Onderwijs heeft tot doel om jonge mensen kritisch en genuanceerd te leren nadenken. Het wil jongeren leren hoe ze in debatten hun eigen mening met rationele argumenten kunnen onderbouwen en tegelijkertijd openstaan voor de argumenten van anderen teneinde hun eigen kennis en oordeel te verrijken. Debatten over onderwijs, die in de moderne media door hoogopgeleiden worden gevoerd, ontberen daarentegen vaak nuance en rationele afweging. Emoties laaien hoog op. Argumenten worden ideologisch gekruid eerder dan gedegen onderbouwd. Gifpijlen worden vanuit beide richtingen over metersdikke fortmuren afgeschoten: ze hebben vooral tot doel om snel en fel op te lichten zodat maximale zichtbaarheid is gegarandeerd en aan de eigen achterban kan worden getoond met hoeveel branie het eigen gelijk verdedigd wordt. Korte, onmiddellijke inslag is wat telt. Leerrijke gedachtewisseling wordt niet gevoed, maar verschroeid. Zo worden vooral de impulsieve vooroordelen en het kortetermijngeheugen van de bereidwillige luisteraars geprikkeld. De recente strijd in de sociale media over het gebruik van de moedertaal door niet-Nederlandstalige leerlingen was een doorslag van een haast identiek steekgevecht dat in 2014 over hetzelfde onderwerp oplaaide. Even kort, even heftig, haast onmiddellijk verhit tot mediagenieke slogans en holle frasen, opgebrand in een spervuur van tweets die even snel verdwenen als ze verschenen. Wetenschappers en onderwijsondersteuners die tegen heug en meug, en op basis van wetenschappelijk onderzoek, genuanceerde en onderbouwde adviezen aan schoolteams trachten te geven, worden door sensatiebeluste kranten met ronkende titels en uit-de-context-gelichte citaten in het enge keurslijf van polemische zwart-wit-discussies gewrongen. Op die manier leren we niets bij en dreigt het debat debiel te worden.
Het valt dus maar te verhopen dat leraren en directies, als de onderwijsprofessionals die ze zijn, het hoofd koel houden onder de bliksemschichten van al die blitse mediagevechten. Het valt te verhopen dat zij de adviezen die ze van wetenschappers en onderwijskoepels krijgen overdacht, rationeel en in onderling overleg een plaats geven binnen de contouren van hun eigen onderwijsomgeving en ze aftoetsen aan hun eigen ervaringen, expertise en kennis van relevante wetenschappelijke bronnen. Pedagogische autonomie mag geen flikkerlicht zijn dat enkel opgezet wordt als het beleidsvoerders goed uitkomt. Onderwijsprofessionals verdienen het om over de ganse lijn als professionals behandeld en benaderd te worden: meer dan wie ook hebben zij de expertise opgebouwd om onderwijs zo krachtig mogelijk te doen werken voor alle leerlingen die aan hun school worden toevertrouwd. Meer dan wie ook zijn zij opgeleid tot oordeelkundige beslissers in pedagogisch complexe contexten: laat de cruciale oordelen en beslissingen dus aan hen over, en vertrouw erop dat zij de volle verantwoordelijkheid nemen om de kwaliteit van hun onderwijs kritisch tegen het licht te houden en voortdurend te optimaliseren.
Voor leerlingen hebben de debatten over onderwijs in de sociale media alvast één groot voordeel: ze bieden uitstekend lesmateriaal en voer tot nadenken. Ze illustreren schaamteloos hoe vaak wetenschap en politiek, wetenschap en ideologie, informatie en kennis in een mensenmaatschappij op gespannen voet leven. Ze illustreren hoe impulsieve vooroordelen zich kunnen vermommen tot onomstotelijke waarheid of onweerlegbaar standpunt, alleen maar door de juiste termen (“bewezen”, “grap”, “wetenschappelijk”) op het gepaste moment te laten vallen. Ze illustreren hoe belangrijk het is dat jonge mensen die opgroeien in de 21ste eeuw leren om de overvloed aan informatieprikkels die op hen afkomen kritisch te benaderen, om vooroordeel van onderbouwd oordeel te onderscheiden, schijndebat van echt debat. Ze kunnen leiden tot het inzicht dat wijsheid geboren wordt uit de rationele, bedachtzame, serene afweging van voor- en tegenargumenten, en dat de waarheid heel vaak in het midden ligt.
Beste Kris
Ik kan alleen maar beamen wat je hier schrijft. Als leerkracht in spe heb ik tijdens mijn afgelopen stageperiode zelf enkele lessen mogen geven rond debatteren. Een zeer interessant onderwerp voor jongeren want zij moeten in staat zijn om tijdens hun later leven zich te verweren. Ze mogen niet over hen laten lopen. Noch op het werk, noch thuis. Maar indien ze een debat willen winnen, moeten ze uiteraard rekening houden met enkele elementen. Ik heb hen dan ook geleerd dat ze tijdens een debat altijd valide argumenten moeten verzamelen en niet zomaar op de proppen mogen komen met ‘ik denk dat…’. Ze leken het in ieder gev
Beste Kris
Ik kan alleen maar beamen wat je hier schrijft. Als leerkracht in spe heb ik tijdens mijn afgelopen stageperiode zelf enkele lessen mogen geven rond debatteren. Een zeer interessant onderwerp voor jongeren want zij moeten in staat zijn om tijdens hun later leven zich te verweren. Ze mogen niet over hen laten lopen. Noch op het werk, noch thuis. Maar indien ze een debat willen winnen, moeten ze uiteraard rekening houden met enkele elementen. Ik heb hen dan ook geleerd dat ze tijdens een debat altijd valide argumenten moeten verzamelen en niet zomaar op de proppen mogen komen met ‘ik denk dat…’. Ze leken het in ieder geval te begrijpen en deden hun best om goede argumenten te verzamelen om het debat te winnen.
