Over de hervorming van het secundair onderwijs is al veel inkt gevloeid. Ook de volgende minister van onderwijs zal veel tijd en aandacht moeten besteden aan deze hervorming, die vooral over de structuur van het onderwijsaanbod gaat. Hopelijk leidt dat niet alle aandacht af van 2 andere hervormingen die ik minstens even noodzakelijk en dringend acht: de hervorming van het curriculum, en de hervorming van de evaluatiecultuur in onze scholen.
- De hervorming van het curriculum: De wereld buiten de school staat niet stil. Tijdens de afgelopen vijfentwintig jaar is ons dagelijks leven drastisch veranderd, onder andere als gevolg van de globalisering en de technologische revolutie. Dat heeft als gevolg dat de eisen die vandaag aan afstuderende jongeren worden gesteld ook drastisch zijn geëvolueerd. Om volwaardig te functioneren op de arbeidsmarkt én in het maatschappelijk leven, moeten jongeren in toenemende mate: (a) probleemoplossend kunnen denken (en kennis daarvoor inzetten); (b) doelgericht en kritisch met de overvloed aan informatie kunnen omgaan; (c) sociaal vaardig, hoog-taalvaardig en functioneel geletterd zijn; (d) in team kunnen samenwerken en daarbij met sociale diversiteit kunnen omgaan; (e) vaardig met moderne technologieën kunnen werken; (f) veerkrachtig en leerkrachtig met verandering kunnen omgaan; (g) creatief en innovatief voor de dag kunnen komen. Met andere woorden, de “vakoverschrijdende eindtermen” zijn geen extra’s meer. Ze worden door bedrijfsleiders, sociologen en pedagogen steeds meer naar voor geschoven als dé kerndoelstellingen die in alle vakken centrale aandacht moeten krijgen, en systematisch gekoppeld moeten worden aan de specifieke vakkennis die in vakken wordt nagestreefd. Een curriculum hou je niet bij de tijd door er om de vijf jaar wat nieuwe inhouden, onderwerpen en termen aan toe te voegen: zo ontstaat in de eerste plaats een overvol curriculum (dat voor leerkrachten gaandeweg onhaalbaar wordt), en dat is iets geheel anders dan een eigentijds, ambitieus curriculum dat is afgestemd op de leerbehoeften van een nieuwe, opgroeiende generatie.
- De hervorming van de evaluatiecultuur in onze scholen: Het wetenschappelijk onderzoek naar de impact van onderwijs op leerprocessen staat niet stil. Tijdens de afgelopen vijfentwintig jaar hebben we tonnen onderzoek verzameld: de syntheses van Hattie, Marzano, Petty, en vele anderen geven steeds duidelijker aan dat evaluatie op school een leerling kan maken of kraken. Een evaluatiecultuur die boogt op een constante aaneenrijging van testjes die vooral oppervlakkige feitenkennis meten, die op punten worden gezet en waarbij leerlingen met mekaar worden vergeleken, levert voor weinig leerlingen diepgaand leer-voordeel op. Meer zelfs, voor veel leerlingen haalt het positieve energie-voor-leren weg. De leerlingen die veelvuldig ‘mindere’ punten halen en ‘slechter’ scoren dan het merendeel van de andere leerlingen, dreigen een negatief zelfbeeld te ontwikkelen, het geloof in hun eigen leerpotentieel te verliezen, en uiteindelijk stellig te geloven dat ze voor bepaalde vakken ‘absoluut geen talent’ hebben. Zo ontstaan ketens van faalervaringen, die (zo tonen diepte-interviews) mee aan de basis liggen van ongekwalificeerd uitstromen. Dat is bijzonder paradoxaal in een omgeving die speciaal wordt opgezet om leerlingen tot leren te brengen. Onderzoek toont tegelijkertijd aan dat evaluatie bijzonder veel tot leerprocessen, leerprestaties én leerplezier kan bijdragen (van alle leerlingen), tenminste als de evaluatie gebruikt wordt om constructieve feedback te geven aan elke leerling. In een “puntencultuur” zijn fouten ongewenst (ze worden afgestraft); in een ”leercultuur” zijn fouten net erg welkom: ze geven waardevolle informatie over wat een leerlingen al wel begrijpt en wat niet, en vormen een springplank voor ontwikkeling als de leerkracht vanuit de foutenanalyse gepaste ondersteuning, hulp en feedback geeft. We moeten dus niet nog meer gaan testen, we moeten meer doen met de evaluatie die we uitvoeren. De belangrijkste functie van evaluatie is niet leerlingen beoordelen, maar leerlingen beter ondersteunen. De belangrijkste reden waarom een eigentijdse leerkracht leerlingen beoordeelt, is niet om hen te informeren, maar om hen beter te vormen: om leerlingen zelf te laten inzien wat de criteria voor succes voor een bepaalde taak waren, waarom ze die criteria niet hebben gehaald, en hoe ze stappen vooruit kunnen zetten om die criteria in de toekomst wel te halen. Zo kunnen leerlingen zichzelf met zichzelf vergelijken, en de vooruitgang die ze boeken, zelf beginnen ‘zien’; zo krijgen leerlingen het gevoel dat ze dingen die ze eerst niet konden, toch gaandeweg kunnen leren beheersen, en dat geeft veel positieve energie voor leren. Aan alle leerlingen.
Als de structuurhervorming van het onderwijs wordt ingevoerd maar de evaluatiecultuur in onze scholen ongewijzigd blijft, gaan we geen stap vooruit. Als de structuurhervorming van het onderwijs wordt ingevoerd zonder dat het nu al overladen curriculum onbesproken blijft, blijven we stilstaan. En dat is achteruitgaan.