De dag na de schokkende feiten in Brussel moet het leven weer verder gaan, zo lezen we in de media. Maar moeten we nu gewoon verder doen wat we aan het doen waren? Move on?
Is Move up niet eerder aan de orde? Moeten we niet trachten te leren hoe we tragedies zoals die van gisteren kunnen voorkomen in de wereld van morgen? Als we ons nu zo solidair voelen met elkaar en vlaggen van eenheid over ons Facebook-profiel hangen, moeten we dan ook niet trachten te doorgronden hoe we met z’n allen de haat tussen mensen van verschillende rassen, religies, en culturele achtergronden uit onze harten kunnen bannen?
Het toeval wil dat ik gisteren met een trein naar Rotterdam moest om er met een aantal onderwijsexperts over de toekomst van het vak Nederlands na te denken. Ik ben niet in Rotterdam geraakt, er reed geen enkele trein meer de grens over. Ik heb me bedacht dat al wie met onderwijs bezig is de heilige plicht heeft om nu na te denken hoe dat onderwijs er mee voor kan zorgen dat jonge mensen opgroeien tot volwassen volwassenen die zichzelf kunnen ontplooien zonder de volwaardige ontplooiing van anderen in de weg te staan. Ik heb me bedacht dat het taalonderwijs van de 21ste eeuw ver voorbij de grenzen van het pure taalonderwijs moet sporen en jongeren moet leren hoe taal en informatie in de echte wereld buiten de school mensenharten misleiden, bedriegen, opjutten en opjagen. Hoe taal en informatie evenzeer kunnen gebruikt worden om te zalven, nuanceren, evenwichtig oordelen, respectvol luisteren, verzoenen. Hoe communicatie en interactie een dam (de enige dam?) kunnen zijn tegen blind geweld. Meer dan ooit hebben we nood aan een taalonderwijs dat durft doorgronden hoe media en nieuwsagentschappen werken, dat jonge mensen het verschil tussen feiten en ongezouten meningen leert ontdekken, en dat durft de vraag stellen of de zwart-wit-voor-tegen-polemieken die kranten en journaals hogere lees- en kijkcijfers bezorgen niet mee bijdragen tot gepolariseerde, gespannen verhoudingen tussen mensen.
Het taalonderwijs van de 21ste eeuw zal in de wereld moeten staan of het zal door steeds meer leerlingen als irrelevant en oersaai ervaren worden. Het (taal)onderwijs van de 21ste eeuw zal in de wereld moeten staan of de wereld zal er op een bepaald moment gewoonweg niet meer zijn.
Dit zijn stuk voor stuk terechte bedenkingen. Het zou bovendien een mooie onderzoeksvraag zijn hoe taal en communicatie een dam kunnen opwerpen tegen allerlei vormen van bewuste misleiding. Ten slotte geeft de auteur enkele leuke voorbeelden van taalnuances:
– move on (meer van hetzelfde) versus move up (anders aanpakken);
– volwassen volwassene versus een onvolwassen volwassene die geen rekening houdt met de ander.