Hoe de veerkracht van de leerkracht vergroten?

Hoe kunnen leerkrachten een burn-out vermijden? Hoe kunnen ze omgaan met belemmeringen in hun job en vol energie voor de klas blijven staan? Annick Jehaes biedt in haar boek “Veerkrachtig voor de klas” een aantal interessante kaders en concrete tips.

  1. In balans?

Op basis van een model van Karacek stelt Jehaes dat het welbevinden van de leerkracht sterk wordt beïnvloed door het samenspel tussen 4 factoren:

  1. Taakvereisten: Dit gaat onder andere over de mate waarin de leraar zijn taken als zinvol, waardevol, nuttig en prettig ervaart, het tempo waarin die taken moeten worden uitgevoerd, de duidelijkheid en communicatie rond die taken (bv. vanuit de directie) en de mate waarin de leraar zijn taken realiseerbaar acht.
  2. Regelruimte: dit gaat over de autonomie die de leraar heeft om zelf richting en sturing te geven aan zijn taakinvulling, de mate waarin hij zelf beslissingen op school kan nemen, de inspraak die hij heeft over het schoolgebeuren en de mogelijkheden die hij heeft om zijn eigen sterktes in te zetten en zich verder te professionaliseren.
  3. Sociale steun: dit heeft vooral te maken met de mate waarin de leraar aangenaam kan samenwerken met collega’s, de feedback en ondersteuning die hij van anderen krijgt, de interesse die anderen in hem stellen en de informele steun die hij mag ervaren.
  4. Jobzekerheid: dit verwijst naar de stabiliteit van de aanstelling en de jobinvulling, en de mate waarin de leraar kan doorgroeien en nieuwe perspectieven krijgt in zijn loopbaan.

Idealiter zijn deze 4 elementen in balans. Als één of meerdere elementen niet goed zitten, dan dreigt de leraar een verlies aan energie te ervaren.

  1. Waarderend reflecteren

Of die 4 elementen in balans zijn, moet de leraar regelmatig reflecterend onderzoeken. Jehaes pleit ervoor dat leerkrachten op tijd en stond stil staan bij hoe ze zich voelen als leerkracht; dat kunnen ze alleen doen of onder begeleiding van een coach, een directielid of collega’s. Essentieel is dat ze daarbij vooral focussen op hun sterktes en de factoren die hen genoegdoening schenken, eerder dan dat ze zich blindstaren op problemen. Kernvraag is wat de leraar energie voor het beroep geeft en wat hij in zijn job nog graag wil bereiken. Op basis van een analyse van zijn sterktes kan de leraar zich een concreet (ontwikkelings)doel stellen en zich vervolgens afvragen welke concrete acties hij kan ondernemen om die ambitie waar te maken en welke obstakels hij op de weg daarnaartoe met de hulp van anderen kan wegwerken.

  1. Oplossingsgerichte aanpak

Voor het aanpakken van eventuele pijnpunten bepleit Jehaes een oplossingsgerichte aanpak. Drie bruikbare principes in het oplossingsgericht werken zijn:

  1. Als het niet stuk is, repareer het dan niet. Veranderen om te veranderen is dus niet nodig, noch productief. Of in de woorden van Jehaes: “Doe meer van hetgeen werkt. Borg activiteiten die goed lopen. Neem dus vast wat goed werkt en benoem deze successen. Vier ze en ga ze zeker niet repareren” (p. 126)
  2. Als iets niet werkt, doe het dan zeker niet nog een keer. Als zowel de leerkracht als de leerlingen merken dat iets niet werkt, dan is het de moeite waard om over een aanpassing na te denken, eerder dan halsstarrig te blijven volhouden dat het aan de leerlingen ligt en dat het volgend jaar wel zal lukken.
  3. Als je eenmaal weet wat werkt, doe dat dan vaker. Leraren moeten leren uit hun eigen ervaringen, ook uit hun erg positieve ervaringen. Als ze scenario’s bedenken en uitvoeren die goed werken, dan kunnen ze die nadien ook op andere lessen of leerstofonderdelen toepassen.

