Gelijke onderwijskansen in coronatijden: wie ziet de paddenstoelen door het bos?

Kernidee: Creëer een praktijkgericht, digitaal sharepoint waarop leraren en scholen hun good practices om sociaal kwetsbare leerlingen extra te ondersteunen, delen om zo van elkaars bottom-up initiatieven te leren.

Ze schieten als paddenstoelen uit de grond: de spontane initiatieven van scholen en individuele leerkrachten om sociaal kwetsbare leerlingen in deze barre coronatijden te ondersteunen. Allemaal bottom-up initiatieven van scholen en leerkrachten die vertrekken vanuit het besef dat heel wat leerlingen het thuis lastig hebben om aan te haken bij het digitale afstands- en aanloopleren, zelfs als er thuis laptops worden geleverd:

  • Sommige scholen stellen hun computerklassen open en geven leerlingen de kans om daar te komen werken (met respect voor social distancing);
  • Sommige scholen vangen sociaal kwetsbare leerlingen een paar uur per week individueel in de school op en geven hen individueel of in kleine groepjes (bij)les;
  • Sommige scholen vragen kinderen om lespakketten op school te komen ophalen en geven hen dan wat uitleg;
  • Sommige leerkrachten organiseren spontaan individuele online sessies aan risicoleerlingen;
  • Leerkrachten experimenteren met Whatsapp en Messenger en sturen hun opdrachten via de telefoon door (want smartphones werken voor sommige leerlingen beter dan computers);
  • Leerkrachten brengen papieren lespakketten aan huis;
  • Sommige scholen schakelen vrijwilligers, buurtwerkers, CLB-medewerkers, stagiairs van de lerarenopleiding in om sociaal kwetsbare leerlingen en hun ouders te contacten en te ondersteunen;
  • Sommige scholen bereiden nu al concrete ideeën om als de scholen heropenen specifieke begeleiding te geven aan leerlingen die achterophinken.

Er is ongetwijfeld nog veel meer aan de basis aan het groeien, op de bodem van het bos, dat bos van ministeriële veiligheidsrichtlijnen en centrale adviezen waaraan iedereen zich moet houden. Op die vruchtbare bodem van het bos gedijen spontaan grandioze ideeën van goedmenende leerkrachten en schoolteams met een groot hart, een overdosis creativiteit en een grote zin voor verantwoordelijkheid.

De paddenstoelen die daar aan de voet van de hoge bomen uit de bodem opspringen, zouden hun sporen moeten kunnen nalaten. Het tijdschrift Klasse deed een eerste poging, het Netwerk tegen Armoede formuleerde ook een stel aanbevelingen. Maar het kan meer en het kan nog concreter: leraren hebben vooral nood aan praktische, werkzame ideeën die de toets van de praktijk doorstaan. Creëer dus een digitaal sharepoint waar scholen en leerkrachten hun goede praktijken kort beschrijven en delen, zodat alle leerkrachten en scholen die dezelfde ambitie koesteren inspiratie kunnen putten en zelf aan de slag kunnen om maximale leerkansen te creëren voor leerbedreigde leerlingen. Vertrouw op de deskundigheid, toewijding, creativiteit en verantwoordelijkheidszin van de basis. Social distancing, equal opportunities: het kan, het moet!

 

Referenties

Corona-onderwijs voor kwetsbare leerlingen

https://www.netwerktegenarmoede.be/nl/nieuws/2020/gelijke-onderwijskansen-bij-corona-maatregelen

 

Welk soort kennis leent zich het best tot afstands- en aanloopleren?

Ik hanteer de typologie van de nieuwe Vlaamse eindtermen om deze vraag te beantwoorden. Daarin wordt een verschil gemaakt tussen:

  • Feitenkennis: kennis van feiten en de termen die daarbij horen;
  • Conceptuele kennis: inzicht in begrippen, modellen, verbanden en theorieën;
  • Procedurele kennis: kennis van methoden, strategieën, algoritmes, procedures om bepaalde (denk)handelingen uit te voeren, alsook kennis van criteria om de juiste methode, procedure, strategie te bepalen of selecteren;
  • Metacognitieve kennis: zelfkennis en kennis over kennis die leerlingen gebruiken om over hun eigen leerprocessen en taakuitvoeringsprocessen te reflecteren;
  • De vaardigheden/competenties beschreven in de eigenlijke eindtermen: de 4 bovenstaande types van kennis zijn in de eindtermen ondersteunend voor de vaardigheden en competenties die leiden tot gepast gedrag in relevante situaties.
  • Hierbij dient nog voorafgaand te worden opgemerkt dat in Bloom’s taxonomy voor elk van de 4 kennistypes 6 verschillende niveaus van verwerking worden onderscheiden: onthouden, begrijpen, toepassen, analyseren, evalueren en creëren.

