Hoe vrij is het vrije spel van jongeren en kinderen?

Tijdens de eerste honderdduizenden jaren van het bestaan van de mensheid, en vooral toen mensen nog jagers en verzamelaars waren, leerden kinderen veel cruciale competenties via vrij spel. Ze speelden samen met hun vrienden, experimenteerden, deden volwassenen na, imiteerden jagersbewegingen, ravotten, klommen samen in bomen, stookten samen vuurtjes en verzonnen voortdurend nieuwe spelletjes waarvan ze de regels zelf bepaalden. In zijn boek Free to learn toont Peter Gray aan hoeveel waardevolle vaardigheden, attitudes en inzichten kinderen op die manier ontwikkelden, en hoezeer dat ook nog geldt voor hedendaagse kinderen. Veel van die zogenaamde ‘primitieve’ competenties doen trouwens verbazingwekkend eigentijds aan: kinderen leerden als spelend met mekaar onderhandelen, samenwerken en spelen, ze oefenden hun creatieve denkvermogens, ze deden al explorerend en observerend heel wat kennis van de wereld op en pasten die kennis toe, ze leerden zelfstandig problemen op te lossen, ze leerden assertief te zijn en voor zichzelf op te komen, maar ook rekening houden met anderen, ruzies op te lossen, en mekaar te helpen. Ze experimenteerden met pijl en boog (hun technologie); ze leerden over planten, dieren en weersomstandigheden. Ze leerden met angst omgaan door in hun spel kleine risico’s te nemen en die te overwinnen. Ze leerden met verandering om te gaan door hun spelterrein te verleggen of variaties in hun eigen spelregels aan te brengen.

Voor kinderen is die vrije speelruimte vooral waardevol omdat zij er de baas zijn. Het is een ruimte waarvan ze zelf de dimensies bepalen. Zij kunnen bepalen wat ze willen doen, zij kunnen hun intrinsieke interesses en motivaties volgen. Het is een ruimte waarin kinderen uitgelezen kansen krijgen om een gevoel van autonomie en competentie op te bouwen, maar tevens te leren waar die vrijheid stopt: als je te weinig met anderen rekening houdt, blijf je alleen achter. Het is de ruimte waar je vrienden voor het leven maakt. Het is een ruimte die erg belangrijk is voor je eigen mentale gezondheid: je kunt er veel zorgen en angsten in kwijt, met veel van je emoties en vragen leren omgaan, veel dromen en plannen ontwikkelen.

Die ruimte staat in de 21ste eeuw onder druk. Kinderen en jongeren hebben steeds minder tijd en ruimte om ongecontroleerd te spelen en experimenteren. Koning Auto en het spook van een aantal gruwelijke misdaden hebben de straten onveilig gemaakt. Straten en pleinen die vroeger speel- en deelruimtes waren zijn steeds minder open-baar. De aantrekkelijkheid van computergames, sociale media en het 24 op 24 uur voortdenderende televisiegebeuren dragen bij tot het “alleen-binnenblijven” van onze jeugd. De schooltijd breidt gestaag uit. Jongeren hebben in vergelijking met 30 jaar geleden meer huiswerk en taken te verwerken. De echte vrije tijd van jongeren krimpt in. Dat begint ook steeds vroeger in een mensenleven. Zelfs in de prille kinderopvang en peutercrèches wordt het aandeel van activiteiten die onder supervisie en onder begeleiding van volwassenen  worden uitgevoerd, met de beste bedoelingen opgevoerd. Zelfs het gedrag van jongeren op sociale media — een ruimte die jongeren dachten voor zichzelf op te eisen – moet steeds meer gecontroleerd worden.

De vraag is of de balans niet te sterk aan het overhellen is. De vraag is of jongeren nog wel genoeg ruimte hebben om samen met andere jongeren te spelen en freewheelen. Of jongeren niet té vaak de dingen moeten doen op die ene manier die hen door volwassenen wordt voorgeschreven, eerder dan zelf eerst te mogen experimenteren en uitzoeken wat lukt. Of jongeren niet té vaak moeten presteren in een competitieve sfeer en tegen mekaar uitgespeeld worden, eerder dan los van enige competitie tot ontspannend samenspel te komen. Of jongeren voor alles punten moeten krijgen en prijzen moeten winnen. Of wat jongeren doen en denken ooit wel goed genoeg is. Of het terecht is dat we speeltijd meteen categoriseren als niet-leertijd. Of misschien daarom steeds meer jongeren last hebben van stress, angstdromen, faalangst en eenzaamheid….

De vraag is of dat een vraag voor onderwijs is. Ja, maar zeker niet alleen voor onderwijs. Het is een vraag voor ouders, opvoeders, mobiliteitsdeskundigen, beleidsmakers, grootouders, welzijnswerkers, de leerlingen zelf. Voor iedereen eigenlijk… Het is de cruciale vraag waar ergens tussen ‘beknotten’ en ‘welig laten tieren’ onze visie op opvoeden zit.

Lees ook de commentaar van Pedro De Bruyckere hierover:

https://wordpress.com/read/post/id/6609842/19452/

Advertentie

Een gedachte over “Hoe vrij is het vrije spel van jongeren en kinderen?

  1. Ik heb toch het gevoel dat hier zeer romantisch en nostalgisch teruggeblikt wordt over het spel in de *goede oude tijd*. Vele generaties kinderen hebben al werkend en niet zozeer al spelend hun competenties ontwikkeld. Het spel in open ruimte was voor de happy few. In vele landen is dat jammerlijk genoeg nog altijd zo. In de vele miserie waarin kinderen moesten leven was het een afleiding om eens kattenkwaad uit te steken en de grenzen af te tasten. Je kan dat toch wel moeilijk spel in de open ruimte noemen als je kilometers moest stappen naar school, naar het werk, naar de winkel…. Als kind of jongere kon je dit harde bestaan wat draaglijker maken door daar wat speels mee om te gaan, maar leuk was toch wel anders. Enkel de naoorlogse generaties hebben pas kunnen profiteren van ‘ontspannend samenspel’ waarbij speelterreinen, sporthallen, sportvelden, zwembaden,… de voorbije 30 jaar gemeengoed zijn geworden. Geschiedenis van het dagelijkse leven van Jan met de pet wordt toch wel met een zeer roze bril bekeken.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s