Impulsen voor het onderwijs Frans in Vlaanderen

Docenten Frans van hogescholen en universiteiten trokken onlangs aan de publieke alarmbel: ze maken zich zorgen over het onderwijs Frans en de dalende taalvaardigheid Frans van Vlaamse leerlingen. Frans is voor steeds meer leerlingen van het Vlaams onderwijs een “vreemde” taal: ze worden nauwelijks aan de taal blootgesteld buiten de school. Wie wilt nadenken over impulsen voor het onderwijs Frans, kan inspiratie halen uit de wetenschappelijke reviewstudie van Hooft, Gobyn en Van den Branden (2019), die in opdracht van de Vlaamse overheid en in het kader van het Steunpunt Onderwijsonderzoek (SONO) de internationale literatuur rond effectief vreemdetalenonderwijs synthetiseerden. Op basis van dat rapport kunnen de volgende –onderzoeksgebaseerde – pistes overwogen worden:

  1. In het basisonderwijs moet niet per se alle heil verwacht worden van het verlagen van de leeftijd waarop formeel taalonderwijs Frans wordt opgestart. Meer heil kan op dit niveau verwacht worden van het afstemmen van de wijze waarop dat onderwijs van het Frans wordt vormgegeven op onderzoeksgebaseerde inzichten in de vroege vreemdetaalverwerving door jonge kinderen. De nadruk moet in het basisonderwijs liggen op het aanbieden van een rijk taalaanbod binnen de context van kindvriendelijke, betekenisvolle, motiverende activiteiten. Kinderen moeten de kans krijgen om een rijke lexicale humuslaag (van veel voorkomende woorden, chunks en uitdrukkingen) te verwerven. Taalaanbod kan best aangeboden worden binnen heel concrete contexten, waarbij nieuwe woorden toegankelijk worden gemaakt door hun link met bewegingen, concrete voorwerpen en ervaringen, illustraties…. Dit impliceert dat het dus zeer lonend kan zijn om het taalaanbod Frans in te bedden in knutselactiviteiten, lichamelijke opvoeding, muzische vorming; een zachte vorm van CLIL kan hierbij overwogen worden, waarbij bijvoorbeeld een aantal turn-, knutsel-, kook-, dans- en dergelijke activiteiten in het Frans worden aangeboden. Die hebben immers het voordeel dat ze motiverend, plezierig én leerrijk zijn voor beginnende leerders van het Frans. Met het aanbieden van expliciet grammatica-onderwijs moet in het basisonderwijs bijzonder spaarzaam omgegaan worden: de leerlingen zijn er cognitief nog niet echt aan toe, en expliciete informatie over een taalsysteem kan sowieso maar beklijven indien de leerlingen ze kunnen verbinden met hun lexicale basislaag. Met andere woorden, een leerling moet een impliciete, lexicale bodemlaag hebben waarin grammaticale zaadjes kunnen ontkiemen.
  2. Dit impliceert dat onderwijs Frans in het basisonderwijs gebaat is bij leerkrachten die een rijk taalaanbod kunnen aanbieden, niet-talige activiteiten in het Frans kunnen begeleiden, en met de leerlingen in interactie kunnen gaan op een basaal beginnersniveau. Het gaat daarbij dus bij voorkeur om leerkrachten die het zelfvertrouwen hebben om dat te doen. Als niet kan verzekerd worden dat alle leerkrachten basisonderwijs dit kunnen waarmaken, dan moet overwogen worden om één leerkracht per school deze taak op zich te laten nemen, of leerkrachten met een voldoende bagage aan te trekken. Dit gegeven voedt ook de discussie of in de lerarenopleiding élke student moet klaargestoomd worden om Frans te geven, én of er ook geen bachelors secundair onderwijs (met Frans in hun pakket) moeten ingeschakeld worden om Frans in het basisonderwijs te geven, uiteraard op voorwaarde dat zij hun didactisch handelen aan jonge kinderen kunnen aanpassen.