Voor het consolideren, inoefenen en ophalen van bestaande feitenkennis, en voor het aanbrengen van nieuwe feitenkennis lenen digitale vormen van afstandsleren zich relatief goed. Dat ervaart iedereen ook buiten schoolverband: we pikken tegenwoordig veel nieuwe feitenkennis op via digitale bronnen. De kans dat we die feitenkennis echt duurzaam verwerven, verhoogt als (a) de nieuwe feitenkennis door de leerder kan verbonden worden met voorkennis die hij/zij al heeft; (b) de nieuwe feitenkennis duidelijk en helder wordt aangebracht (desgevallend met visuele ondersteuning); (c) de nieuwe feitenkennis nadien herhaaldelijk opnieuw wordt aangebracht en opgehaald; (d) de leerder van feedback wordt voorzien bij het ophalen van die feitenkennis. Digitale tools hebben het voordeel dat ze nieuwe feiten in rijke, visuele omgevingen kunnen aanbieden; ze kunnen ook zorgen voor herhaalde ontmoetingen met die feiten en voor inoefening met onmiddellijke feedback: Het Vaticaan bevindt zich in Rome (niet in Athene) en 7 x 7= 49 (niet 48). Of nog een voorbeeld: de tijd is nu rijp om leerlingen met een boel conceptuele voorkennis over hygiënemaatregelen tijdens een coronavirus naar een clip van de BBC te laten kijken over…. hygiënemaatregelen tijdens een coronavirus. De kans dat ze nieuwe Engelse woorden en uitdrukkingen verwerven voor begrippen die ze al in het Nederlands kennen is reëel, want de clips zijn goed ingebed in bestaande voorkennis (zodat de leerlingen zich volop op de taal kunnen concentreren), de taal wordt rijkelijk visueel ondersteund, en de zinnen verschijnen bovendien ook nog eens met ondertitels op het scherm terwijl ze worden uitgesproken.

Voor conceptuele kennis wordt het al andere koek. Veel conceptuele kennis wordt immers gekenmerkt door een inzicht in verbanden tussen verschillende items en door modellen, algoritmes, theorieën die verbanden uitdrukken. Hier wordt van de leerder verwacht dat hij de modellen begrijpt, daarbij de samenhang tussen fenomenen inziet en ook begrijpt wanneer het model van toepassing is. Zoals meta-analyses rond het effect van moderne technologie in taal- en wetenschapsonderwijs tonen, is de kans dat sommige leerlingen misconcepties ontwikkelen of slechts een fragmentair conceptueel begrip opbouwen op basis van enkel digitale input, zeer reëel. Hier wordt het belang van menselijke interactie erg groot. Leraren, en ook medeleerlingen, kunnen bij leerders misconcepties ontdekken en rechtzetten, nieuwe uitleg geven, nieuwe casussen laten zien, aangepaste oefeningen op het algoritme geven of bespreken, etc. Digitale technologie kan hier zeker helpen om leerlingen aantrekkelijke demonstraties of een visueel ondersteunde uitleg van het nieuwe conceptuele inzicht te bezorgen, maar hier wordt het samenspel van virtuele en menselijke interactie van cruciaal belang. Wie leerlingen nieuwe conceptuele kennis digitaal aanbiedt, kan die leerlingen best een actieve verwerkingsoefening geven, en die oefening via een online sessie (in een klein groepje) of, als de scholen weer opengaan, via een live sessie in een kleine klasgroep samen bespreken. Laat leerlingen bijvoorbeeld zelf een visueel schema maken van de nieuwe informatie, of zelf 3 vragen bedenken die ze aan een andere leerling of aan de leerkracht zouden willen stellen.

Dat geldt ook voor procedurele en metacognitieve kennis. Voor deze vormen van kennis toont veel onderzoek dat een aanpak die start met demonstratie en modelleren, en gaandeweg via scaffolding en begeleide inoefening meer autonomie aan de leerling geeft, vaak goed werkt. Digitale technologie kan wel degelijk een rol spelen bij het modelleren en demonstreren (denk aan de kracht van digitale simulaties), en digitale technologie kan een leerling zelfs motiveren om te oefenen, maar het is net de kracht van menselijke interactie dat er in elk van de bovenstaande stappen wordt opgevolgd wie wat heeft begrepen en verworven, en welke leerling welke bijkomende uitleg, aangepaste demonstratie, feedback, aanmoediging en bevestiging nodig heeft. Het is hier dat overvloedig blijkt dat leerlingen niet alleen kunnen profiteren van een deskundige begeleiding van hun leerkracht, maar ook van het voorbeeld, de uitleg, de hulp en drive van andere leerlingen. Ook hier kunnen dus eerste impulsen gegeven worden via digitale leerinhouden, en is het cruciaal dat de leerlingen actieve verwerkingsoefeningen krijgen die online, of later in de klas, samen besproken kunnen worden.

