Schoolteams vragen me regelmatig hoe ze competenties kunnen evalueren zonder te vervallen in ellenlange afturflijsten waarin de onderliggende kennis-, vaardigheids- en attitudecomponenten moeten worden afgevinkt. Zulke lijsten vertroebelen al snel het zicht op het geheel, en dus op de eigenlijke competentie van de leerling. Het praktisch rijexamen kan in dit verband inspirerend zijn, want het is een voorbeeld van een proef waarbij de competentie van de kandidaat op een vrij holistische wijze wordt beoordeeld.
Om dat te begrijpen, is het belangrijk om in herinnering te brengen wat een competentie is. Een competentie is een geïntegreerde cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die een persoon in staat stelt om in bepaalde situaties gepast gedrag te stellen. Bij een praktisch rijexamen moet een kandidaat een parcours afleggen in authentiek verkeer (dus in complexe situaties) en beoordeelt de examinator of de kandidaat gedurende dat hele parcours gepast gedrag stelt. Zolang dat het geval is, neemt de examinator het gepast gedrag als indicator van het feit dat de onderliggende kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om dat gepast gedrag te stellen, ook verworven zijn. Meer zelfs, de examinator beschouwt dat gepaste gedrag als een indicatie van het feit dat de kandidaat die vereiste kennis, vaardigheden en attitudes geïntegreerd kan aanwenden. De examinator zit dus bij gepast gedrag niet alle kennis-, vaardigheids- en attitudecomponenten afzonderlijk aan te vinken en te controleren.
Pas als het gedrag niet gepast is, verandert dat. Dan stelt de examinator niet alleen het ongepaste gedrag vast, maar registreert het heel concreet en probeert tegelijkertijd te doorgronden welke kennis-, vaardigheids- of attitudecomponenten aan de basis van het ongepaste gedrag zouden kunnen liggen. De kans wordt dan groot dat als de kandidaat even later in een gelijkaardige situatie terechtkomt, de examinator zeer gefocust op het gedrag let om zijn hypotheses te verifiëren. Het is voor de examinator belangrijk om in te zoomen op ongepast gedrag, ten eerste om het objectief en concreet te kunnen beschrijven. Als de kandidaat niet slaagt, moet die beslissing immers zo concreet mogelijk worden gestaafd om discussie en aanvechting te voorkomen. Ten tweede geeft een concrete beschrijving en diepgaande analyse van ongepast gedrag de examinator ook de kans om concrete, bruikbare feedback aan de kandidaat mee te geven.
Merk op dat de kandidaat kan slagen als zijn parcours niet perfect was. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een kandidaat doorheen het hele parcours erg vlot en veilig heeft gereden, maar bij een bepaald maneuver (achterwaarts parkeren) wat stuntelig te werk ging. Als de examinator voldoende overtuigende indicaties van de rijcompetentie van de kandidaat heeft verzameld, kan hij een paar minder cruciale foutjes door de vingers zien (en daarover dan wel feedback geven, zelfs bij de beslissing “geslaagd”).
Soms slaagt een kandidaat niet omdat hij/zij te weinig verkeersinzicht had. Dat heeft niet zozeer te maken met de onderliggende kenniscomponenten van de competentie, maar gaat eerder om een verregaand inzicht in wat gepast gedrag is in authentieke, complexe situaties. Verkeersinzicht leidt er bijvoorbeeld toe dat iemand die weet (kennis) dat hij volgens de wegcode in een bepaalde situatie voorrang heeft, toch aan een ander voorrang geeft omdat er anders een gevaarlijke situatie ontstaat. Verkeersinzicht spruit met andere woorden voort uit een meta-reflectie op gepast gedrag in complexe situaties. Een competentie zou dus bij nader inzien beter omschreven worden als “een geïntegreerde cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die een persoon in staat stellen om gepast gedrag te stellen in complexe situaties en om diepgaande inzichten rond gepast gedrag op te bouwen.”
Ten slotte nog een opmerking over het theoretisch rijexamen. Dat is een kennisgericht examen en vindt plaats lang voor het praktisch rijexamen. De wetgever oordeelt dat mensen eerst de wegcode moeten kennen vooraleer ze aan hun praktische rij-opleiding mogen beginnen. Dat lijkt erg verantwoord: een combinatie van een niet-professionele rijbegeleider en een onvoldoende kennis van de wegcode bij de beginnende chauffeur kan immers zorgen voor een gevaarlijke cocktail. Dat wil echter niet zeggen dat voor elke competentie eerst een stevige bagage theoretische kennis moet worden verworven. Kijk maar naar sleutelcompetenties als “moderne technologie doen werken” of “sociale relaties doen werken”. Uit onze eigen ervaring weten we dat de meeste mensen geen bakken theorie studeren vooraleer ze met technologische toepassingen aan de slag gaan of sociale relaties aangaan. Niet dat theoretische kennis hier niet kan helpen, maar die kan wellicht beter geïntegreerd met het gebruik (bv. naar aanleiding van ongepast of ineffectief gedrag) aangeboden worden. De timing van theoretische bagage verschilt dus van competentie tot competentie.