 

  1. De kracht van complementaire teams

Doorheen het boek bepleit Jehaes meer teamwerking in het onderwijs, maar dan wel een teamwerking waarin elk teamlid zijn eigen authenticiteit kan bewaren. Dat is het best mogelijk als wordt vertrokken van de aanname dat elke leerkracht zijn eigen sterktes en unieke competenties heeft, en daardoor zijn eigen unieke inbreng kan hebben in het teamgebeuren. Samen aan vernieuwing werken betekent dus niet dat iedereen hetzelfde “nieuwe” doet. Sterke teams werken aan gezamenlijke projecten maar spelen daarbij wel de sterktes van de individuele teamleden zoveel mogelijk uit.  Op die manier blijven alle leerkrachten met veel energie voor de klas staan én verhoogt de kans dat ze samen duurzaam willen blijven timmeren aan een krachtiger, gezamenlijk onderwijsproject.

 

Meer lezen?

Annick Jehaes (2017). Toolboek Veerkrachtig voor de klas. Oplossingsgericht werken met je sterktes. Gent: Politeia.

 

15 000 topwetenschappers waarschuwen de mensheid (en hebben ook een boodschap voor het onderwijs….)

In hun “Warning to Humanity” herhalen meer dan 15 000 topwetenschappers van over de hele wereld (waaronder het merendeel van de Nobelprijswinnaars in de positieve wetenschappen) een noodkreet die in 1992 al eens door een gelijkaardige groep wetenschappers werd geslaakt: Als de mensheid niet anders begint om te gaan met zijn natuurlijke omgeving, dreigt er een wereldwijde ramp die gigantisch veel leed zal veroorzaken, inclusief menselijk leed.

Kort samengevat: De mensheid zit op ramkoers met zijn natuurlijke omgeving. Ontbossing, uitputting van natuurlijke rijkdommen, uitroeiing van biodiversiteit, vervuiling van lucht, zeeën en oceanen, klimaatverandering en de toename van de wereldbevolking: ze nemen allemaal schrikbarende proporties aan. En wat nog erger is, sinds 1992 zijn we op al die vlakken achteruitgegaan, zo tonen de harde data die de wetenschappers verzamelden. In vergelijking met 1992 zien ze enkel vooruitgang op het vlak van de ozonlaag:

Since 1992, with the exception of stabilizing the stratospheric ozone layer, humanity has failed to make sufficient progress in generally solving these foreseen environmental challenges, and alarmingly, most of them are getting far worse.”

Valt er dan niets aan te doen? Toch wel, maar dan moet – zoals het voorbeeld van de ozonlaag aantoont – letterlijk iedereen in gang schieten. Individuen, drukkingsgroepen, bedrijven en overheden moeten allemaal een forse steen bijdragen:

“By failing to adequately limit population growth, reassess the role of an economy rooted in growth, reduce greenhouse gases, incentivize renewable energy, protect habitat, restore ecosystems, curb pollution, halt defaunation, and constrain invasive alien species, humanity is not taking  the urgent steps needed to safeguard our imperilled biosphere.”

Welke rol kan onderwijs hierin opnemen volgens de wetenschappers?

– Leerlingen moeten correct geïnformeerd worden over de gevaren van onze huidige omgang met onze natuurlijke omgeving (en dat op basis van harde feiten en concrete voorbeelden).

– Wereldwijd moeten alle jongens en meisjes toegang krijgen tot onderwijs en tot seksuele opvoeding (wat mogelijks kan bijdragen tot een verkleining van de bevolkingsaangroei).

– Leerlingen moeten meer buitenschoolse natuureducatie krijgen, en meer activiteiten kunnen ontplooien die hun band met hun natuurlijke omgeving, en hun waardering ervoor verhogen.

– Leerlingen moeten gesensibiliseerd worden op het vlak van duurzame levenswijzen, overconsumptie, het vermijden van onnodige voedseloverschotten en ecologisch verantwoordelijke voedingspatronen.