Dat alles geldt nog eens zo sterk als het om de uitvoering van complexe taken en de ontwikkeling van vaardigheden en competenties gaat. Voor de inoefening van basale vaardigheden, die goed zijn op te delen, blijkt de computer een meerwaarde te kunnen bieden (zie het onderzoek naar de inzet van moderne technologie bij basale rekenvaardigheden en spelling in het lager onderwijs): Moderne technologie kan bijvoorbeeld oefeningen adaptief op individuele maat snijden. Maar voor complexe vaardigheden als begrijpend lezen wordt de begeleiding via menselijke interactie veel crucialer (zie hierboven). De OESO besluit uit haar reviewstudie naar de invoering van technologie in het onderwijs het volgende:

“One interpretation of all this [research] is that building deep, conceptual understanding and higher-order thinking requires intensive teacher-student interactions. Another interpretation is that we have not yet become good enough at the kind of pedagogies that make the most of technology (…) If we want students to become smarter than a smartphone, we need to think harder about the pedagogies we are using to teach them. Technology can amplify great teaching but great technology cannot replace poor teaching.”

Afstandsleren met moderne technologie lijkt dus voorlopig het best geschikt om reeds bestaande kennis, vaardigheden en competenties in te oefenen en te onderhouden, maar kan voor nieuwe conceptuele, procedurele en metacognitieve kennis, en voor de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden en competenties, voor de meeste leerlingen enkel zorgen voor een aanzet, en dan is de leraar aan zet. Op dat laatste principe is overigens de ‘flipped classroom’ gebaseerd. En om dat model eens te flippen: moderne technologie kan ook goed worden ingezet om inzichten en kennis die de leraar eerst in echte interactie met de leerlingen heeft aangebracht, verder in te oefenen, vast te zetten en te consolideren.

Het is in elk geval belangrijk om aanlooplessen als “aanloop” te blijven beschouwen. Bovendien is zelfs voor die digitale aanlooplessen de motiverende stem van de leerkracht erg belangrijk: “Leraren spelen een belangrijke rol in de effectiviteit van de digitale programma’s omdat zij leerlingen kunnen motiveren ermee aan de slag te gaan,” stippen Haelermans & Ghysels (2018) in dit verband aan.

Conclusie: In deze fase van opgeschort onderwijs snappen we nu nog beter dan ooit waarom uit onderzoek systematisch blijkt dat leerkrachten hét grootste verschil maken als het om leren op school gaat. Of om het met een leerling op de website van De 5 vragen te zeggen: “Goed onderwijs hoort op school thuis, en niet thuis.” Dat sluit helemaal aan bij het onderstaande citaat uit de onderzoeksgebaseerde Toolkit van de Teacher Endownment Foundation waarmee ik afsluit:

“Evidence suggests that technology approaches should be used to supplement other teaching, rather than replace more traditional approaches. It is unlikely that particular technologies bring about changes in learning directly, but some have the potential to enable changes in teaching and learning interactions.”

Meer lezen?

OECD (2015). Students, computers and learning. Making the connection. Paris: OECD Publishing.

Haelermans, C. & Ghysels, J. (2018). Effectiviteit van ICT in het onderwijs. In K. De Witte & J. Hindriks (2018), De (her)vormende school. Gent: Skibris.

https://educationendowmentfoundation.org.uk/evidence-summaries/teaching-learning-toolkit/digital-technology/  (Geconsulteerd op 22 april 2020)

 

 

 

 

7 didactische adviezen over de heropening van de scholen

Als de scholen in mei weer zouden opengaan – zelfs als dat aanvankelijk in gespreide slagorde is –  hoe worden de  resterende schooldagen dan het best ingevuld? Business as usual? I don’t think so. Hieronder neem ik de vrijheid om 7 adviezen te formuleren aan het onderwijsveld, met dank aan de ziekenhuizen voor de inspiratie.

  1. Focus op de essentie

Kijk naar de ziekenhuizen: hun reactie op de coronacrisis is ronduit indrukwekkend. Het ziekenhuispersoneel deed wat broodnodig was: focussen op de essentie en de eigen werking resoluut bijsturen om krachtdadig in te spelen op uitzonderlijke omstandigheden. Dat is precies wat schoolteams bij heropening ook best doen. Focus op de essentie: bepaal samen als team welke kennis, vaardigheden en attitudes écht cruciaal zijn om voor de zomervakantie nog aan te brengen, in te oefenen en uit te diepen. Zet de ballast aan de kant. Niet alles wat in het handboek staat, is even belangrijk. Wees zelf de handleiding. Kiezen is winnen, deze keer.

  1. Differentieer

Stuur de manier waarop dat kerncurriculum wordt onderwezen resoluut bij. Ga er van uit dat sommige leerlingen tijdens de voorbije weken al hun online taken toegewijd hebben uitgevoerd en daarbij zelfs ondersteuning van hun ouders hebben gekregen, terwijl dat voor andere leerlingen helemaal niet geldt. De verschillen tussen leerlingen zijn ontegensprekelijk uitgediept. Daarom wordt differentiatie best de nieuwe standaardpraktijk, vanaf dag één na de heropening. Kijk naar de ziekenhuizen: die baseren hun behandeling van patiënten op een gedegen diagnose. Probeer dus tijdens de eerste schooldagen via observatie, gesprekken en toetsing te weten te komen waar elk van de leerlingen staat (wat hebben ze bijgeleerd? Wat hebben ze niet begrepen?). Differentieer vervolgens op basis van die evaluatie. Geef basisinstructie aan degenen die er nood aan hebben (en herhaald, indien nodig) en geef uitbreiding aan anderen. Buit de verschillen tussen leerlingen ook uit: laat leerlingen elkaar helpen in heterogene groepen, zelfs over klasgrenzen heen. De meta-analyse van Dietrichson e.a. (2017) over gelijke onderwijskansen toont aan dat coöperatief leren alle leerlingen doet groeien en de sociale kloof doet krimpen.

  1. Maak dankbaar gebruik van hulplijnen

Prioriteren en differentiëren: snel gezegd, niet makkelijk gedaan. Maak dus dankbaar gebruik van alle hulplijnen die zich aanbieden. Er staat een legertje studenten van de lerarenopleiding klaar die nog een aantal stagelessen moesten geven. Herdenk die resterende stagelessen radicaal en schakel de studenten in als tweede leerkracht in de klas om gedifferentieerd onderwijs te faciliteren: Win (voor de leerkracht), win (voor de student), win (voor de leerling). Voer peer-tutoring in. Bekijk ook wat digitale tools hebben te bieden op het vlak van differentiatie, maar vergeet daarbij niet dat het menselijke contact tussen leerkracht en leerling door geen enkele digitale tool kan geëvenaard worden. Voor een leerling is de leerkracht de allerbelangrijkste hulplijn. Heel veel leerlingen hebben dat tijdens de afgelopen weken scherp ingezien (getuige het project “de 5 vragen” (de5vragen.com)).

  1. Neem gedurfde beslissingen

Durf beslissen: voor elke goede maatregel die een schoolteam kan nemen, staan zes tegenargumenten te drummen om stokken in de wielen te steken. Veeg die van tafel in het belang van de leerling. De traditionele examenperiode van vier weken in juni met leerlingen die ’s namiddags weer thuis moeten studeren? Are you kidding?  Denk andersom: bij heropening eerst een korte evaluatieperiode van een paar dagen, dan gedifferentieerd lesgeven, voortdurend blijven evalueren hoe de leerlingen vorderen en hen gepersonaliseerde feedback geven waaruit ze verder kunnen leren. En blijven lesgeven tot 30 juni.  Door de juni-examenperiode drastisch in te korten, win je kostbare lesdagen. Wie bovendien 10 weken lang ook op woensdagnamiddag een lesaanbod voorziet, heeft 5 hele dagen (dus een volle schoolweek!) bijkomende lestijd gecreëerd. En de afstudeerders in het basis- en secundair? Test of toets datgene waarover u op dit moment nog geen zekerheid heeft. Geef leerlingen na een eventuele eerste gefaalde test uitvoerig feedback en geef hen nog voor 30 juni een tweede examenkans als compensatie voor het feit dat ze het zoveel weken zonder ‘live’ begeleiding hebben moeten stellen. Denk creatief na over hoe zomer- of alternatieve stages ook nog kunnen meetellen voor sommige leerlingen om dat diploma binnen te halen. Think outside the box: laat uw geest zijn kot uit.

  1. Lezen, lezen, lezen

Begrijpend lezen geeft zuurstof aan leren. In alle vakken moeten leerlingen begrijpend lezen om te leren. En net van een cruciale zuurstofcompetentie als begrijpend lezen is het negatieve vakantie-effect voor kwetsbare leerlingen sterk aangetoond. Bedenk dus hoe impulsen kunnen worden gegeven om alle leerlingen vanaf de heropening van de scholen, te laten lezen, lezen, lezen. Tijdens alle lesdagen, alle vakken, alle weekends, én tijdens de zomervakantie. Duw dat kwartiertje vrij lezen per schooldag er nu eindelijk door. En denk verder dan uw klasdagen nog lang en breed zijn. Push uw gemeente om een leescoördinator aan te stellen die de intensifiëring van leesbevorderingsinitiatieven in de bib, op speelpleinen, tijdens zomerscholen, van mei tot december een turboboost geeft. Organiseer met vrijwilligers een zomerleesschool of een leesclub voor de zwakke lezers in uw school.

