Begrijpend lezen en PISA: kunnen we iets leren van Ierland?

In Ierland heerst vandaag een hoera-stemming: Irish teens remain among the most proficient internationally when it comes to their reading ability, kopt een vooraanstaande nieuwssite. Het Ierse Ministerie Van Onderwijs ziet dit als een effect van haar National Strategy to Improve Literacy and Numeracy (2011-2020), al is er waarschijnlijk meer dat het succes kan verklaren.

  • Tijd en prioriteit: Scholen worden in Ierland sterk aangezet om van begrijpend lezen een absolute topprioriteit te maken tijdens de gehele basisvorming. Voor Vlaanderen is dit een belangrijk gegeven: tussen 2006 en 2016 daalde het aantal uren op jaarbasis dat Vlaamse leerkrachten (basisonderwijs) zeggen aan begrijpend lezen te spenderen van 146 naar 84. Dat is een daling van meer dan 40%. Wie weet dat een kind maar echt goed leert begrijpend lezen als het voldoende leeskilometers maakt, begrijpt dat dit een deel van de Vlaamse achteruitgang kan verklaren.
  • Leesmotivatie bevorderen: Zowel in PIRLS (10-jarigen) als PISA (15-jarigen) scoren Vlaamse leerlingen bedroevend laag qua leesmotivatie. Nochtans gaan leesplezier en leesvaardigheid hand in hand. Ze bevorderen elkaar wederzijds, vandaar dat er naar gestreefd moet worden om leesopdrachten op school vast te hangen aan interessante vragen, boeiende onderwerpen, uitdagende en rijke teksten. Ierland investeert massaal in leesbevordering, zowel binnen als buiten de school. Ouders worden gesensibiliseerd om voor te lezen, projecten die sociaal kwetsbare ouders bereiken worden gedissemineerd, bibliotheken en scholen werken intensief samen, lezen wordt ingebed in vrijetijdsbesteding en kleuterwerkingen… Het moet in dit verband wel opgemerkt worden dat de Ieren al sinds heel lang een sterke leescultuur hebben, en die blijkbaar ook veel beter hebben weten te behouden dan Vlaanderen.
  • Een schoolbreed leesbeleid: Het Ierse beleid port schoolteams sterk aan om een schoolbreed leesbeleid te ontwikkelen, waarbij van in het kleuteronderwijs tot aan het einde van de basisvorming in alle leergebieden aan begrijpend lezen wordt gewerkt. Er mag – en moet – in het vak taal een focus liggen op begrijpend lezen en begrijpend-leesstrategieën, maar die focus levert veel meer op als leerlingen ook tijdens lessen techniek, muzische vorming, aardrijkskunde en geschiedenis worden aangezet om doelgericht te lezen (bijvoorbeeld om het antwoord op een boeiende vraag te vinden) én leerkrachten hen daar expliciet en veelvuldig wijzen op bepaalde strategieën, woordenschat, leestechnieken die in de taalles aan bod zijn gekomen.
  • Vorderingen opvolgen: Schoolteams moeten systematisch de vorderingen van hun leerlingen op het vlak van technisch en begrijpend lezen opvolgen, én gevolg geven aan die observaties en metingen. De overheid, uitgeverijen en onderzoeksinstituten kunnen schoolteams hierbij ondersteunen door voorbeelden van betrouwbare en valide metingen van begrijpend-leesvaardigheid ter beschikking te stellen, maar schoolteams moeten meer doen dan meten. Ze moeten vooral weten wat ze met die resultaten van die metingen moeten aanvangen, hoe ze de resultaten kunnen opvolgen en hoe ze aan bepaalde leerlingen die ondermaats scoren extra ondersteuning kunnen geven.
  • Deskundigheidsbevordering van leraren: En zo komen we wellicht tot een van de allerbelangrijkste vaststellingen: de leraar en de directie maken een cruciaal verschil. De kwaliteit van de interactie tussen leerlingen en leraar tijdens begrijpend-leesopdrachten, de initiatieven van de leraar om aan leesbevordering te doen, de extra zorg en ondersteuning die door een schoolteam aan leerlingen wordt gegeven die het minimumniveau nog niet halen, het opvolgen van de evaluatie van leerlingen, het ontwerpen, uitvoeren én evalueren van een schoolbreed leesbeleid: het vereist know-how, deskundigheid en bezieling van topleerkrachten en topdirecties. In landen die het écht goed doen wordt massaal geïnvesteerd in de opleiding en levenslange deskundigheidsbevordering van leerkrachten en directies, en wordt er ook voor gezorgd dat leerkrachten zich kunnen concentreren op hun kerntaak: in interactie gaan met leerlingen.

