Vreemdetalenonderwijs: hoe vroeger, hoe beter?

In Vlaanderen wordt vreemdetalenonderwijs voor elke leerling pas verplicht vanaf het vijfde leerjaar. Dat is in vergelijking met vele andere landen vrij laat. De Europese Unie heeft de afgelopen decennia een sterk pleidooi gehouden voor het vervroegen van de leeftijd waarop met vreemdetalenonderwijs wordt gestart. Dat pleidooi is gestoeld op de hypothesen dat (a) jonge kinderen veel vlotter een vreemde taal leren en (b) wie vroeg begint een hoger eindniveau haalt. Maar kloppen die hypothesen wel?

In opdracht van de Vlaamse overheid voerden onderzoekers van het Steunpunt SONO/KU Leuven een systematische reviewstudie uit om die vraag te beantwoorden. Het antwoord van de onderzoekers, gebaseerd op het beschikbare internationale onderzoek, is duidelijk:

  • Vreemdetalenonderwijs wordt vaak ingericht in een context waarin het contact met de vreemde taal relatief beperkt is. Als dat het geval is, blijken iets oudere leerlingen (bv. leerlingen in het secundair onderwijs) sterker te profiteren van vreemdetalenonderwijs dan jonge kinderen. Dat heeft te maken met hun cognitieve rijpheid, waardoor ze meer opsteken van formele vreemdetaleninstructie. In een aantal studies (zoals die van Munoz in Catalonië) blijken later gestarte leerlingen de vroeger gestarte kinderen dan ook vrij snel in te halen en soms zelfs voorbij te steken op het vlak van communicatieve vaardigheden, grammatica- en woordenschatkennis.
  • Een vroegere start van formeel vreemdetalenonderwijs (bv. aan het begin van het basisonderwijs) blijkt niet systematisch, en niet sterk, bij te dragen tot de verhoogde of versnelde ontwikkeling van vreemdetalencompetenties. De hypothese dat vroeger beter is, lijkt te zijn afgeleid van het onderzoek naar tweedetaalverwerving, waarbij kinderen op heel jonge leeftijd worden blootgesteld aan een heel rijk, niet-formeel, en veelal buitenschools taalaanbod. Een start op jonge leeftijd maakt dus wel een cruciaal verschil voor kinderen die de nieuwe taal op een naturalistische, impliciete manier kunnen verwerven: voor die kinderen blijkt de startleeftijd wel een belangrijke voorspeller te zijn van taalleersucces.
  • Daaruit kan worden afgeleid dat het dus wel zin heeft om jonge kinderen op school te stimuleren op het vlak van vreemdetalenverwerving, maar dan wel op een manier die is aangepast aan hun cognitieve ontwikkeling, en daarbij rekening te houden met de factoren die vreemdetaalverwerving bij kinderen bevorderen. Op jonge leeftijd hebben kinderen baat bij kwaliteitsvolle, betekenisvolle activiteiten die aangepast zijn aan hun impliciete manier van taalleren (dus veelal vertrekken van speelse, zinvolle en motiverende activiteiten), waarbij ze een natuurlijk, functioneel taalaanbod krijgen aangeboden en rekening gehouden wordt met hun cognitieve mogelijkheden en beperkingen. Vreemdetalenonderwijs moet dus, zeker in het basisonderwijs, sterk rekening houden met het beginniveau van leerlingen en voortbouwen op hun voorkennis. Op die manier kan een vroege start van vreemdetalenstimulering zowel een positieve bijdrage leveren tot de taalcompetenties als de taalleermotivatie van jonge kinderen.

 

Bron?

Hooft, H., Gobyn, S., & Van den Branden, K. (2019). Vroege start? Een analyse van interventies en maatregelen voor effectief vreemdetalenonderwijs. Leuven: Steunpunt SONO.

 

 

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s