Van onderwijs wordt soms gezegd dat het leerlingen moet voorbereiden op de toekomst. Deze noodkreet geeft aan dat onderwijs een cruciale rol kan spelen in het vrijwaren van onze toekomst. In het onderwijs worden immers de toekomstige “stewards” van de planeet gevormd. In het onderwijs kan een volgende generatie de kennis, vaardigheden, attitudes en creativiteit opbouwen om de mensheid, en de aarde, onnoemelijk, en onnodig leed te besparen. “Het leven op deze planeet beter doen werken” is zonder twijfel, en met steeds meer urgentie, een sleutelcompetentie voor de 21ste eeuw. It is high time we grow up.

 

Meer lezen?

Download World Scientists’ Warning to Humanity:A Second Notice via:

https://academic.oup.com/bioscience/article/67/12/1026/4605229

 

Wat als groepswerk niet goed werkt?

Leerlingen kunnen veel van mekaar leren als ze samenwerken in groepen. Maar leerlingen gewoon in groepen zetten geeft geen garantie dat er hard gewerkt en veel geleerd zal worden. Drie vaak vernoemde gevaren van groepswerk zijn:

  1.  het off-task effect: de leerlingen zijn bezig, maar niet met de taak;
  2.  het dominantie-effect: een van de leerlingen doet al het werk en de rest laat betijen.
  3. het geringe leereffect: de leerlingen zijn wel actief, maar leren niets nieuws bij.

Vallen die effecten te vermijden? 100% wellicht niet, maar het internationale onderzoek naar samenwerkend leren levert gelukkig veel interessante tips voor leerkrachten op:

  1. Geef groepen een uitdagende én interessante opdracht. De combinatie van een interessante vraag en een pittige uitdaging zet groepen aan het werk. Als de opdracht te makkelijk of te saai is, dan houden groepsleden zich al gauw met andere dingen bezig.
  2. Geef de groepen een opdracht die naar een duidelijk doel of product toewerkt. Het groepswerk moet een concreet product opleveren, bijvoorbeeld een antwoord op drie vragen, een ingevuld schema, een poster met drie milieutips of de tekst voor een rapsong. Duidelijke eindproducten geven richting aan het werk van de groepen en dagen de groepsleden ook uit om doelgericht en efficiënt met hun tijd om te gaan.
  3. Geef heldere instructies. Het off-task effect loert om de hoek als leerlingen niet goed weten wat ze moeten doen. Leerkrachten nemen dus best rustig de tijd om de opdracht (en het verwachte eindproduct) duidelijk toe te lichten. Als de groepen starten, kunnen leerkrachten best meteen een rondje van de klas maken om te controleren of alle groepen de opdracht goed begrepen hebben.
  4. Maak leerlingen afhankelijk van elkaar. Om te vermijden dat één of twee leerlingen in een groep al het werk leveren, kan gewerkt worden met opdrachten waarbij leerlingen mekaar echt nodig hebben. Dat kan op allerlei manieren:
    1. Verdeel de informatie over verschillende leden: geef elk lid van de groep een eigen stuk informatie en laat de groepen vervolgens een opdracht uitvoeren waarbij de informatie van alle leden moet gecombineerd worden.
    2. Geef opdrachten waarvoor verschillende vaardigheden en kennis nodig zijn: zet leerlingen met verschillende talenten, meningen, creatieve ideeën of voorkennis bij elkaar en geef de groep een opdracht waarbij die gecombineerd moeten worden. Dergelijke opdrachten kunnen niet alleen binnen een klas opgezet worden, maar ook over klassen, leerjaren en zelfs studierichtingen heen.
    3. Werk in opeenvolgende fasen: laat leerlingen in een eerste ronde in verschillende groepjes werken en laat elk groepje expertise opbouwen rond een bepaald aspect van de taak. Herverdeel vervolgens de groepjes zodat vertegenwoordigers van de verschillende groepen nu bijeen komen zitten en samen aan de slag gaan.
  1. Werk met wisselende samenstellingen. Varieer de groepssamenstelling. Werk regelmatig met heterogene groepen waarbij leerlingen van verschillende vaardigheidsniveaus samenzitten. Zo kunnen de ‘sterkere’ leerlingen de anderen helpen (dat is ook voor de sterkere leerlingen interessant omdat die kunnen leren van het ‘uitlegeffect’). Maar werk op andere momenten met een homogenere groepssamenstelling, zodat alle leerlingen opdrachten kunnen uitvoeren die net boven hun niveau liggen.
  2. Zorg voor een veilig klimaat. Een van de grote troeven van groepswerk is dat leerlingen zich in vergelijking met de grote klas veiliger voelen om hun mening te uiten of hun wilde ideeën op tafel te gooien. Maar dat veilige klimaat moet bewaakt worden. De leerkracht kan dus best bij groepswerk een positief-stimulerende rol spelen door aan te moedigen, mee probleemoplossend te denken, open te staan voor de ideeën van de groep, en (mee) te bewaken dat alle leerlingen aan bod kunnen komen.
  3. Maak leerlingen zelf verantwoordelijk voor het welslagen van het groepsgebeuren. Groepen die samenwerken krijgen best niet alleen een inhoudelijke taak, maar ook een sociale taak, namelijk streven naar een goede, constructieve samenwerking binnen de groep. Het is daarom een goed idee om groepsleden een rol te geven in het reguleren van het groepsgebeuren: bijvoorbeeld, de voorzitter waakt erover dat iedereen aan bod komt, de mediator bemiddelt bij moeilijke geschillen, de tijdsbewaker bewaakt of de groep op tijd klaar zal zijn, de materiaalmeester zorgt ervoor dat alle materialen netjes verdeeld worden…
  4. Leg een milde tijdsdruk op. Als groepen teveel tijd krijgen, gaan ze leuteren. Geef vooraf duidelijk aan hoeveel tijd de leerlingen krijgen en zorg ervoor dat de groepen goed moeten doorwerken om hun eindproduct binnen de voorziene tijd af te leveren.
  5. Bespreek het proces en product van groepswerk. Leerkrachten doen er goed aan om achteraf niet alleen het product, maar ook het proces van het groepswerk te bespreken. Hoe hebben de groepen hun werk georganiseerd? Is iedereen voldoende aan bod gekomen? Hoe zijn de conflicten binnen de groep aangepakt? Leerlingen kunnen veel leren van hoe andere groepen bepaalde taken aanpakken of van de strategieën (bijvoorbeeld voor conflictoplossing) die de leerkracht aanreikt. Succes mag beloond worden: Als groepen goed hebben samengewerkt, mag dat succes expliciet benoemd worden.
  6. Geef leerlingen een zekere mate van autonomie. Als groepen zelf bepaalde keuzes mogen maken, verhoogt dat hun motivatie om aan de slag te gaan. Ook als leerkrachten (bij het geven van de instructies) expliciteren wat de criteria voor een succesvolle uitvoering van de taak zijn, dan krijgen groepen meer kansen om hun eigen proces te evalueren en bij te sturen en dus meer controle over hun werk.