  1. Werk samen!

De vereende krachten die nodig zijn in een ziekenhuis, en in een hele samenleving, om een coronacrisis te overwinnen, zijn ook broodnodig in het onderwijs om de corona-aanslag op leerwinst in te perken. Leraren doen er nu, meer dan ooit, goed aan om samen te werken, van elkaar te leren, bij elkaar inspiratie te gaan halen, samen activiteiten uit te werken en samen voor de klas te staan. Schoolteams doen er goed aan om samen, over alle vakken heen, de prioriteiten in het lespakket te bepalen, en om samen een plan voor de langere toekomst, voorbij de zomervakantie van 2020, uit te stippelen. Als er één ding is dat de coronacrisis ons leert, is het dat we samen veel sterker staan.

  1. Blijf optimistisch

Dit is geen verloren schooljaar. We zaten al in maart, dus de leerlingen hadden al veel geleerd. Bovendien hebben ze ook heel veel geleerd tijdens de afgelopen weken: over virussen, crisissen, sociale relaties, overleven, digitale tools. Veel leerlingen hebben hun creatieve vermogens kunnen botvieren en ontwikkelen. En er is nog tijd. Er is voor de grote meerderheid van de leerlingen nog heel veel tijd om die 25 of 30 verloren schooldagen goed te maken. Er is nog tijd om leerlingen volgend schooljaar en de jaren daarna te laten bijbenen, inhalen, voorthollen. Vooral als die tijd goed besteed wordt. Als de zorg in de school geoptimaliseerd wordt. Als de lessen die deze crisis biedt nog lang blijven nazinderen. Als de competenties die lerarenteams nu opbouwen rond digitaliseren, differentiëren en prioriteren, nog lang renderen. Als leraren zich evenzeer als lerenden opstellen als hun leerlingen. Als alle schoolmakers beseffen dat optimisme de basis-mindset van onderwijs is en dat kwaliteitsvol onderwijs drijft op de gezamenlijke energie, bezieling en professionaliteit van leerkrachten. Dit is dus geen verloren schooljaar. Wie dat durft te zeggen, minacht de professionele deskundigheid van onze schoolteams.

Conclusie

De coronacrisis geeft onderwijsteams een gouden kans om boven zichzelf uit te stijgen. Want, laten we het ootmoedig toegeven: prioriteren en differentiëren zijn niet de sterkste kanten van het Vlaamse onderwijs. Schoolteams vervloeken collectief het overladen curriculum, maar vinden het o zo lastig om ook maar één jota van het handboek niet aan te bieden. Het tuinhuis puilt uit, maar de oude, versleten, kapotte fiets krijgen ze niet naar het containerpark. Schoolteams weten dat niet alle leerlingen hetzelfde leren op dezelfde manier op hetzelfde moment, maar vinden het o zo lastig om minder klassikaal les te geven en meer variatie in werkvormen in te bouwen. Now is the time. Nu biedt de buitenwereld het onderwijsveld een ultieme reden om het heft in eigen handen te nemen en de zwakke plekken in het weefsel te herstellen. Nu dwingen de omstandigheden de scholen om dat te doen. En, vooral, om dat samen te doen. Grab the opportunity! Go for it!

Kunnen zomerscholen straks helpen?

Ja.

In haar doctoraat onderzocht Goedele Vandommele (Centrum voor Taal en Onderwijs KU Leuven) of anderstalige nieuwkomers baat hebben bij 2 weken taalbad tijdens de zomervakantie. Ze werkte daarvoor samen met een bestaand zomerschoolinitiatief van de stad Antwerpen (“Zomerklap”) en vergeleek de effecten van een “zomerklas” van 2 weken met een “zomerkamp” van dezelfde duur. In de “zomerklas” kregen de leerlingen les van ervaren taalleerkrachten. Ze werkten aan de hand van taakgericht materiaal samen naar een gezamenlijk doel, namelijk op 2 weken tijd een website ontwerpen die toekomstige anderstalige nieuwkomers informeert als ze in België aankomen. De nieuwkomers werkten hierbij in een ontspannen sfeer en combineerden een aandacht voor betekenisvolle taken met aandacht voor taalvormen. In het “zomerkamp” werd ook aan zulk een website gewerkt, maar het ging er losser en vrijer aan toe. In plaats van leerkrachten werden de jongeren begeleid door jeugdwerkers en artiesten; in plaats van een klas verbleven ze in de lokalen van een jeugdwerking. Vandommele nam pretests en posttests af om de effecten van beide interventies te meten.

De beide interventies hadden een positieve impact op de taalverwerving Nederlands van de anderstalige nieuwkomers. Beide groepen maakten duidelijke vooruitgang op het vlak van schrijfvaardigheid. Dit lijkt erop te wijzen dat als leerlingen teksten schrijven binnen het kader van een motiverend doel, en daarbij hulp en feedback krijgen van medeleerlingen en/of begeleiders, de ontwikkeling van hun schrijfvaardigheid vooruitgestuwd wordt.

Opvallend was echter dat op het vlak van spreekvaardigheid de zomerklas beter werkte dan het zomerkamp. De nieuwkomers in het zomerkamp werden wel iets vlotter bij het uitvoeren van spreektaken, maar de nieuwkomers in de zomerklas wonnen ook qua syntactische complexiteit en communicatieve effectiviteit. Nadere analyses suggereren dat in de zomerklas de jongeren op talig vlak sterker gevoed werden: het taalaanbod van de leerkrachten was rijker dan dat van de monitoren, de nieuwkomers kregen ook uitgebreidere kansen om zelf het woord te nemen en betekenisvolle boodschappen te produceren, en ze kregen meer feedback op hun uitingen. Dat laatste deden de leerkrachten (meer dan de monitoren) in de vorm van doorvragen, recasts (rijkere herformuleringen van wat de nieuwkomer probeert te zeggen) en correcties van taalfouten.

Daarmee bevestigt Vandommeles onderzoek iets wat vele taalkundigen al zo vaak opmerkten: niet het taalbad an sich, maar de temperatuur van het water is cruciaal. Een taalkamp of een zomerklas heeft sterkere effecten op taalverwerving als de factoren die taalverwerving bevorderen rijkelijk aanwezig zijn: intensieve interactie, rijk taalaanbod, gerichte (en niet overdreven) correctie van taalfouten, gerichte instructie rond taalvormen, veel spreekkansen voor de taalleerder, een veilig klimaat, en vooral motiverende, boeiende, uitdagende projecten en activiteiten.

Conclusie: een zomerschool kan straks wel degelijk helpen om sommige leerlingen een boost op het vlak van taal te geven die ze anders niet zouden hebben gekregen. Uiteraard kan in een zomerschool ook aan begrijpend lezen worden gewerkt. Zoals de minister benadrukt, zal iedereen straks op vrijwillige basis deelnemen: leraren én leerlingen. Wat niet wegneemt dat extra initiatieven kunnen overwogen worden om bepaalde leerlingen met een risicoprofiel op het vlak van taalontwikkeling warm te maken om deel te nemen. Sowieso kan voor leerlingen zo’n initiatief wel best gratis én motiverend zijn…

Meer lezen?

Vandommele, G., Van den Branden, K.,  Van Gorp, K., & De Maeyer,S. (2017). In-school and out-of-school multimodal writing as an L2 writing resource for beginner learners of Dutch. Journal of Second Language Writing, 36, 23-36.

Vandommele, G. (2016). Paving the way for adolescent L2 learners: Language learning through meaningful activities inside and outside school? (proefschrift ingediend aan de Faculteit Letteren van de KU Leuven).

 

 

Hoe maak je een goede kennisclip waarin nieuwe leerstof wordt aangeboden?

Bij het maken van een goede videoclip met nieuwe leerstof overvleugelt één advies wellicht alle andere: respecteer basisinzichten in leerprocessen en effectieve didactiek. Op basis daarvan reik ik hieronder 10 basistips aan leerkrachten aan. Die tips zijn niet nieuw. Meer zelfs, ze vliegen leerkrachten dezer dagen online om de oren (bekijk de uitstekende online videoclip van Pedro De Bruyckere maar eens op de website van het Lerarencollectief):