Het urgentiebesef rond begrijpend lezen groeide in Vlaanderen naar aanleiding van PIRLS. Nu gaat er echt geen weg meer naast. Op een recente studiedag rond de peiling Nederlands concludeerden Pedro De Bruyckere, Hilde Van Keer en ikzelf dat de onderzoekers het eens zijn over de kerningrediënten van een effectieve, krachtige aanpak van begrijpend lezen: daar ligt het dus niet aan. Lees de aanbevelingen van de VLOR-reviewstudie en die van de Taalraad: ze sluiten naadloos op elkaar aan. We weten  wat we moeten doen. Het ligt nu vooral aan het engagement van alle partijen – overheid, onderwijsondersteuners, koepels, lerarenopleidingen, onderzoekers, schoolteams, socio-culturele partners en ouders – om de daad bij het woord te voegen en van begrijpend lezen de topprioriteit te maken die ze absoluut is. Daarbij is het alles of niets: niet investeren in slechts één van bovenvermelde maatregelen, maar letterlijk in hun onderlinge samenhang. De bovenstaande maatregelen zijn dus wel degelijk sleutels die aan dezelfde sleutelbos hangen. We hebben ze in handen: nu alleen de deur nog openkrijgen.

 

Meer lezen?

https://www.education.ie/en/Publications/Policy-Reports/lit_num_strategy_full.pdf

https://www.vlor.be/publicaties/praktijkgericht-onderzoek/sleutels-voor-effectief-begrijpend-lezen

http://taalunieversum.org/inhoud/begrijpend-lezen

 

Advertentie

5 didactische sleutels voor beter begrijpend lezen in het basisonderwijs

De resultaten van PIRLS 2016 vielen, zoals ondertussen genoegzaam bekend is, zwaar tegen. Vlaanderen zakte voor begrijpend lezen (eind vierde leerjaar lager onderwijs) terug naar de 32ste plaats. In opdracht van de Vlor, en met steun van het Departement Onderwijs, voerden onderzoekers van de KU Leuven en UGent daarom een praktijkgerichte literatuurstudie uit naar principes van krachtig, effectief begrijpend-leesonderwijs die door internationaal wetenschappelijk onderzoek worden ondersteund. Promotoren waren Kris Van den Branden, Hilde Van Keer en Pol Ghesquière.

De onderzoekers schuiven in hun praktijkgericht rapport 5 sleutelprincipes naar voor. Die 5 ‘didactische sleutels’ hangen zo onlosmakelijk met elkaar samen dat de onderzoekers ze visueel presenteren in de vorm van een sleutelbos, en dat schoolteams worden aangemoedigd om een leesaanpak te ontwikkelen waarin de 5 principes samen worden uitgewerkt en versterkt:

