Hoe denken ouders in Vlaanderen over het taalonderwijs Nederlands?

Bijna 500 ouders met kinderen in het secundair onderwijs vulden de enquête over taalonderwijs Nederlands in die Lauren Gilis verspreidde in het kader van haar masterscriptie (Taal-en Letterkunde, KU Leuven). Ouders met kinderen in aso, tso en bso waren goed vertegenwoordigd (kso helaas niet). Gilis vroeg zich af wat voor ouders de belangrijkste doelstellingen van het onderwijs Nederlands zijn en in welke mate zij (in lijn met de nieuwe eindtermen en de visietekst “Iedereen Taalcompetent”) een verband zien tussen onderwijs Nederlands en het onderwijs van 21ste-eeuwse sleutelcompetenties.

Wat de eerste vraag betreft, stelde Gilis het volgende vast:

1. Ouders vinden de ontwikkeling van functionele, communicatieve vaardigheden belangrijker dan de ontwikkeling van theoretische kennis over taal (taalbeschouwing) en literatuuronderwijs. Een grote meerderheid van de respondenten vindt het zeer belangrijk dat hun kinderen (a) Algemeen Nederlands leren spreken, (b) goede, samenhangende teksten leren schrijven, (c) hun gevoelens leren uiten, (d) correct leren spellen, (e) leren discussiëren en debatteren in het Nederlands, (f) leren omgaan met fake news, en (g) plezier beleven aan het lezen van literatuur. De meningen van de ouders waren meer verdeeld voor wat betreft (a) het lezen van meesterwerken in de Nederlandse literatuur, (b) het ontleden van zinnen, en (c) het opbouwen van kennis over hoe taal in elkaar zit.

2. De ouders rangschikten de verschillende onderdelen van het vak Nederlands ook in termen van belangrijkheid. Dat leverde de volgende ranking op: (1) spreekvaardigheid en gesprekken voeren, (2) leesvaardigheid, (3) schrijfvaardigheid en correct spellen, (4) luistervaardigheid, (5) taalbeschouwing, en (6) literatuur. Dat wordt ook weerspiegeld in de ranking die de ouders aanbrachten voor de 4 kernthema’s van de visietekst “Iedereen Taalcompetent” (Nederlandse Taalunie): “Taal en communicatie” scoort het hoogst, gevolgd door “Taal en identiteit” en “Taal en informatie”, en ten slotte volgt “Taal en cultuur”.

Wat de tweede vraag betreft, vinden de ouders het belangrijk dat er binnen het vak Nederlands geïntegreerd aan een aantal 21ste-eeuwse sleutelcompetenties wordt gewerkt. Het allerbelangrijkst vinden ze dat voor de sleutelcompetenties “sociale relaties doen werken” (i.e. leren omgaan met diversiteit, leren samen leven en werken met andere mensen), “moderne technologie doen werken” (i.e. kritisch en doelgericht leren omgaan met moderne technologie), en “taal en informatie doen werken” (i.e. kritisch leren omgaan met de overvloed aan informatie en met fake news). Rond 75% van de respondenten vindt het “heel belangrijk” dat hieraan binnen het vak Nederlands wordt gewerkt. Ongeveer 2/3 van de respondenten vindt het ook heel belangrijk dat er gewerkt wordt aan sleutelcompetenties rond leren leren, zelfstandig beslissingen nemen en zelfsturing ontwikkelen, en probleemoplossend denken.  Iets minder steun (slechts de helft van de respondenten) is er voor sleutelcompetenties met betrekking tot creatief denken, duurzaam leven op de planeet bevorderen, en omgaan met verandering.

