Een van de meest fascinerende boeken die ik in 2012 las was “Ons feilbare denken” van Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman.
Daarin legt hij uit dat mensen over twee manieren van denken beschikken. “Systeem 1” is onze intuïtie: die is pijlsnel, helpt ons om allerlei beslissingen te nemen, flitst ons meteen het antwoord toe als iemand ons vraagt hoeveel 2 + 2 is, doet ons meteen reageren als er een voorwerp op ons afkomt, en bezorgt ons meteen een “eerste indruk” van mensen die we ontmoeten. Dat doet systeem 1 grotendeels automatisch, onbewust, en op basis van eerdere ervaringen. “Systeem 2” is ons bewuste, rationele denken. Het houdt systeem 1 in de gaten, verbetert de fouten van systeem 1, helpt ons lastige problemen analyseren en moeilijke bewerkingen maken (hoeveel is 17 x 23?), weegt voor- en nadelen af, en vergelijkt verschillende opties en brokken informatie om tot een overwogen en genuanceerd oordeel te komen. Er is één nadeel aan systeem 2: het vreet (letterlijk) energie, en kost moeite. Daarom dat ons brein er meestal de voorkeur aan geeft om op systeem 1 te drijven, en meestal gaat dat ook helemaal goed.
Het boek van Kahneman ontleent zijn titel aan het feit dat ons “Systeem 1” echter (pijnlijk) feilbaar is. Omdat het zo gespecialiseerd is om snel beslissingen te nemen (om ons te behoeden voor onheil, gevaar, gezichtsverlies, rode wangen), springt Systeem 1 snel tot conclusies. We hebben maar één klein brokje informatie, één blik, één flits nodig, en systeem 1 heeft al een beslissing, een oordeel, een beeld, een verhaal klaar. En omdat systeem 1 op primaire associaties drijft en sterk verbonden is met ons emotionele leven, houdt het er niet van om tegengesproken te worden. We geloven onszelf maar al te graag. En we geloven mensen die we sympathiek vinden maar al te graag. En we geloven dingen die in ons kraam passen maar al te graag. En we geloven dingen die positief klinken maar al te graag. We zijn bereid om meer geld te geven aan een product dat “90% vetarm” is dan aan een product dat “10% vet bevat” omdat dat eerste positiever klinkt. En zo leveren kleine brokjes informatie premature oordelen op. Vooroordelen. Net omdat het zo snel moet gaan, zijn die oordelen van systeem 1 ook vaak ongenuanceerd. Zwart-wit. De media drijven daarop. Zo maken we met de regelmaat van de klok denkfouten, beoordelingsfouten, of laten we ons te makkelijk verleiden. Door positief klinkende reclameboodschappen bijvoorbeeld, die in ons systeem 1 allerlei positieve associaties oproepen en ons rationele denken verschalken….
Wat kan onderwijs hiermee aan? Heel veel, zo blijkt:
1. Veel leerlingen kunnen aan het einde van het secundair onderwijs te weinig het verschil maken tussen objectieve informatie en persuasieve boodschappen zoals reclame en propaganda (zie de periodieke peiling Nederlands). Hun systeem 2-denken (of beter hun systeem 2-lezen) moet beter ontwikkeld worden door hen verschillende boodschappen met mekaar te laten vergelijken, door de bron en de bedoeling van teksten expliciet te bespreken, en door te analyseren hoe reclame en propaganda werken…
2. Veel leerlingen hebben aan het einde van het secundair onderwijs vrij zwart-witte beelden over andere mensen of groepen. Vlaamse leerlingen bengelen achteraan in het Europese peloton als het over tolerantie voor andere culturen gaat. Een onderwijs waarin leerlingen veel met andere mensen of sociale groepen moeten samenwerken (over studierichtingen heen) kan die primaire vooroordelen doorbreken. En wellicht ook het praten en discussiëren over allerlei maatschappelijke thema’s, waarbij leerlingen ook leren met de standpunten van andere leerlingen om te gaan, en die rationeel (eerder dan impulsief-afwijzend) te benaderen. En wellicht ook de confrontatie met getuigenissen van mensen die in een totaal andere situatie zitten of opgroeien.
3. Als systeem 1 en systeem 2 samenwerken, zijn het krachtige bondgenoten. Dan werkt ons brein het meest efficiënt en is het tot de krachtigste vondsten in staat. In het onderwijs zouden leerlingen veel complexe taken moeten uitvoeren, waarbij ze zowel hun systeem 1 (intuïtie, ervaringsgebaseerd handelen) en hun rationele systeem 2 moeten gebruiken. En dan liefst samen met andere leerlingen en de leerkracht. Samenwerkend leren heeft wellicht zo’n sterke impact op leren omdat het ons helpt om uit onze eigen stereotiepe beelden en denkcirkeltjes te breken.
4. Kahneman raadt alle volwassenen die jongeren moeten evalueren aan om dat samen te doen. Zo kan de individuele leerkracht namelijk zijn eigen (intuïtieve) oordeel van leerlingen aftoetsen aan dat van collega’s. Als je Kahnemans boek leest, krijgt de uitdrukking “first impressions never lie” een nieuwe betekenis. Ons systeem 1 bouwt razendsnel een beeld op van iemand die we ontmoeten, en die eerste indruk laat onze geest niet makkelijk meer los. Leerkrachten moeten hun beelden van jongeren (en vooral van jongeren die het moeilijk hebben of sociaal kwetsbaar zijn) aftoetsen aan feiten, en aan de oordelen van andere leerkrachten. Zo kan systeem 2 beter het “versteende” beeld van een leerling doorbreken.
5. Kahneman raadt teams ook aan om samen beleid te voeren en beslissingen te nemen over belangrijke vernieuwingen. Veel individuen zullen eerder weerstand vertonen tegen vernieuwing omdat het hun beeld van de wereld (hun vertrouwde systeem 1-beeld) bedreigt, en daar houden ze niet van. Maar door naar de ideeën van anderen te luisteren, de ervaringen van anderen te delen, kunnen ze soms toch tot een doorbraak in hun denken komen, en toch maar de stap naar vernieuwing en groei zetten. En net zo goed kan het over-optimisme van sommige teamleden getemperd worden door de realiteitszin van andere collega’s.
6. Alle leerlingen zouden moeten weten hoe hun brein werkt. Het kan hen helpen om snelle, emotionele beslissingen te ontmaskeren, snelle vooroordelen te doorprikken, problemen op een rationele manier te benaderen, en vooral…. minder snel harde (en onomkeerbare) oordelen over anderen te vellen. Of over zichzelf.
Veel leesgenot in 2013!