Evalueren wordt vaak gezien als de laatste fase van een leerproces: de leerkracht probeert vast te stellen of de leerling een stuk leerstof of vaardigheid verworven heeft en beoordeelt daartoe een prestatie. Het rapport kan op haar beurt gezien worden als een sluitstuk van de evaluatie: het oordeel (meestal in punten uitgedrukt) wordt meegedeeld aan leerling en ouders. Dat van die ‘laatste fase’ klopt echter niet: evaluatie is even goed een beginpunt. De evaluatie en het waardeoordeel hebben immers een sterke impact op leerprocessen: op het zelfvertrouwen van de leerling, op diens motivatie om verder te leren, op het eventuele inzicht van de leerling in zijn tekorten of werkpunten. En die impact kan heel erg groot zijn. Het is dus geen toeval dat toetsexperts de kwaliteit van evaluatie-instrumenten niet alleen aftoetsen aan criteria als validiteit (evalueren we wat we moeten evalueren?), betrouwbaarheid (evalueren we op een betrouwbare manier?), praktische haalbaarheid (kost evalueren niet te veel tijd en ruimte?), maar ook op de impact van de evaluatie op leren en onderwijzen. De staart waggelt met de hond….
Hoe kunnen evaluatie en rapporten op een positieve manier bijdragen tot leerprocessen? En hoe vermijden dat de eventuele negatieve impact beperkt blijft? Hoe ervoor zorgen dat evaluatie geen stokken in het energie-leren-wiel van leerlingen drijft? Hieronder suggereer ik vijf vragen die schoolteams zichzelf in dit verband kunnen stellen:
- Evalueren we de cruciale competenties die leerlingen moeten verwerven? Wat leerkrachten evalueren, en vooral wat op het rapport terechtkomt en tijdens deliberaties de doorslag geeft, bepaalt uiteindelijk wat leerlingen en ouders cruciaal gaan vinden, en ook wat leerkrachten in hun onderwijs vooropstellen. Het is daarom erg belangrijk dat schoolteams nagaan of hun evaluatiepraktijk draait rond (levens)belangrijke competenties die leerlingen moeten verwerven, en niet vertroebeld door wat makkelijk meetbaar en scoorbaar is. Om een taalvoorbeeld te geven: in de 21ste eeuw is het essentieel dat jongeren met informatie uit verschillende bronnen kunnen omgaan (de periodieke peilingen en PISA geven aan dat onze Vlaamse jeugd het daar moeilijk mee heeft). Is die vaardigheid wel voldoende vertegenwoordigd in de toetsen, examens en rapportcijfers van onze leerlingen? Evalueren betekent dus, willens nillens, kleur bekennen: elk rapport van een leerling is tegelijkertijd een rapport van de keuzes van de school rond wat ze écht valoriseren.
- Geven we systematisch feedback op de prestaties van leerlingen? Uit gerichte en concrete feedback op hun prestaties kunnen leerlingen heel wat leren. Feedback kan hen cruciale informatie geven over wat ze al goed deden, en welk onderdeel ze misten of niet goed begrepen/beheersten. Als feedback een goede mix is van ‘tops’ (positieve feedback) en ‘tips’ (werk- en leerpunten), dan geeft het leerlingen positieve energie voor leren én waardevolle informatie voor leren. Dan voedt feedback het leerproces. Als feedback enkel focust op wat leerlingen fout deden, dreigt (zeker bij herhaling over vakken en jaren heen), die feedback net positieve energie-voor-leren weg te nemen en leerlingen te ontmoedigen. Dan wordt een keten van faalervaringen aan mekaar geregen. En als feedback uitblijft, blijven leerlingen in het ongewisse over hoe ze hun prestatie kunnen verbeteren en meer autonomie kunnen verwerven. Voor leerprocessen is de evaluatie dus maar zo zinvol als de feedback die erop volgt.