In hun reacties op een open vraag (Wat zou u veranderen aan het onderwijs Nederlands?) benadrukten heel wat ouders dat ze het erg belangrijk vinden dat leerlingen zich goed voelen op school en dat het onderwijs gedifferentieerder moet inspelen op verschillen en individuele noden van leerlingen. Zowel in de open vraag als in de stellingen bleken ouders verdeeld te reageren als het over spelling-, taalbeschouwing- en literatuuronderwijs ging: een deel van de ouders lijkt vast te houden aan een beeld van taalonderwijs zoals het vroeger was, terwijl een ander deel aan deze onderdelen weinig belang hecht of vernieuwing nastreeft. Het is ook opvallend dat veel ouders (net als veel leerlingen in de masterscriptie van Eva Steurbaut) zich erg kritisch uitlaten over de lesmethodes Nederlands: te saai, te veel voorgekauwde invuloefeningen, niet motiverend. Ten slotte nog dit: 93% van de respondenten vinden dat het vak Nederlands als apart vak moet blijven bestaan.

Bron:

Lauren Gillis (2021). De toekomst van het onderwijs Nederlands. Hoe zien ouders van leerlingen in het secundair onderwijs (de toekomst van) het vak Nederlands? Masterscriptie binnen master taal- en letterkunde, Faculteit Letteren, KU Leuven.

Lees ook: https://duurzaamonderwijs.com/2018/05/25/wat-verwachten-leerlingen-van-de-derde-graad-secundair-van-het-vak-nederlands/

Effectieve onderwijsinterventies? De Teacher Toolkit in het Nederlands vertaald

De Nederlandse overheid wil schoolteams helpen om onderzoeksgebaseerde onderwijsinterventies te implementeren als antwoord op de COVID-19 pandemie. Ze biedt scholen daartoe een menukaart aan, gebaseerd op de onderzoeksgebaseerde Teacher Toolkit van de Britse Education Endowment Foundation. Hieronder staan de interventies uit de Nederlandse menukaart gerangschikt volgens de kracht van het effect (hoeveel maanden leerwinst wordt geboekt door deze maatregel systematisch toe te passen?) en de kost (wat kost het aan middelen om deze maatregel systematisch in te voeren?).

InterventieLeerwinstKost
Feedback+ 8Laag
Metacognitie en zelfregulerend leren bevorderen+ 7Gemiddeld
Leren van en met medeleerlingen+ 5Laag
Samenwerkend leren+ 5Laag
Beheersingsgericht leren+ 5Gemiddeld
Eén-op-één tutoring+ 5Hoog
Vroeg- en voorschoolse interventies+ 5Hoog
Instructie (tutoring) in kleine groepen+ 4Gemiddeld
Digitale technologie inschakelen+ 4Gemiddeld
Ouderbetrokkenheid verhogen+ 3Gemiddeld
Individuele instructie+ 3Hoog
Verkleinen van klassen+ 3Hoog
Uitbreiding onderwijstijd+ 2Gemiddeld
Zomer- of lentescholen organiseren+ 2Gemiddeld
Onderwijsassistenten inschakelen+ 1Hoog
   

Wat opvalt is dat de allerkrachtigste maatregelen ingrepen betreffen die alle leerkrachten in hun reguliere klaspraktijk kunnen integreren. Zeker als ze gecombineerd worden, ontstaat humus voor duurzaam leren. Neem bijvoorbeeld de combinatie van “feedback” en “metacognitie en zelfregulerend leren bevorderen”. We weten uit onderzoek dat de meest voedende feedback degene is die de leerlingen helpt om de eigen prestatie te verbeteren. Maar die feedback wordt nog sterker als de leerling tegelijkertijd inzicht krijgt in de succescriteria voor het goed uitvoeren van de taak en dus inziet waarom de eigen prestatie dankzij de feedback beter wordt. Op die manier groeit de kans dat de leerling in gelijkaardige omstandigheden dezelfde feedback niet meer nodig heeft. Met andere woorden, het is de bedoeling dat de leerling bij het uitvoeren van gelijkaardige taken steeds minder afhankelijk wordt van de feedback van anderen en zichzelf steeds beter leert monitoren. De steigers van ondersteuning worden gaandeweg afgebouwd, de leerling wordt steeds zelfstandiger.

Het lijkt me van belang dat als er geïnvesteerd wordt in meer samenwerkend leren (ook een zeer effectieve maatregel in de lijst) of in de relatief duurdere interventies (zoals tutoring in kleine groepen) er tegelijkertijd en geïntegreerd ingezet wordt op feedback en zelfregulerend leren. Met andere woorden, ook samenwerkend-leren-groepjes moeten gaandeweg leren om zichzelf beter te reguleren en moeten voedende feedback op hun werk krijgen. De ene interventie kan dus best niet ingevoerd worden zonder de andere. Misschien kan op die manier het cumulatieve effect van onderwijsinterventies nog steviger opgekrikt worden. De zogenaamde menukaart van de Nederlandse overheid is dus bij nader inzien geen kwestie van “dit neem ik, en dat dus niet”, maar eerder een handleiding om via het combineren van lekkere ingrediënten “superfoods” te krijgen…

Meer lezen?

https://www.nponderwijs.nl/po-en-vo/menukaart/interventies-kiezen

Waarom de Centra Basiseducatie voortaan “Ligo” heten

In Esperanto betekent “Ligo” verbinden. De 13 Centra Basiseducatie in Vlaanderen, die zich richten tot laaggeletterde volwassenen, zijn verbonden door een gemeenschappelijke visie op leren en onderwijs.

Centraal staat de idee dat ze volwassenen willen helpen om sterker te staan in het leven. Daartoe worden onderwijsactiviteiten bewust verbonden met het echte leven. Lesgevers trekken met hun cursisten naar buiten en trekken de echte wereld binnen in de klas. Lesgevers zoeken bewust verbindingen met levensechte partners in de levensechte buitenwereld. In de basiseducatie wordt “taak” niet op een krijtbord geschreven, maar in het zand van een strand, dichtbij de zeerand, waar het kan aangetast worden door wind en regen en overspoeld door het opkomende tij.

Een cursist die zich inschrijft voor een cursus NT2, leert niet alleen NT2. Idem voor een cursus rekenen of starten met computers. In alle LIGO-cursussen worden bewust verbindingen gelegd met de sleutelcompetenties van de 21ste eeuw. Er wordt bewust en geïntegreerd gewerkt aan leren leren, leren omgaan met moderne technologie, leren samenleven in diversiteit, zelfredzaam worden, kritisch met informatie leren omgaan…. Ligo wil mensen versterken als ouders, burgers en werknemers in de hedendaagse, hooggeletterde, snel veranderende, hoogtechnologische wereld.

Ligo is de nagel op de kop. Want in essentie is leren verbinden. Cognitief is leren een verbinding maken tussen iets nieuws en datgene wat je al weet of kan. Motivationeel is leren een verbinding maken tussen wat je doet en wat je wilt bereiken: we investeren allemaal meer energie in leeractiviteiten als we daarmee een waardevol doel kunnen bereiken. Emotioneel gaat leren beter als er een warme verbinding ontstaat tussen de lerende en degene die de lerende onderwijst of ondersteunt. Daarom investeert Ligo in gecontextualiseerd leren, leren op maat en leren in een veilig, warm klimaat.

Leren is Ligo. En als onderwijs Ligo wordt, dan wordt het sterk en duurzaam onderwijs.

https://www.ligo.be/

De kracht van tutoring: een interview met Pedro De Bruyckere

Onderzoek toont systematisch aan dat “tutoring” positieve effecten op leren heeft. Om er meer over te weten te komen, stellen we een aantal prangende vragen over tutoring aan een expert: Pedro De Bruyckere, pedagoog en onderzoeker aan Arteveldehogeschool en de Universiteit van Leiden. Veel van het onderzoek dat hij met zijn collega’s uitvoert in Leiden gaat immers over tutoring.

Wat is tutoring precies? Is het een synoniem van “peer tutoring”?

Pedro: We zien dat er veel termen door elkaar gebruikt worden: tutoring, mentoring, bijles,… Als we het hebben over de effectieve vorm van tutoring, gaat het over een persoon die daarvoor opgeleid is en die kinderen doelgericht extra hulp biedt bij het leren. Bij peer tutoring zijn dit andere leerlingen die even oud of ouder zijn. Peer tutoring kan ook wel degelijk helpen, tenminste als het strak geleid wordt door de leraren. Bij mentoring ligt de nadruk op het helpen bij het mentale en is leren bijvangst, terwijl dit bij tutoring net omgekeerd is. Uit onderzoek blijkt dat tutoring het best helpt om ongelijkheid weg te werken en mentoring spijtig genoeg nauwelijks.

