Gisteren las ik op een proclamatie van de KU Leuven de namen van onze pas afgestudeerde leraren voor. Op de receptie achteraf stonden ze te stralen. Aan velen van hen vroeg ik tijdens de afgelopen weken naar hun toekomstplannen. “Solliciteren in het onderwijs”, hoorde ik vaak. Maar nog vaker: “Interims”.
Als lerarenopleider voel je dan telkens iets in je maag beginnen grommelen. Je hebt zoveel studenten gezien die zich vol overtuiging en motivatie in hun lerarenopleiding hebben gestort. Je hebt hun glinsterende ogen gezien toen ze je vertelden dat ze altijd al leraar wilden worden. Je hebt gezien hoe enthousiast ze waren – en ook wel een beetje nerveus – om tijdens hun eerste stageweken allerlei werkvormen uit te proberen en met hun leerlingen aan de slag te gaan. Je hebt hen ongelooflijk zien groeien tijdens dat jaar lerarenopleiding, op didactisch vlak, op persoonlijk vlak, en naar het einde toe vastgesteld dat ze er helemaal klaar voor zijn. Je hebt tot je grote tevredenheid vastgesteld dat hun enthousiasme om in het onderwijs te stappen nog steeds heel erg groot is. Ze willen ervoor gaan, ze hebben sprankelende, vernieuwende ideeën, ze kunnen een frisse wind door de gangen en de klaslokalen van onze Vlaamse scholen doen waaien.
Maar velen van hen zullen niet meteen een baan vinden. Velen zullen interims moeten sprokkelen. Hier vijf uur voor vier weken, daar zes uur voor acht weken. Geen enkele zekerheid. Tot overmaat van ramp zullen velen van hen de pikorde van het systeem moeten ondergaan: ze zullen slechtere uurroosters krijgen dan hun meer ervaren collega’s, soms zelfs de lastigste klassen krijgen, en dat alles grotendeels op hun eentje moeten rooien. Geen wonder dat velen van hen teleurgesteld, ontnuchterd het onderwijs de rug zullen toedraaien.
Ik hoop dat de volgende minister van onderwijs dit als een beleidsprioriteit beschouwt. Dat hij of zij de rampzalige beslissing van minister Smet om de aanvangsbegeleiding van jonge leerkrachten af te schaffen, meteen herziet. Ik hoop dat in het loopbanendebat prioritaire aandacht gaat naar de status, de werkzekerheid en vooral de omkadering en ondersteuning van de beginnende leerkracht. Maar ik weet dat het niet alleen van ministers afhangt. Dit hangt ook van directies af. Ik hoop dus dat veel directies de moed hebben om jonge leerkrachten degelijk op te vangen, een haalbare opdracht te geven, en hen in zo goed mogelijke omstandigheden door hun eerste jaar te loodsen. Ik hoop dat directies en stagementoren aan de volgende lichting studenten van de lerarenopleiding de ruimte geven om tijdens hun stage vernieuwende ideeën en werkvormen uit te proberen, in plaats van hen alleen maar te vragen meteen in het gareel van het handboek te lopen.
Het grootste obstakel voor vernieuwing in een systeem is het systeem zelf. Jong afgestudeerde leerkrachten vormen een krachtige hefboom voor vernieuwing in het onderwijs. Ze blazen nieuwe zuurstof door de longen van onze scholen. Ik wens “mijn” afgestudeerde studenten – sinds gisteren met het diploma van leraar op zak – een heel goede start in het onderwijs. Ik hoop dat ze hun idealisme, ambitie, drang naar professionalisme en groot hart voor hun leerlingen nooit meer verliezen. Want dan is een lerarenopleiding pas echt geslaagd.