  1. Functionaliteit: Leerlingen moeten in de basisschool veelvuldig de kans krijgen om betekenisvolle en uitdagende begrijpend-leesopdrachten uit te voeren, waarbij ze lezen om een concreet doel te bereiken dat aansluit bij hun interesses. Dat doel kan van allerlei aard zijn: iets interessants of nuttigs te weten komen, achterhalen wat er met het hoofdpersonage in dat spannende verhaal gaat gebeuren, iets lekkers klaarmaken op basis van een recept…. Als leerlingen een zinvol leesdoel hebben, stijgt de kans dat ze de tekst actief te lijf zullen gaan, écht proberen om de betekenis van de tekst te achterhalen en zelfs obstakels te overwinnen als die op hun weg verschijnen.
  2. Interactie: Functionele leesopdrachten zouden moeten leiden tot diepgaande gesprekken over de tekst. Leerlingen worden niet zomaar betere lezers door alleen maar te lezen. In interactie kan de leraar de leerlingen voor, tijdens en na het lezen begeleiden, bijvoorbeeld door het tekstthema te introduceren, de voorkennis van leerlingen te activeren, hen te vragen waar ze bepaalde informatie gevonden hebben, onduidelijke passages te verhelderen, hen te laten stilstaan bij wat de tekst voor hen betekent, hen te laten nadenken over wat ze geleerd hebben uit de tekst, hen samen over de tekst te laten discussiëren, enzovoort. Ook interactie tussen de leerlingen onderling is heel belangrijk. Het is ten eerste een manier om leerlingen actief met de informatie uit de tekst aan de slag te laten gaan, en ten tweede kunnen leerlingen elkaar ondersteunen om tot beter tekstbegrip te komen. Onderzoek toont ook aan dat als leerlingen schrijven over de tekst die ze hebben gelezen (bv. ze schrijven een fascinerend weetje uit een tekst op voor een leerling die de tekst niet heeft gelezen), hun leesbegrip en diepgang van tekstverwerking positief worden bevorderd.
  3. Strategieinstructie: Leerlingen moeten gaandeweg strategische lezers worden: dat zijn leerlingen die gepaste strategieën kunnen toepassen als de tekst moeilijker wordt, en die zelf kunnen bepalen welke strategie op welk moment het nuttigst is. Om strategische lezers te worden, hebben de leerlingen expliciete strategie-instructie nodig, die bij voorkeur is ingebed in het begrijpend lezen van interessante teksten en de interactie daarover. Onderzoek wijst uit dat de volgende leesstrategieën erg bruikbaar zijn voor jonge lezers: vragen stellen aan de tekst (door de leerling zelf), verbindingen maken met eigen voorkennis, de tekstinhoud visueel voorstellen, de inhoud tussentijds samenvatten, de tekststructuur herkennen, leesdoelen stellen en bewaken, begrip van de tekst bewaken en proberen te herstellen. Leerkrachten kunnen leerlingen begeleiden bij het ontwikkelen van leesstrategiëen, onder andere door die te modelleren, samen met hen na te denken over welke strategie voor een bepaald tekstgedeelte het meest geschikt is en aan het einde van een leesactiviteit hardop na te denken over de strategieën die de leerlingen hebben gebruikt.
  4. Leesmotivatie: Doorheen de hele basisschool moeten leerkrachten trachten de leesmotivatie van leerlingen te verhogen. Dat kunnen ze onder andere doen door hen veel leuke, interessante en functionele begrijpend-leesopdrachten te laten uitvoeren, door veel voor te lezen, door de leerlingen zelf keuzes te laten maken uit een breed tekstaanbod (bv. tijdens vrij lezen), door hen veel succeservaringen te laten opdoen, door de leerlingen samen te laten werken rond teksten, door te peilen naar hun leesinteresses en daarop in te spelen, en door hen te laten ervaren hoe nuttig, bruikbaar, leuk en interessant lezen kan zijn.
  5. Transfer: Begrijpend-leesvaardigheid stimuleren mag niet beperkt blijven tot de begrijpend-leeslesjes van de taalmethode, maar moet een rode draad zijn doorheen het hele curriculum. Het is van cruciaal belang dat ook in muzische vorming, wereldoriëntatie, wiskunde, enz. de bovenstaande principes veelvuldig worden toegepast, zodat ze echt kunnen inslijpen. Leerlingen moeten immers voldoende leeskilometers maken om goede, strategische begrijpend-lezers te worden. Ook het stimuleren van begrijpende leesvaardigheden buiten de school, waaronder de thuiscontext, is erg van belang. Schoolteams kunnen een actieve rol opnemen in het bevorderen van buitenschools lezen, onder andere door ouders aan te zetten om veel voor te lezen, een actieve samenwerking op te zetten met de openbare bibliotheek, kinderopvang, speelpleinen en andere vrijetijdsactiviteiten, en daarbij het belang van leesbevordering te onderstrepen en ondersteunen.