Op welke aspecten van leren op school heeft tutoring positieve effecten? Hoe robuust zijn die effecten?

Pedro: Als je de verschillende onderzoeken en meta-analyses naast elkaar legt, zie je dat vaak vakken als rekenen en taal opduiken. Zo is er bijvoorbeeld “High Dosage Tutoring”, een zeer effectieve aanpak die vanuit de VS onder andere naar Nederland overwaaide en waar Bo Paulle onderzoek naar doet aan de UVA. In die aanpak is er echter enkel aandacht voor rekenen, maar valt op hoe alle andere vakken ook vooruitgaan. De net overleden Robert Slavin werkte nog net voor zijn dood mee aan twee review studies die de robuuste resultaten voor taal en rekenen in de verf zetten. Tegelijk weten we ook wel dat het – zoals alles in onderwijs – niet altijd even goed werkt.

Moet tutoring aan bepaalde voorwaarden voldoen om goed te werken? Wanneer werkt het niet?

Pedro: Er zijn verschillende zaken die het leereffect kunnen beïnvloeden. Het is onmogelijk om volledig te zijn, maar enkele belangrijke elementen zijn de volgende:

  • Hoe beter opgeleid de tutor is, hoe beter de resultaten. Dit betekent niet dat vrijwilligers zonder opleiding niet kunnen helpen, maar voor hen is een goede opleiding én begeleiding nodig.
  • Het aantal leerlingen dat samengenomen wordt, heeft ook een bepalende invloed. Boven de 6 à 7 leerlingen daalt het effect zeer snel. 1 op 1 werkt meestal best, behalve voor taal, maar het verschil met 3 à 4 kinderen is relatief klein. Daarom is het slimmer om met een dergelijke groepsgrootte te werken.
  • Goede afspraken met de school en de leraren zijn onontbeerlijk zodat er doelgericht kan gewerkt worden en de tutoren nauw kunnen aansluiten bij bijvoorbeeld de methode en de leerstof.
  • Momenteel lijkt volgens onderzoek online tutoring niet zo effectief.

Profiteert de tutor evenveel als de tutee?

Pedro: We hebben hierover zelf onderzoek gedaan en mijn collega Demet Yazilitas merkte dat de visie van de tutoren op onderwijs positief evolueerde. We werken in Leiden met studenten binnen het Honors programma en deze topstudenten bleken nu met een veel positievere blik naar leraren en de school te kijken. Sommigen willen zelfs nu zelf voor de klas gaan staan.

Kan tutoring helpen om gelijke onderwijskansen te bevorderen?

Pedro: Het is een van de belangrijkste opties die we hebben, blijkt uit de meta-analyse van Jens Dietrichson en collega’s uit 2017. Het is een investering, dat klopt, maar het loont de moeite.

Kunnen scholen er zomaar aan beginnen? Valt het makkelijk in te voeren?

Pedro: Er zijn veel mooie initiatieven in Vlaanderen en ik weet van verschillende steden ondertussen die hierop willen inzetten, maar soms kan het voor een school toch behoorlijk verwarrend zijn om te starten. Momenteel speelt het Leerbuddy-project hier een ondersteunende rol in om scholen en tutoren en organisaties met elkaar te verbinden. Goed bepalen welke leerlingen hulp nodig hebben, welke hulp ze nodig hebben en een goede afstemming met de tutor maakt het verschil.

Meer lezen?

Check voor veel onderzoek rond tutoring de blog van Robert Slavin: https://robertslavinsblog.wordpress.com/?s=tutor

Meer info over het Leerbuddy-project: https://leerbuddy.vlaanderen/

Het team in Leiden maakte een website voor en door tutoren met praktische tips: https://www.leidsetutorprogramma.nl/