Als het om allochtone leerlingen gaat, roepen velen in het onderwijs “taal, taal en nog eens taal”, maar volgens de onderzoekers van Oprit 14 moeten we minstens even hard “relatie, respect, en nog eens relatie” roepen. Volgens de onderzoekers kan het onderwijssucces van leerlingen met een migratie-achtergrond sterk bevorderd worden als leerkrachten en directies meer positieve waardering en meer expliciet respect voor culturele, talige en sociale verschillen uitstralen. “Hierbij dient erkenning van verschillen (en gelijkenissen), maar ook de waardering van die verschillen en de opname ervan in intercultureel onderwijs zich aan als een van de oplossingen voor de huidige moeilijkheden van het Vlaamse onderwijs” (Working Paper 14, p. 9).
Oprit 14 is geen klein bier. Het is een vierjarig onderzoeksproject, uitgevoerd door teams aan 3 Vlaamse universiteiten, waarbij de schoolloopbanen van 110 allochtone leerlingen in de tweede graad van het Vlaamse secundair onderwijs twee jaar lang werden gevolgd. De slotconclusies van het projectteam bieden nieuwe en wetenschappelijk onderbouwde perspectieven op de sociale kloof in het onderwijs (http://www.oprit14.be/content/onderzoeksresultaten).
Allochtone leerlingen doen het gemiddeld gesproken nog steeds minder goed in ons onderwijs. Dat weten we al lang, en we werken er ook al lang aan. Maar “the missing link” zou wel eens letterlijk een “missing link” kunnen zijn. Vele jongeren voelen zich op de school niet echt begrepen, ervaren een wantrouwen tegenover hun cultuur, vinden het erg dat hun thuistaal niet wordt toegelaten op school, en voelen zich gestigmatiseerd . Ze hebben het gevoel dat de schoolwereld ver van hun eigen wereld staat, en dat het dagelijks onderwijs dat ze volgen niet echt “hun” project is. Een van de belangrijkste conclusies van de onderzoekers is dat een onderwijstraject succesvoller zal zijn indien er voldoende overeenstemming is tussen wat binnen de schoolomgeving en wat binnen de (bredere) thuisomgeving als onderwijs- en levensdoelen gewaardeerd en nagestreefd worden en wat wordt ondernomen om die doelen te bereiken. Onderwijs moet zoveel mogelijk een gezamenlijk project proberen te zijn waar in de eerste plaats leerlingen, hun ouders en hun leerkrachten samen de schouders onder zetten. Een project waar school en buurt samen aan werken.
Er zijn op dit vlak veel verschillen tussen scholen, en de scholen die de jongeren inspraak geven, die in hun lessen aandacht hebben voor verschillende meningen, visies , culturen, perspectieven en talen, slagen er blijkbaar in een sterke band (een echte “link”) met de jongeren te creëren. Een sterkere verbondenheid bevordert leerprocessen. Natuurlijk is dit niet de enige factor die ertoe doet, want onderwijssucces wordt door een complex geheel van variabelen bepaald. Maar het is wel een factor die blijkbaar een verschil voor de jongeren kan maken.
In duurzaam onderwijs is de relatie tussen de leerling en de leerkracht een cruciale variabele. Leerlingen krijgen mee positieve energie voor leren als dat leren kan gebeuren in een omgeving die de jongeren volop betrekt, respecteert en waardeert. In de visietekst rond duurzaam onderwijs staat daarover het volgende te lezen: Leren wordt bevorderd “…als de leerling bereid is, of in staat, om een positieve socio-emotionele verbinding aan te gaan met de persoon (of personen) met wie ze in interactie gaan en van wie ze kunnen leren. De bundeling van socio-emotioneel, fysiek en cognitief engagement kan de energie die vrijkomt voor leren gevoelig opdrijven; op haar beurt kan een succesvolle leerervaring nieuwe voeding geven aan het socio-emotioneel, fysiek en cognitief welbevinden van de lerende.” Positieve relaties en leerprocessen voeden mekaar. Een positieve verbondenheid tussen school en leerling verhoogt het leereffect van de activiteiten waarin ze samen participeren.
Lees zelf Working Paper 14 van het project Oprit 14: