Zittenblijven levert voor de meeste leerlingen niet de verhoopte resultaten op. Integendeel, wetenschappelijk onderzoek toont aan dat zittenblijven knaagt aan het zelfvertrouwen van veel leerlingen, en dat de positieve leereffecten reeds het daaropvolgende leerjaar verdwenen zijn. Zittenblijven haalt bij vele leerlingen energie-voor-leren weg, eerder dan hernieuwde energie-voor-leren op te leveren. Het loont dus de moeite om naar alternatieven te zoeken. Hier is er alvast één:
– Geen enkele leerling blijft zitten in het basisonderwijs: Zittenblijven wordt afgeschaft in het basisonderwijs. Alle leerlingen schuiven door van de eerste tot de zesde klas. Maar als dat zo is, dan moet het begrip “klas” wel flexibeler ingevuld worden om efficiënt en effectief met verschillen tussen leerlingen om te gaan. Dat kan door met drie groeperingsvormen te werken : Kerngroepen (K), Differentiatiegroepen (D) en Gemengde Groepen (G).
– Kerngroepen (K): Leerlingen zitten voor 60% van de lestijd in hun Kerngroep (K). Die wordt samengesteld op basis van geboortejaar: leerlingen van hetzelfde geboortejaar zitten samen in dezelfde kerngroep, en blijven samen van Kerngroep 1 (het 1ste leerjaar) tot Kerngroep 6 (het 6de leerjaar). Dit is de basisgroep waarmee de kinderen zich identificeren, waartoe ze behoren (en blijven behoren), en waarin ze samen leren en leven. In de Kerngroep krijgen de leerlingen les in alle ontwikkelingsdomeinen. Alle kinderen krijgen zo de kans om een brede basisvorming te krijgen én het cruciale gevoel te koesteren dat ze erbij horen.
– Differentiatiegroepen (D): Voor 20 à 25% van de lestijd volgen leerlingen les in differentiatiegroepen. Hier krijgen de leerlingen les en ondersteuning op hun niveau, bijvoorbeeld voor sleutelcompetenties als taal en wiskunde. De leerlingen van diverse kerngroepen (K) worden dus hergroepeerd op basis van het niveau dat ze voor een bepaalde sleutelcompetentie hebben. Leerlingen die wat meer tijd nodig hebben om bepaalde basisstof te verwerven, krijgen die, terwijl snellere leerlingen in hun D-groep uitbreidingsleerstof en nieuwe uitdagingen krijgen. Leerlingen kunnen voor taal in een andere Differentiatiegroep zitten dan voor wiskunde. De samenstelling van de differentiatiegroep wordt flexibel door het team opgevolgd, en ligt dus niet vast over de jaren heen (zie verder hieronder).
– Gemengde groepen (G): Voor de resterende tijd (15 à 20%) worden heterogene groepen samengesteld die bestaan uit leerlingen van diverse kerngroepen, en waar de heterogeniteit (qua niveau en interesse) positief wordt uitgebuit. Zo kunnen leerlingen uit Kerngroepen 3, 4 en 5 samen aan een artistiek of vakoverschrijdend project werken; zo kunnen leerlingen van Kerngroep 6 en 2 in een peer-tutoring-project zitten, of lezen leerlingen van Kerngroep 4 voor aan de kleuters van de kleuterschool. Leerlingen leren zo met diversiteit omgaan; leerlingen van Kerngroep 6 die in een lagere D-groep zitten, krijgen zo ook kansen om te schitteren (bijvoorbeeld door samen te werken met jongere leerlingen).
– Flexibele werkvormen in K, D én G: Elk van de drie groeperingsvormen wordt gekenmerkt door gevarieerde werkvormen. In K, D én G wisselen klassikale momenten, duowerk, zelfstandig werk en groepswerk mekaar af, al naargelang de noden van de leerlingen en de leerinhouden die verwerkt moeten worden. Binnen elke groeperingsvorm trachten leerkrachten in te spelen op individuele noden van kinderen: dat gebeurt dus niet alleen in D, maar ook in K en G.
– Meer leren van, en met mekaar: Door de combinatie van deze groeperingsvormen nemen de kansen voor de kinderen toe om met mekaar te leren en van mekaar te leren, en bovendien om positief met diversiteit te leren omgaan. De kansen om positief zelfvertrouwen op te bouwen nemen ook toe: de kans dat een leerling door een opeenhoping van faalervaringen, negatieve evaluaties en zittenblijven energie-voor-leren verliest, neemt aanzienlijk af. Ook voor leerkrachten ontstaan er meer kansen, en aanleidingen, om met mekaar in overleg te gaan en samen voor een groep te staan, en zo te leren van mekaar.
– Breedbeeld-evaluatie: De groei, prestaties én motivatie van de leerlingen worden door de leerkrachten permanent gevolgd en geobserveerd. Er wordt geëvalueerd of elke leerling positieve energie voor leren heeft en of die energie zich omzet in echte ontwikkeling. Elk halfjaar maakt het team een “breed beeld” van elke leerling, waarbij de talenten, beperkingen, interesses, groei en ontwikkeling van de leerling in kaart worden gebracht. Dat kan resulteren in een individueel ontwikkelingsplan voor elke leerling, zoals in het Fins onderwijs. Het team gebruikt die breedbeeld-evaluatie om te beslissen hoe de leerling in K en G het best kan ondersteund worden, en in welke D de leerling best zit tijdens de volgende maanden. Het voordeel van D en G is dat diverse leerkrachten dezelfde leerling aan het werk zien: leerkrachten die bijvoorbeeld een leerling twee jaar geleden in hun kerngroep hadden, kunnen via D en G observeren hoe de leerling zich verder ontwikkelt. Zo wordt evaluatie een gedeeld teamgebeuren. Dit breedbeeld wordt nog rijker als het de basis vormt voor de dialoog met de leerling, en met de ouders.
De inzet van de K-D-G-structuur is het maximaliseren van positieve leerkansen en het verhogen van het zelfvertrouwen en groepsgevoel van alle leerlingen. De inzet is dus: alle leerlingen van het basisonderwijs met een positief gevoel en met een brede basisvorming naar het secundair onderwijs loodsen. Met andere woorden: K-D-G staat dus niet alleen voor Kerngroepen, Differentiatiegroepen, en Gemengde Groepen; het staat ook voor Kindgericht en Duurzaam Groeperen.
http://www.klasse.be/archief/zittenblijven-de-pijn-rendeert-niet/