Begrijpend lezen moet terug een van de allerbelangrijkste vaardigheden in het basisonderwijs worden

Meer dan ooit is begrijpend lezen een sleutelcompetentie voor jonge kinderen. Wie goed begrijpend kan lezen, maakt meer kans op schoolsucces. In alle vakken van het curriculum, en zeker vanaf de derde graad van het basisonderwijs, wordt van leerlingen immers gevraagd dat ze handboek- en andere teksten goed begrijpend kunnen lezen. Buiten de school is goed begrijpend lezen en kunnen omgaan met schriftelijke informatie een levensbelangrijke competentie, zeker in deze eeuw van informatie-overvloed. Internationaal onderzoek toont aan dat wie op 18-jarige leeftijd laaggeletterd is, significant meer kans maakt om in de werkloosheid te belanden, afhankelijk te worden van een sociale uitkering en minder lang gezond en gelukkig te leven. Schoolteams moeten er dus alles aan doen om ervoor te zorgen dat alle kinderen goed en graag leren begrijpend lezen!

sleutelbos

Meer lezen? Meer voorbeelden?

Klik door naar de praktijkgerichte publicatie op de website van de Vlor, en naar het wetenschappelijk eindrapport, via de volgende link:

https://www.vlor.be/publicaties/praktijkgericht-onderzoek/sleutels-voor-effectief-begrijpend-lezen

Het effect van leesplezier op woordenschat, spelling- en… wiskundeprestaties

Uit een grootschalig  onderzoek van de University of London (Institute of Education) blijkt dat ‘reading for pleasure’ (lezen voor je plezier) bij leerlingen tussen 10 en 16 een zeer positieve impact heeft op hun woordenschat, spellingvaardigheden en… prestaties voor wiskunde. Zeer opvallend is dat voor deze leerlingen het effect van vaak “lezen voor je plezier” sterkere effecten op hun schoolprestaties had dan de opleiding van hun ouders. Voor 5-jarige kinderen bleek er een sterk effect uit te gaan van ouders die voorlezen. Het is belangrijk om te onderstrepen dat het bij “lezen voor je plezier” door de 10- tot 16-jarigen niet alleen om verhalen en boeken (fictie) ging, maar ook om bijvoorbeeld het lezen van de krant voor je plezier.

Vooral het verband met wiskundeprestaties was voor de onderzoekers  een verrassing. Zij opperen de verklaring dat jongeren die vaker lezen, oefenen in het leren omgaan met nieuwe informatie, en dat is een competentie die belangrijk is in veel vakken van het curriculum.

Het valt dus niet te verbazen dat de onderzoekers ervoor pleiten dat alle betrokken partijen (ouders, leerkrachten, overheid, organisaties die lezen bevorderen) leesplezier bij de jeugd nog sterker proberen te stimuleren. In deze moderne multimediale tijden lijkt dat lastig: jongeren krijgen zoveel andere prikkels aangeboden, vooral via de computer en sociale media. Maar dat laatste kan net een troef zijn: moderne technologie kan leesplezier immers ook vergroten, onder andere via e-readers, de beschikbaarheid van digitale kranten op het web, weblinks naar verfilmingen van verhalen en romans, en de mogelijkheden die jongeren hebben om zelf een filmpje te maken rond een gelezen verhaal of het op een creatieve manier met anderen te delen. Moderne technologie kan dus een zeer krachtige bondgenoot van leesplezier zijn, eerder dan een concurrent of vijand.

Het Londense onderzoek is ook erg prikkelend wat de leeftijdsgroep betreft bij wie de sterkste effecten van leesplezier werden gevonden. Tussen 10 en 16 jaar gaat leesplezier immers vaak verloren: ook in Vlaanderen zijn er aanduidingen (bijvoorbeeld vanuit het PISA-onderzoek) dat veel  15-jarigen  niet graag meer lezen. Het onderwijs kan een heel belangrijke rol spelen in de houding van jongeren ten opzichte van leesmateriaal. We hebben in het onderwijs een uitgesproken leesvriendelijke leeromgeving nodig, met:

– een leesdidactiek die een brede waaier aan keuzemogelijkheden aan jongeren aanbiedt (met keuzes uit fictie en non-fictie in plaats van alleen maar teksten die door iedereen MOETEN gelezen worden);

– motiverende activiteiten waarbij de jongeren hun leeservaring op een positieve, creatieve manier verwerken en met anderen delen;

– een slim gebruik van digitale hulpmiddelen en sites als Boekenzoeker.org om leerlingen aan gepast, nieuw en uitdagend leesvoer te helpen;

– leerkrachten die hun eigen liefde voor lezen overdragen op de leerling.