- Gebruiken we de resultaten van de evaluatie om de kwaliteit van ons onderwijs te verbeteren? De belangrijkste drijfveer van evalueren is het verbeteren van het onderwijs. Evaluatie bezorgt leerkrachten immers immens veel informatie over de mate waarin hun onderwijs heeft gewerkt. Het kan leerkrachten dus informeren over de ondersteuning (dat extra beetje uitleg, die bijkomende oefening, dat nieuwe voorbeeld) die bepaalde leerlingen nodig hebben. De ontwikkelingsondersteunende functie van evaluatie is cruciaal: in duurzaam onderwijs evalueren leerkrachten opdat leerlingen er beter van kunnen worden. De kern van evalueren is naar leerlingen kijken en je als leerkracht afvragen: wat zie ik? En hoe kan ik deze leerlingen het best ondersteunen? Een hamvraag is dus: leidt onze evaluatie tot meer en betere ZORG voor de leerlingen, of leidt de evaluatie vooral tot meer ZORGEN bij de leerlingen?
- Kijken we breed genoeg naar leerlingen? Om te weten te komen hoe we leerlingen het best helpen en welke (gedifferentieerde) ondersteuning hen het best kan verderhelpen, moeten schoolteams niet alleen prestaties meten en beoordelen, maar moeten ze leerlingen ook observeren terwijl ze in actie zijn, hardop denken, taken uitvoeren, zodat ze te weten komen hoe leerlingen tot een bepaald resultaat komen. Om te weten welke vorderingen leerlingen maken (en welke niet), moeten schoolteams leerlingen niet alleen met andere leerlingen (het klasgemiddelde) of met een criterium (6 op 10) vergelijken, maar vooral ook met zichzelf. Vooral dat laatste heeft het voordeel dat schoolteams aan leerlingen (ook leerlingen die in de vergelijking met de andere leerlingen en met het criterium vaak onderaan bengelen) veel positieve boodschappen en informatie aangaande hun groei kunnen geven. Dat stimuleert. Dat geeft positieve energie voor leren.
- Geven onze evaluatiepraktijk en ons rapport aanleiding tot dialoog? Evalueren en rapporteren zouden geen eenrichtingsverkeer mogen opleveren. Als leerlingen en ouders worden uitgenodigd (of de kans krijgen) om te reageren op de evaluatie, kan daaruit een leerrijke dialoog ontstaan voor alle partijen. Leerlingen kunnen ook bijdragen tot hun leerproces door hun eigen prestaties (of die van medeleerlingen) te evalueren en analyseren. Door zelf, aan de hand van criteria, de sterke punten en werkpunten van hun eigen werkstukken en prestaties te ontleden, en die analyse aan de leerkracht voor te leggen, kunnen leerlingen intellectuele en motivationele energie voor leren opzuigen.
De vijf bovenstaande vragen stromen samen in de synthesevraag: Streven we met onze evaluatie en rapportering een positieve impact op leerprocessen na? Als de evaluatiepraktijk de’ flow’ van het leren zo sterk kan beïnvloeden, loont het de moeite voor een schoolteam om die evaluatiepraktijk op punt te stellen. Dat wil absoluut niet zeggen dat leerlingen alleen maar positieve feedback moeten krijgen. Nogmaals, in gerichte, vriendelijk gegeven, maar duidelijke negatieve feedback kan heel wat informatie-voor-leren zitten. Maar het betekent wel dat een schoolteam samen nadenkt waarom ze zoveel tijd steekt in evalueren en rapporteren (“Waarom?”), of ze met al die evaluatietijd en –moeite echt de cruciale competenties voor de 21ste eeuw opvolgt (“Wat?”), of ze wel de geschikte methodes gebruikt om te weten te komen wat een team moet te weten komen over haar leerlingen (“Hoe?”), en, vooral, hoe ze de evaluatie inzet om een positief effect op het leerproces van alle leerlingen te creëren (“En dan?”). Wat doen wij met onze evaluatie om leerlingen zoveel mogelijk positieve energie voor leren, en zoveel mogelijk informatie tot leren te geven? En ook zo wordt evalueren een beginpunt: namelijk van een boeiend denkproces binnen een schoolteam over hoe, vanuit een sterkere evaluatiepraktijk, het onderwijs nog sterker kan worden.