Het Vlaams regeerakkoord stelt dat het taalniveau voor nieuwkomers die een taalcursus NT2 volgen, wordt opgetrokken tot B1. Momenteel ligt het vereiste taalniveau, bijvoorbeeld voor nieuwkomers die een inburgeringsattest willen halen, op A2. Hoe groot is het verschil tussen de niveaus A2 en B1 van het Europees Referentiekader voor moderne vreemde talen (ERK)?
Groot.
A2 behoort tot het niveau “Basisgebruiker” van een nieuwe taal, B1 tot het niveau “Onafhankelijk gebruiker”. Om van A2 naar B1 te evolueren, heeft een cursist veel tijd, taalcontact en oefening nodig. Kijk bijvoorbeeld naar het aantal lesuren dat Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO) voorzien voor hun cursisten om (a) van de absolute start (geen taalvaardigheid Nederlands) naar niveau A2 te springen, en (b) vervolgens van A2 naar B1 te evolueren. De tabel hieronder spreekt boekdelen.
| Niveau van taalontwikkeling | CVO | LIGO |
| Van absolute beginner naar A2 (= richtgraad 1, verdeeld in niveaus A1 en A2) | 240 lesuren | 360 tot 480 lesuren |
| Van A2 naar B1 (richtgraad 2, verdeeld in 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4) | 480 lesuren | enkel mondeling |
In CVO’s volgen relatief hooggeschoolde volwassenen les, in LIGO (de vroegere basiseducatie) relatief laaggeschoolden. LIGO werkt met een equivalent van 1,5 of zelfs 2 maal het aantal lesuren dat CVO hanteert. Als we die coëfficiënt op richtgraad 2 toepassen, zou een LIGO-cursist 720 tot 960 lesuren nodig hebben om van A2 naar B1 te springen (Voor LIGO-cursisten die niet- of anders-gealfabetiseerd zijn, worden de trajecten in LIGO overigens nog langer), en dus in totaal tussen 1000 à 1500 lesuren om vanaf het beginnersniveau naar B1 te evolueren (tenminste als de cursist voor alle deelmodules slaagt voor het CVO-examen aan het einde van de module). Om B1 schriftelijk te verwerven, moeten laaggeschoolden overigens naar een CVO. In dit verband hebben inspectierapporten herhaaldelijk aangetoond dat de overstap van LIGO-cursisten naar CVO in richtgraad 2 problematisch verloopt. Veel laaggeschoolde cursisten haken af, onder andere omdat het tempo er te hoog ligt, de onderwijsmethode onvoldoende is afgestemd op hun leerbehoeften en de focus op taalcorrectheid stevig toeneemt.
Hoe komt het dat CVO’s dubbel zoveel lestijden voorzien voor de sprong van A2 naar B1 als voor de sprong van 0 naar A2?
Omdat het inhoudelijk om een stevige sprong gaat. Op niveau A2 begrijpen mensen zinnen die direct betrekking hebben over hun persoonlijke leven (bv. “U moet dit pilletje innemen.”). Productief zijn mensen op niveaus A2 in staat om in korte zinnen concrete ervaringen te verwoorden. Ze kunnen winkelen in het Nederlands, een praatje slaan met hun buur en zeggen hoe het met hen gaat. Taalfouten zijn nog schering en inslag. Mensen kunnen op A2 boodschappen begrijpen als “Wil je koffie?”, “Ben je gaan stemmen”? of “Vind je voetbal leuk?”. Ze kunnen op de vraag: “Heb je pijn?” antwoorden: “Ja, veel hoofdpijn”.
Om niveau B1 te halen, moet een cursist het woordenschatarsenaal stevig uitbreiden. Terwijl iemand op A2 volgens Cambridge University beschikt over een receptieve woordenschat van 2000 woorden, bedraagt die op B1 al 5000 woorden. Om B1 te halen, moeten mensen boodschappen van meer algemene aard kunnen begrijpen: de boodschappen kunnen gaan over alle onderwerpen waarbij de cursist enige persoonlijke betrokkenheid ervaart. Terwijl cursisten op A2 met “ja” of “nee” kunnen antwoorden op de vraag of ze zijn gaan stemmen, begrijpen cursisten op B1 een radiobericht over de algemene uitslag van de verkiezingen en over het percentage mensen dat is gaan stemmen. Op B1 kunnen mensen een presentatie begrijpen en langere teksten begrijpend lezen over hun eigen vakgebied of werk. Ze begrijpen technische informatie over apparatuur waarmee ze werken. Op productief vlak kunnen ze op B1 redelijk vlot en vloeiend een samenhangend verhaal of relaas vertellen van iets dat ze hebben meegemaakt. Ze zijn ook veel beter in staat dan A2-gebruikers om over ervaringen in het verleden te praten. Ze kunnen “informatie uitwisselen, controleren en bevestigen, omgaan met minder alledaagse situaties en uitleggen waarom iets een probleem is.”
Als de Vlaamse regering de lat inderdaad zo hoog legt, dan wordt dat voor veel cursisten, en vooral voor de lagergeschoolden, een stevige dobber. Aan de motivatie van de cursisten zal het niet liggen, want het recente onderzoek van Marieke Vanbuel toont aan dat de meeste niet-Nederlandstalige volwassenen wel degelijk sterk gemotiveerd zijn om Nederlands te leren. Vanbuels onderzoek toont aan dat een aantal laaggeschoolden anderhalf tot 2 jaar nodig hebben om A2 te halen. Voor wie laaggeschoold is, in relatief penibele omstandigheden in Vlaanderen overleeft en een gezin moet onderhouden is 480 + 960 lesuren (= 1440 lesuren) heel veel. De vraag is in welke mate de Vlaamse regering ook zal investeren in de uitbouw van het NT2-onderwijs, in de uitbouw van behoeftengericht onderwijs en in de professionalisering van lesgevers (bv. om ex-LIGO-cursisten in CVO beter te ondersteunen). Of met andere woorden, ook voor zichzelf heeft de Vlaamse regering de lat hoog gelegd….
