15000 uren: dat is een ruwe schatting van het aantal uren dat leerlingen op school doorbrengen. Het kan dan ook niet anders dan dat het leven op school een stevige impact heeft op het innerlijke leven van leerlingen, en dat het innerlijk leven van leerlingen op haar beurt een stevige impact heeft op hun schoolprestaties. In het boek “Over leven op school” wordt heel wat onderzoek besproken waarin de leerlingen zelf aan het woord komen: hoe voelen ze zich op school? Helpt de school hen om hun aspiraties waar te maken? Welke factoren spelen daarin een cruciale rol?
“Aspiraties” is een centrale term in dit boek. Alle leerlingen hebben aspiraties, maar niet alle leerlingen behouden dezelfde positieve aspiraties en toekomstperspectieven tijdens hun schoolloopbaan. Uit het onderzoek van De Pauw, Spruyt en Bradt blijkt dat leerlingen uit het tso en vooral het bso duidelijk minder tevreden zijn over hun toekomstmogelijkheden dan leerlingen uit het aso. Ze hebben minder het gevoel dat de school hen helpt om hun aspiraties waar te maken, ontwikkelen een negatiever zelfbeeld en een lagere binding met hun studietraject. Sommigen ontwikkelen zelfs futiliteitsgevoelens: ze verwachten niet veel meer van hun toekomst en verliezen het geloof in hun eigen aspiraties. De onderzoekers geven aan dat de verschillen niet bepaald worden door de achtergrondkenmerken van de leerlingen, maar eerder lijken samen te hangen met de structuur van ons onderwijs en de hiërarchie tussen onderwijsvormen. Zoals ook het hoofdstuk van Mieke Van Houtte duidelijk maakt, kampt een betekenisvol aantal leerlingen in het secundair onderwijs – vooral in het bso – met futiliteitsgevoelens, die kunnen omslaan in fatalisme en ordeverstorend gedrag.
Toch straalt het boek ook veel hoop uit. In een aantal hoofdstukken worden case studies en onderzoeken gepresenteerd waarin jongeren dankzij de ondersteuning van hun leraren en begeleiders uit de negatieve spiraal worden getrokken. Zo raden De Pauw, Spruyt en Bradt aan om, vooral in bso, te investeren in het creëren van een positievere psychologische band tussen individuele leerlingen en de groep waartoe ze behoren en/of de studierichting die ze volgen. Dat kan bijvoorbeeld door de unieke meerwaarde van een onderwijsvorm, en de specifieke beroepen waartoe bepaalde studierichtingen toegang geven, sterker in de verf te zetten. Dat kan ertoe bijdragen dat leerlingen zich trotser voelen op hun onderwijsvorm en een sterker zelfbeeld ontwikkelen. In zijn bijdrage suggereert Pedro De Bruyckere het potentiële belang van “collective student efficacy”: dat staat voor het collectieve geloof dat een groep leerlingen hebben om zichzelf op een hoger niveau te tillen. Voor dat geloof is het volgens De Bruyckere belangrijk dat leerlingen genoeg invloed hebben op het beleid van de klas en de school, en dat er sprake is van gedeelde doelen waarnaar leerlingen en leraren samen werken. Een gedeelde aspiratie, als het ware, en het positieve geloof dat leraren uitstralen dat de leerlingen er samen zullen geraken.
In hun hoofdstuk rapporteren Vandekinderen, Roets, Van Keer en Roose over een aantal trajecten waarbinnen professionals (in een context van duaal leren) met jongeren op stap gaan om hun aspiratie-niveau op te trekken en daar ook in slagen. Van cruciaal belang was dat in deze projecten de economische logica van de leereconomie (nl. onderwijs dient in de eerste plaats om jonge mensen te vormen die een economische meerwaarde creëren) wordt doorbroken. De onderzoekers stellen daar de “Capability Approach” tegenover. Eerder dan onderwijssucces te zien in termen van economische inzetbaarheid vertrekt deze visie van de vraag: draagt onderwijs bij aan de vrijheden van mensen om te doen en te zijn wat ze waarderen om te zijn en te doen? De horizon van potentiële toekomstperspectieven wordt verruimd. Praktijkwerkers ondersteunen jongeren om te navigeren door hun dagelijkse leven, hulpbronnen te mobiliseren, en een leven te leiden dat ze waardevol achten. Dat sluit opvallend sterk aan bij een van de basisprincipes van duurzaam onderwijs: leren drijft op energie. In de eerste plaats de energie die leerlingen investeren in hun eigen leerproces, en die drijft op positieve motivatie, zelfvertrouwen, een gezond zelfbeeld, een geloof in zichzelf en de ondersteunende omgeving.
Dit boek is, in alle betekenissen van het woord, waarde-vol. In de inleiding stellen de redacteurs terecht dat het onderwijsdebat al te vaak boven de hoofden van de leerlingen wordt gevoerd. Als het over leerlingen gaat, hebben we meer nood aan een insidersblik: de blik en de stem van de leerlingen zelf. School is zeer belangrijk voor leerlingen, en wie goed onderwijs belangrijk vindt, kan maar beter ook goed naar leerlingen luisteren.
Bron:
Bradt, L., Spruyt, B., & (2021). Over leven op school. De rol van school in het leven van jongeren. Leuven: ACCO.