  1. Focus op essentiële doelen. Adem eerst diep in en sta ondertussen stil bij de hamvraag: wat is er écht cruciaal dat mijn leerlingen nu leren? Niet alles dat in het handboek staat, of dat nog op het programma stond, is even belangrijk, en niet alles leent zich even goed tot een heldere kennisclip. Ga dus voor een onderdeel van de leerstof dat essentieel is voor de leerlingen én dat goed uit te leggen of goed te demonstreren valt.
  2. Hou het kort. Een kennisclip is geen les van 50 minuten. Een goede kennisclip is kort en krachtig. To the point, helder uitgelegd of gedemonstreerd. Bedenk welke speeches of kennisclips u zelf openklikt op het internet. 18 minuten ononderbroken uitleg? Forget it.
  3. Vang de aandacht: Geef aan het begin van de clip duidelijk aan welke vraag of welk onderwerp u zal behandelen. Introduceer het onderwerp en de kennisdoelen meteen aan het begin. Doe dat in de vorm van een interessant voorbeeld, een boeiende vraag (heb je je ooit al eens afgevraagd waarom….?), of een duidelijke statement (In deze clip kom je te weten hoe een virus overleeft).
  4. Roep de voorkennis van de leerlingen op:  Verwijs naar kennis die de leerlingen al hebben of tijdens vroegere lessen aangereikt kregen, of naar fenomenen die de leerlingen in hun dagelijkse omgeving (bv. thuis, in hun eigen huis) kunnen vaststellen of ervaren. Doe dat niet alleen aan het begin van de clip, maar elke keer als u daar de gelegenheid toe heeft. Verbind nieuwe leerstof (die de leerlingen nog niet kennen) systematisch met voorbeelden, stukjes kennis, en fenomenen die de leerlingen wél (her)kennen.
  5. Zet de leerlingen actief aan het denken. Laat de leerlingen voortdurend zelf nadenken over wat je presenteert. Laat hen regelmatig even de pauzeknop indrukken, iets intikken, observeren, uitproberen, toepassen. Stel hen vragen, of laat hen zelf vragen bedenken bij wat je al hebt overgebracht. Denk ook alvast na over een leuke, interessante vervolgopdracht die de leerlingen na het bekijken van de videoclip kunnen maken, en waarbij ze de nieuwe leerstof nog eens kunnen nalezen of waarbij ze de leerstof zelf moeten toepassen. Kennisclips kunnen uitmonden in prikkelende leesopdrachten (en dat is goed voor het oefenen van leesvaardigheid): Je bent in deze clip te weten gekomen hoe een virus zich verspreidt. Lees nu maar eens het artikeltje over 7 mythes over corona en bedenk telkens zelf de reden waarom ze absolute nonsens zijn.
  6. Maak het abstracte zo concreet mogelijk: De normaalkracht is heel abstract, maar wordt veel concreter als je aan het aanrecht staat en aan de leerlingen vraagt waarom een balletje dat daarop ligt niet naar beneden dondert. Verbind abstracte inzichten met veel concrete illustraties uit de eigen leefwereld van de leerlingen en uit vorige lessen. Gebruik sprekende voorbeelden, voorwerpen, bewegingen, illustraties om de leerstof concreet te maken.
  7. Maak je structuur heel expliciet: Zeg expliciet wanneer je een bepaald onderdeel afsluit en naar het volgende onderdeel gaat. Als je drie argumenten of drie voorbeelden geeft, benoem die dan expliciet als “ten eerste, ten tweede, ten derde”. Vat op het einde nog eens helder samen wat de leerlingen zeker moeten onthouden.
  8. Demonstreer nieuwe vaardigheden: Als je kennisclip over nieuwe vaardigheden gaan, probeer die dan zelf te demonstreren of te modelleren. Doe dat aan de hand van een concreet voorbeeld. Denk hierbij aan de beste YouTube clips waarin wordt gedemonstreerd hoe je een bepaalde handeling verricht.
  9. Voorzie een hulplijn: Vertel je leerlingen hoe ze je kunnen bereiken als ze het echt niet hebben begrepen. Geef hen de kans om online vragen te stellen. Voorzie desgevallend opdrachten (bv. via Whatsapp) waarbij leerlingen de nieuwe leerstof nog eens aan elkaar moeten uitleggen, of samen een toepassing moeten maken. Doe dat bijvoorbeeld in heterogene paren zodat sterkere leerlingen de minder sterke leerlingen kunnen helpen.
  10. Herhaling loont: Hoe goed hij ook gemaakt is, een kennisclip is geen wondermiddel. Ga er niet van uit dat alle leerlingen alle aangereikte kennis zullen hebben verworven. Ga er eerder van uit dat u de nieuwe leerstof opnieuw zal moeten uitleggen, behandelen en verdiepen in de klas (eens de scholen heropend zijn). Dus: relax. Maak een goede kennisclip, maar weet ook dat niet alles van deze clip afhangt. Zeg ook aan de leerlingen aan het einde van de clip dat de nieuwe leerstof heus nog wel een paar keer aan bod zal komen, precies omdat ze zo belangrijk is. Maak daarmee je cirkel rond.

 

Meer lezen? Meer kijken?

https://lerarencollectief.nl/portfolio-item/een-eerste-digitale-les-pedro-de-bruyckere/

Download het boek van Tim Surma met 12 bouwstenen van effectieve pedagogiek via: https://www.ou.nl/web/wijze-lessen

Wat leerden onze scholieren tijdens de afgelopen weken over geluk, onderwijs en wat écht telt in het leven?