Los van de debatten over het onderwijs die in de media gevoerd worden, reikte ik hen een debat aan tussen Lil’ Kleine -want we moeten aansluiten bij de leefwereld van de lln. en wie kent Lil’ Kleine nu niet- en de burgemeester van Hilversum, Pieter Broertjes. Lil’ Kleine ging -hoe kan het ook anders- zeer respectloos om met de burgervader maar andersom gold dat ook. Ze lieten elkaar niet uitspreken, gooiden verwijten naar elkaars hoofd en leken elkaar letterlijk te willen afmaken. Het toneel was compleet toen er zich nog een derde partij mee ging moeien en het dacht beter te weten, uiteraard. Ik gaf aan dat er ten tijde van een debat altijd op een respectvolle manier met elkaar om moet gegaan worden, dat we elkaar moeten laten uitspreken e.d. Ik gaf hun de tip mee om eens naar de Zevende Dag te kijken op zondagvoormiddag.
Nu, als ik naar de Zevende Dag kijk, zie ik meestal slechte voorbeelden van een debat dus mijn tip was niet super. Loze argumenten zijn schering en inslag, elkaar laten uitpraten is iets van uit de pruimentijd en het winnen van een debat staat blijkbaar op het hoogste schavotje. Nochtans is het de bedoeling om een compromis te sluiten. (Het is dus wel degelijk bruikbaar lesmateriaal).
Hoe moeten wij als toekomstige leerkrachten leerlingen klaarstomen om te overleven in een maatschappij waarin tegenwoordig bijna alles toelaatbaar is? Waarin elke vorm van bashing, hetzij op een politieke partij enerzijds of een cultuur anderzijds, wordt afgedaan als ‘vrijheid van meningsuiting’. De jongeren van vandaag zijn sowieso al mondiger dan vroeger, de leerkracht heeft qua gezag een stap teruggezet (en dat vind ik positief want dialoog moet er zijn) maar moeten wij tijdens het debat in de klas toelaten dat er geroepen wordt? Dat er op de man wordt gespeeld? Dit gaat van vele kinderen de spreekdurf en de spreekwil kelderen terwijl anderen zich superieur gaan voelen omdat ze het debat gewonnen hebben op hun eigen respectloze manier.
Akkoord, vrijheid van meningsuiting is een cruciale meerwaarde in onze maatschappij. Ik zou niet graag in een dictatuur leven waarin we elk woord dat we willen neerschrijven of willen uitspreken, moeten wikken en wegen. Maar er moet wel een hetze vermeden worden zoals die van deze week rond de persoon Jan Tollenaere die op Canvas de Joden ‘parasieten’ noemde en de Holocaust ontkende. Worden deze mensen dan niet gescreend of de programma’s op voorhand aangepast? Dan hoor je weer van overal ‘ja maar vrijheid van meningsuiting hé’. Dan denk ik bij mezelf: ‘Hoe moet ik aan mijn leerlingen duidelijk maken wat je beter wel e niet zegt als zelfs al op Canvas zo’n uitspraken toelaatbaar worden?’.
Over het debat over het moedertaalgebruik door niet-Nederlandstalige weiger ik zelfs uit te wijden. Ben je al eens nagegaan welke politieke partijen dit idee goedkeuren en welke niet? Zoek het maar op. In oktober 2018 zijn er verkiezingen en geloof mij vrij, kiesvee wordt gehaald bij minderheidsgroepen die nog niet beslist hebben op wie ze gaan stemmen. Door je als partij achter dit voorstel te scharen (of niet), raap je makkelijk een x-tal stemmen binnen. Mijn mening ligt ergens tussen de twee in maar zolang we het Nederlands als school- en instructietaal blijven gebruiken, ben ik al blij.
Thomas Donvil
Odisee Brussel
OF3 Nederlands-Engels
Beste Kris
Ik ben het helemaal eens met je opmerkingen ivm de vertwittering van het onderwijsdebat. Het is inderdaad te hopen “dat leraren en directies, als de onderwijsprofessionals die ze zijn, het hoofd koel houden onder de bliksemschichten van al die blitse mediagevechten.”
Ik voel echter dat de negatieve boodschappen die verschijnen in de media met een weinig kritische blik worden opgepikt door ouders (en sommige politici) die vaak nog naar onderwijs kijken zoals ze dit zelf hebben beleefd in hun schooltijd. Voor directies is het moeilijk om hen te laten inzien dat onderwijs in de 21ste eeuw er anders uitziet dan het onderwijs uit de vorige eeuw. De vertwittering van het onderwijslandschap doet daar geen goed aan. Politici en mediafiguren zouden beter moeten weten.
De kerstperiode geeft ons alweer de gelegenheid om tijdens een familiebijeenkomst deze boodschap uit te dragen. Er is nog veel werk aan de winkel.