van voldoende kansen, voldoende deskundige hulp én voldoende ruimte om tot diepgaande professionalisering te komen. Inclusief onderwijs vereist een onderwijsbeleid dat de beslissing tot invoering met concrete daden en voldoende middelen opvolgt. In dat opzicht is deze reviewstudie een ware wake-up call voor al diegenen die de droom van inclusief onderwijs koesteren.
Meer lezen?
Van Mieghem, A., Verschueren, K, Petry, K, & Struyf, E. (2018). Review Inclusief Onderwijs: Factsheets. Steunpunt Onderwijsonderzoek, Antwerpen.
Dit is op X, Y of Einstein? herblogd.