Mensen worden geboren met een aangeboren drang om te leren. Ze willen hun grenzen verleggen, onbekende stukjes wereld verkennen en nieuwe kennis verwerven. Waarom? Wat drijft ons toch om energie te investeren in het leren van nieuwe, en soms moeilijke, dingen?
Het meest voor de hand liggende antwoord is dit: we leren nieuwe dingen omdat we daardoor allerlei persoonlijke behoeften beter kunnen vervullen. We leren omdat we zo doelen kunnen bereiken die we belangrijk vinden. We leren skypen om contact te houden met familieleden in het buitenland, we leren een plafond schilderen om onze woning op te knappen, we lezen over voeding om gezond te blijven… Mensen hebben doelen en het zijn die doelen die leerprocessen voortstuwen. Het zijn die doelen die mensen energie-voor-leren geven.
Ook al zijn de doelen die ons tot leren aanzetten erg divers, toch hebben de meeste mensen gemeenschappelijk dat hun intrinsieke leermotivatie wordt versterkt door de basisbehoefte om sociale relaties aan te knopen en te onderhouden. We leren allerlei dingen om bij een groep te behoren, bij voorkeur een groep waarin we gewaardeerd worden. Jongeren pikken allerlei woorden op en leren sms-spelling om bij een groep te horen en te tonen dat ze mee zijn. Leren om erbij te horen zit in ons genetisch materiaal verankerd.
Soms kunnen we door iets nieuws te leren verschillende doelen tegelijkertijd vervullen. Sommige jongeren leren een moeilijk game tot op een hoog niveau spelen om zo hun eigen status te verhogen, bij een groep (van mede-gamers) te horen en daarin gewaardeerd te worden, én tegelijkertijd het spook van de verveling tegen te gaan. Doelen die we intrinsiek waardevol vinden om diverse redenen, en die mits wat moeite en ondersteuning haalbaar lijken, geven ons extra veel energie-om-te leren.
En dan is er nog de kick van het leren zelf. Volgens Lawrence en Nohria leren we niet alleen om er allerlei behoeften mee te vervullen, maar ook om het plezier van het leren zelf. Iets nieuws ontdekken, een puzzel of een mysterie oplossen, een nieuw inzicht opdoen, iets voor de eerste keer zelfstandig doen dat we voorheen enkel met ondersteuning van anderen konden: het geeft ons een kick. In ons brein komen chemische stoffen vrij die ons een goed gevoel geven telkens we onze competentie uitbreiden en beter in iets worden. De kick van het leren zet ons aan om nog te leren. Door succesvolle leerervaringen wordt onze energie-om-te-leren hernieuwd.
Zo komen we naadloos bij een van de grootste uitdagingen van het onderwijs: de energie-voor-leren van elke leerling voeden en hernieuwen. Elke leerling zou aan het einde van zijn/haar onderwijsloopbaan even leergierig moeten zijn als op de dag dat hij/zij het kleuteronderwijs binnenstapte. Elke leerling zou evenveel geloof in de eigen “leer-kracht” moeten hebben als toen. Elke leerling zou evenveel zin en veel meer leerstrategieën moeten bezitten om de eigen grenzen levenslang te blijven verleggen. Om dat te bevorderen, zullen schoolteams bewust moeten omgaan met de factoren die ons energiepeil-voor-leren sterk beïnvloeden: Wordt er in het onderwijs ingespeeld op doelen die de leerlingen intrinsiek motiverend vinden? Krijgen de leerlingen een zekere autonomie om mee te bepalen hoe en wat ze leren? Krijgen de leerlingen persoonlijke ondersteuning als het leren wat moeilijker gaat? Mogen ze echt bij de groep horen? Mogen ze tijdens het leerproces fouten maken en worden ze daarvoor niet meteen afgestraft? Worden ze ondersteund om te blijven geloven in hun eigen leer-kracht? Draait het onderwijs primair om leren of om presteren? Om groeien of om punten?