  3. Het verdient aanbeveling om actief te zoeken naar allerhande middelen om het gebruik van het Frans aantrekkelijker te maken en te intensifiëren via het onderwijs. Moderne technologie biedt in dit opzicht heel wat nieuwe mogelijkheden: via digitale weg kunnen leerlingen corresponderen, chatten, in interactie gaan met leerlingen van andere scholen (inclusief Franstalige leerlingen) en kan het onderwijs van het Frans veel functioneler, levensechter en dus relevanter worden voor de leerlingen. Moderne technologie biedt ook de mogelijkheid om rijk, interessant, en motiverend taalaanbod de klas binnen te loodsen. Het onderwijs Frans moet – haast noodgedwongen – een voorloper worden van het integreren van moderne technologie in het onderwijs. Daarbij dient echter wel bewaakt te worden dat moderne technologie enkel tot kwaliteits- en effectiviteitsverhoging van het onderwijs leidt als de invoering consistent blijft met de kerningrediënten van kwaliteitsvol vreemdetaalonderwijs: rijk taalaanbod, rijke kansen tot zelf produceren van de taal, veel formatieve feedback op taalproductie, opbouw van het onderwijs vanuit betekenisvolle activiteiten, inbedding van ‘focus on form’ (inclusief expliciet grammatica-onderwijs) in de betekenisvolle activiteiten, ook op het niveau van het secundair onderwijs.
  4. Frans is als vreemde taal om te verwerven niet uniek. Het vormt geen uitzondering op de basisregel dat kennisgericht onderwijs het meest oplevert als het systematisch verbonden wordt met betekenisvolle communicatie. Het is geen kwestie van kennis of vaardigheden. Het is ook niet eerst kennis, en dan vaardigheden. Het gaat om de symbiose van de twee.
  5. Woorden kunnen maar echt beklijven als ze herhaald terugkeren in gevarieerde contexten. Taalmethodes trappen wel eens in de val dat woordenschat thematisch wordt aangeboden: bepaalde woordenschat wordt dan gedurende korte tijd intensief behandeld, om daarna plaats te ruimen voor een ander thema (en dus een ander pakket woorden), en dus nooit, of onvoldoende terug te keren.
  6. Feedback op mondelinge en schriftelijke productie heeft impact op taalverwerving, vooral als impliciete feedback (via recasts) goed wordt afgewisseld met expliciete correcties. Bij dat laatste moet steeds het effect op het welbevinden en het zelfvertrouwen van de leerling bewaakt worden.
  7. Het onderwijs Frans moet de wereld van het Frans binnentrekken in de klas, en de leerlingen de klas doen uittrekken. Wordt er literatuur aangeboden, laat het dan literatuur zijn die jongeren iets doet, die gaat over ervaringen en problematieken die hen mateloos interesseren, en waarrond zij graag in discussie gaan. Laat de literatuur vooral aanleiding zijn om over de tekst ervaringen in het Frans uit te wisselen. Integreer Franstalige adolescentenliteratuur en in het Frans vertaalde wereldliteratuur in het onderwijs. Organiseer debatten in het Frans over maatschappelijk relevante onderwerpen. Gebruik de lessen Frans om de leerlingen te verleiden om ook buiten de school met de Franse taal aan de slag te gaan. In dit verband moet de harmonica breed opengetrokken worden en moet actief onderzocht worden wat publieke omroepen, de Franssprekende kinderen op school, leesbevorderingsacties, bibliotheken, sociale media, moderne technologie, jeugdverenigingen, Europese projecten, schooluitwisselingsprogramma’s, CLIL en andere dwarsverbanden met andere vakken op school, vrijetijdsbestedingen, Franssprekende ouders en buurtbewoners, sportkampen, cultuurproducenten….. te bieden hebben. Dit is geen extraatje, geen overbodig toetje. Het is vanuit psycholinguïstisch oogpunt zelfs het paard dat de hele kar kan vooruittrekken. Dit soort acties gedijt het best in een maatschappelijk klimaat waarin de kennis van het Frans, en meertaligheid in het algemeen, als een onvervalste troef wordt gezien en opgevoerd.

 

De reviewstudie over vreemdetalenonderwijs lezen?

Hooft, H., Gobyn, S., & Van den Branden, K. (2019). Vroege start? Een analyse van interventies en maatregelen voor effectief vreemdetalenonderwijs. Leuven: Steunpunt SONO.

 

 

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s