Zulk een leesvriendelijke leeromgeving kan wel degelijk een groot verschil maken, zo leert het Londense onderzoek. Leesvoer voedt naast taalvaardigheid en wiskundekennis immers ook de creativiteit, relatievaardigheden, en de kennis van de wereld van leerlingen. Lezen voedt de persoonlijkheidsvorming van jonge mensen in een cruciale fase van hun ontwikkeling; de houding tegenover lezen die zij in deze fase opbouwen zal grotendeels bepalen hoe ze later zelf als ouder het leesplezier van hun kinderen zullen stimuleren.

Misschien moeten we in de hervormde eerste graad van het secundair gewoon één uur “vrij lezen” invoeren. Voor alle leerlingen!

Meer lezen?

http://www.ioe.ac.uk/89938.html

Begrijpend-leesonderwijs: wat werkt?

Welke kenmerken van begrijpend-leesonderwijs maken voor leerlingen het verschil? En werken die kenmerken voor alle leerlingen? In een recent onderzoek van de KU Leuven (gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap) werden die vragen onderzocht.

Wat werkt? De volgende kenmerken van leesonderwijs bleken een positief effect te hebben op de  leerwinst die leerlingen in het vijfde leerjaar van het basisonderwijs voor begrijpend lezen boekten:

  1. Goed georganiseerde en aantrekkelijke lessen: leerlingen leerden meer bij als ze de (lees)lessen ervoeren als interessant, goed georganiseerd en goed gestructureerd.
  2. Aandacht voor leesstrategieën: leerlingen leerden meer bij als er aandacht werd geschonken aan leesstrategieën (bijv. hoofdzaken van bijzaken onderscheiden, tussentitels gebruiken….). Internationaal onderzoek leert ons dat dit het meest oplevert als er aandacht aan leesstrategieën wordt geschonken terwijl de leerlingen een interessante begrijpend-leestaak uitvoeren. Er mag dus niet zomaar in het luchtledige aan strategieënonderwijs gedaan worden.
  3. Coöperatief leren: regelmatig gebruik van werkvormen waarbij leerlingen moeten samenwerken aan een begrijpend-leestaak heeft een positief effect op leerwinst.
  4. Veilig en stimulerend leerklimaat: de leerlingen boeken meer leerwinst als ze het leerklimaat als veilig, niet-bedreigend en stimulerend ervaren. Er moet dus een positieve sfeer in de klas hangen.
  5. Vakoverschrijdende leeractiviteiten: de leerlingen boekten meer leerwinst voor begrijpend lezen als er niet alleen in de taallessen, maar in alle domeinen aan begrijpend lezen werd gewerkt.
  6. Differentiëren in het leesonderwijs: de leerlingen boekten meer leerwinst als de leerkracht haar ondersteuning afstemde op de leerbehoeften van de leerlingen en oog had voor verschillen (bv. in leesbegrip) tussen leerlingen.
  7. Werken met leesouders: ook deze maatregel had een positief effect op de leerwinst voor begrijpend lezen.

Deze resultaten bevestigen de steeds weerkerende trends in internationaal onderzoek naar leesonderwijs: het werken met interessante en uitdagende leestaken (die leerlingen zin doen krijgen in lezen), waarbij de leerlingen gedifferentieerd ondersteund worden en regelmatig mogen samenwerken en waarbij aandacht wordt besteed aan leesstrategieën werpt vruchten af, zeker als dat gebeurt in een positief, veilig, stimulerend klimaat, en als dat niet alleen in de taallessen gebeurt, maar doorheen het curriculum.

Werken deze ingrediënten voor alle leerlingen? JA. Zowel het Vlaams onderzoek van de KU Leuven als het internationaal onderzoek geven duidelijk aan dat alle leerlingen (sterkere lezers en zwakkere lezers, allochtone en autochtone leerlingen, kinderen van hooggeschoolde en laaggeschoolde ouders) van deze maatregelen profiteren. Ze worden er betere lezers van, en dat is een sleutelcompetentie in het onderwijs van de 21ste eeuw. Zwakkere lezers mogen dus niet op leesdieet gezet worden: ook zij hebben nood aan leuke, uitdagende, motiverende begrijpend-leestaken waarbij ze goed ondersteund worden terwijl ze de taken uitvoeren.

Voor meer info over dit onderzoek, zie http://www.ond.vlaanderen.be/obpwo/projecten/2009/0904/default.htm