 

 

Over bibs en burgerschap op school…

Ik sprak vanmorgen met een schooldirecteur. Apetrots was hij, omdat zijn school een eigen schoolbibliotheek had ingericht. Het hele team – alle leerkrachten – hadden mee nagedacht over de inrichting en de boekencollectie. En hun handen uit de mouwen gestoken. Teamwork works! En de leerlingen? vroeg ik. Hebben die ook hun zegje gehad? Oei, foute vraag, zo sprak de stilte die als antwoord gold.

Burgerschap begint op school. Volwaardig burgerschap begint op scholen waar leerlingen als volwaardige burgers van de schoolsamenleving worden behandeld. Waar niet alleen over leerlingen wordt gepraat, maar met hen. Waar zij mee mogen beslissen over alle dingen die hen direct aanbelangen. Waar ze ervaren dat hun stem ertoe doet en een heus verschil kan maken. Waar bibs, refters, speelplaatsen, klaslokalen en uurroosters worden heringericht en leerlingen volwaardig mogen meetellen en meedenken en meestemmen. Waar ze ook leren dat niet elk van hun voorstellen klakkeloos wordt aanvaard. Waar ze leren dat meningen met goede argumenten moeten worden onderbouwd. Dat democratie vaak gaat over verschillen overbruggen en compromissen sluiten.

Zo krijgen leerlingen op school echt zin in burgerschap en zien ze er ook de zin van in. Zo wordt de schoolsamenleving beter, democratischer en warmer dan de samenleving buiten de school. En zo hoort dat.