Of misschien luidt de vraag beter: wat konden volwassenen van de Vlaamse scholieren leren? In het bonte weefsel van persoonlijke reacties, gedichten, memes, tekeningen, instagrampagina’s, posters en collages die de Vlaamse scholieren op “de5vragen.com” lieten publiceren, vonden we een aantal rode draden.

  1. Social distance of sociale nabijheid? Als er één ding is waarover de jongeren het roerend eens zijn, dan is dat het immense belang van familie en vrienden. De social distancing doet hen meer dan ooit beseffen dat warme relaties met je gezinsleden, familie en beste vrienden het allerbelangrijkste zijn in het leven. Daar put je troost, amusement en geluk uit. Daar moet je zelf actief aan werken als het minder goed gaat.
  2. Geluk zit in kleine dingen. Het is dé slogan van de 5vragen.com. Liv zei het treffend: mensen dachten altijd: ‘hoe groter, hoe beter’. Maar vele jongeren beseffen nu meer dan ooit dat het de kleine dingen en gebaren zijn die mensen écht gelukkig maken: 5 minuten facetimen met oma en opa maakt hén gelukkig (en jezelf), een briefje aan de brievenbus om de postbode te bedanken zorgt ervoor dat die postbode plots spontaan aanbelt om jou te bedanken. Ylias leerde dat je gelukkig kan zijn zonder veel geld uit te geven, een spelletje UNO spelen met gezinsleden zorgt ook voor intens geluk. Want écht geluk is gedeeld geluk.
  3. De nieuwe helden sont arrivés: De scholieren geven het grif toe, mensen die we vroeger negeerden of voor wie we zelfs onze neus ophaalden, zijn nu (terecht) dé helden: verplegers en dokters, rekkenvullers, pakjesbezorgers, zij die zorg voor anderen durven dragen. Hopen maar dat we dat na de coronacrisis niet snel vergeten zijn…
  4. Het onderwijs is zo slecht nog niet: Sommige scholieren komen tot het verrassende besef dat ze de school heel erg missen. Velen voelen zich overdonderd door de vele online schooltaken, en waarderen nu des te meer de uitleg en mentale steun van hun leerkracht tijdens normaal contactonderwijs, en de vragen die ze in de klas konden stellen. Velen missen ook het samenzijn met hun vrienden op school, want school is veel meer dan les krijgen. Het is ook samen leren, samen leven en samen opgroeien.
  5. Verveling is goed voor creativiteit: De 5vragen.com illustreert levendig hoe isolatie en verveling tot bijzonder mooie creaties kan leiden. De jongeren sturen tekeningen, memes, collages en gedichten die vaak buiten de lijnen kleuren. Prikkelende gedachten en creaties gedijen blijkbaar goed in een prikkelvrije omgeving.  Nog een reden om het curriculum en het huistakenpakket van de leerlingen niet over- , overvol te steken.
  6. Samen zijn we sterker: We hechten in onze westerse wereld heel veel belang aan het individu, maar een crisis als de deze overwinnen we alleen als we de krachten bundelen, als we solidair zijn, elkaar helpen, steunen en troosten. Tous ensemble, zegt Neo, samen geraken we hier uit.
  7. Schrijven helpt: We kregen het van heel veel scholieren en leerkrachten te horen, ook de vele scholieren die hun tekst niet naar ons opstuurden: dit is een heel fijn project, vooral omdat het leerlingen helpt om angsten, onzekerheden, twijfels, frustraties, hoop, geluk, verdriet van zich af te schrijven. Sommige van de teksten die we binnenkregen, bevatten diepe zielenroerselen. We weten van leerkrachten dat wat wij binnenkregen slechts het tipje was van een… (nee, niet van een ijsberg, want daarvoor zijn de bijdragen veel te hartverwarmend) een warme berg, en dat  veel Vlaamse scholieren in basis- en secundair onderwijs hopelijk hebben herontdekt dat schrijven en spreken helpen om je innerlijke balans te behouden en te herstellen. En dat leraren ook dat hebben genoteerd.

De website de5vragen.com blijft voorlopig open tot het einde van de coronacrisis. Ook na de paasvakantie blijft de redactie die uitlaatklep aan jongeren bieden. En blijft de redactie verheugd dat het onze Vlaamse scholieren op een heel positieve manier uit de verf laat komen. Soms zelfs letterlijk….

Bezoek de site

https://de5vragen.com/

(gebruik de HOME-knop om door de bijdragen van de leerlingen te scrollen, gebruik Zoek om een specifiek bericht te zoeken)