Focus op de essentie van de KOALA-test

Voor het derde jaar op rij verzamelde het Departement Onderwijs data bij een representatieve steekproef van kleuterscholen over de resultaten van de verplichte KOALA-taalscreening bij 5-jarige kleuters. Voor het derde jaar op rij blijken de resultaten zeer stabiel: 85% van de huidige kinderen in de 3de kleuterklas scoort voldoende hoog op de taalvaardigheidstest, maar zo’n 11% heeft extra taalondersteuning nodig en ongeveer 4% intensieve begeleiding voor de verwerving van het Nederlands. De stabiliteit van de resultaten bevestigt dat de afnames van het screeningsinstrument tot erg betrouwbare resultaten leiden, ook in een jaar waarin scholen voor het eerst gebruik konden maken van de gratis digitale versie van KOALA (wat de helft van de scholen meteen deed). In scholen met relatief veel kinderen met een andere thuistaal dan het Nederlands liggen de percentages van de kinderen die extra taalstimulering nodig hebben, hoger. Ook dat is een bevestiging van de ondertussen gekende trends.

De thuistaal van de kinderen is een achtergrondvariabele. Het is belangrijk om op de voorgrond de essentie van de KOALA niet uit het oog te verliezen. KOALA is een toets voor schoolteams. KOALA gaat niet over ouders. KOALA gaat over 5-jarige kinderen en over de impulsen die schoolteams kunnen geven om de taalverwerving van jonge kinderen extra stimulansen te geven. KOALA helpt scholen om de kinderen te identificeren die extra taalzorg nodig hebben en zet hen aan om hun taalonderwijs te optimaliseren. Zo leidt de KOALA-test voor schoolteams naadloos tot een toets van het eigen kwaliteitszorgbeleid. Dat de minister van onderwijs extra budget ter beschikking stelt aan scholen met een hoog percentage niet-Nederlandstalige kinderen, is in dit verband goed nieuws. Cruciaal is echter dat dat kostbare geld tot op de klasvloer geraakt en dat het zo rijk mogelijk kan bijdragen tot de professionalisering en ondersteuning van kleuterleraren op het vlak van taalstimulering en taalonderwijs. Onderzoek van Universiteit Gent en KU Leuven toont aan dat kleuterleraren op dat vlak zeer verdienstelijk werk leveren, maar ook dat er nog veel groeimarge is. De kwaliteit van de taalleerimpulsen, de kwaliteit van de interactie met kinderen die wat minder taalvaardig zijn, kan nog omhoog; nog meer momenten van de kleuterklasdag kunnen uitgroeien tot krachtige taalleerimpulsen. Expliciet woordenschatonderwijs kan nog beter geïntegreerd worden in uitdagende, betekenisvolle exploratie van de wereld en in dagelijkse klasroutines. Hopelijk kan het extra geld schoolteams helpen om hun inhoudelijke, evidence-informed visie op taalonderwijs samen met de pedagogische begeleiding, onderwijsondersteuners en andere scholen scherp te stellen en hun leraren rijke kansen te geven om sterker te worden in implementeren van die visie in de lokale context van de school. In dit verband verwijs ik graag naar het lopende TACOS-project (hoofdpromotor Piet Van Avermaet): in een samenwerking tussen universiteiten en hogescholen wordt momenteel onderzocht op welke wijze kleuterleraren het best kunnen geprofessionaliseerd op het vlak van taalstimulering.

Er is niet alleen inhoudelijke visie nodig, maar ook tijd en volharding. Na drie jaar en drie KOALA-afnames worden sommigen ongeduldig, maar onderwijsverbetering verloopt in twee fasen: de eerste fase waarin leraren zich professionaliseren en een tweede fase waarin de resultaten op leerlingniveau zichtbaar worden. De stabiliteit van de KOALA-resultaten is voor mij een aanduiding dat we ons in Vlaanderen nog in de eerste fase bevinden. In Ierland duurde het zes jaar voor de National Literacy Strategy positieve effecten liet zien op leerlingniveau (voor begrijpend lezen). Daarvoor had de Ierse overheid zes jaar lang intensief geïnvesteerd in de kwaliteit van de lerarenopleidingen én in de professionalisering van leraren die reeds voor de klas stonden.

Wat ouderbetrokkenheid betreft, toont onderzoek systematisch aan dat voorlezen en verhaaltjes vertellen aan kinderen de schoolse taalverwerving van jonge kinderen kan ondersteunen. Het loont dus de moeite om ouders te stimuleren thuis voor te lezen en verhalen te vertellen. Er zijn op dat vlak nog meer mogelijkheden: via hedendaagse technologie kunnen prachtige, taalrijke prentenboeken in beeld gebracht worden terwijl ze luidop worden voorgelezen: de openbare omroep en sociale media zouden in samenwerking met de uitgeverijen hierrond extra impulsen kunnen geven. Schoolteams zouden (bv. met een deeltje van de bovenvermelde extra middelen) hun eigen schoolbibliotheek kunnen verrijken en de banden met de openbare bibliotheek kunnen versterken. Kleuterleraren kunnen nascholing aangeboden krijgen over het voeren van interactieve gesprekken naar aanleiding van een voorgelezen verhaal: op die manier ontstaat samenhang tussen de verschillende taalvaardigheden.

Het is belangrijk om ambitieus én optimistisch te blijven. Het Ierse voorbeeld toont dat het wel degelijk kan en dat investeren in de deskundigheid van leraren wel degelijk loont.

Dit blogbericht is gebaseerd op het gesprek dat ik vanmorgen op Radio 1 (De Ochtend) met Ruth Joos had.

3 gedachten over “Focus op de essentie van de KOALA-test

  1. Onderzoek heeft uitgewezen dat een goede beheersing van de thuistaal/moedertaal cruciaal is voor het aanleren van andere talen, waaronder de schooltaal Nederlands in het Nederlandstalig onderwijs.
    Waarom wordt daar niet op gefocust?

    • Wat bedoelt u met ‘cruciaal’? Ik dacht dat onderzoek één stap minder ver gaat, namelijk dat het ‘bevorderlijk’ is, maar ook dat het niveau daarvan sterk wisselend is omwille van een sterk wisselende taalbeheersing van de ouders.
      Verder is uw vraag wel heel vaag. In alle beleidsnota’s staat respect voor de thuistaal expliciet vermeld en aanbevolen. Wat zou er dan nog ontbreken?

  2. Pingback: Meer dan 60% van de Brusselse kleuters is voldoende taalvaardig, voor de andere is er extra ondersteuning – Urban Education

Plaats een reactie